| |
| |
| |
Alles komt goed
Moeders willen met wijsheden niet altijd van het ergste scenario uitgaan of kinderen alleen maar bang maken voor wat er allemaal op hen afkomt. Zeker in deze tijden zijn geruststellende boodschappen die beginnen met ‘Alles komt goed’ welkom. Er gaat een rust en zekerheid van uit die de ontvanger op zijn gemak stelt. Er is perspectief, er is licht aan het einde van de tunnel, en er is niet meer nodig dan een wijsheid om de weg te wijzen.
| |
Tijd en brood
Als we iets willen meemaken of bereiken, moet dat het liefst zo snel mogelijk gebeuren. Het vooruitzicht weken, maanden, jaren te moeten wachten op een goede uitkomst zint ons meestal niet. Voor velen onder ons - zeker wie in de actieve levensfase zit - is tijd dus een schaars goed geworden. Niet alleen hebben we er te weinig van - we proppen ons leven graag vol met dingen die we denken te moeten doen - maar bovendien
| |
| |
zijn we ongeduldig geworden. Het wordt almaar moeilijker om de jeugd met uitgestreken gezicht van de volgende wijsheid te overtuigen: Alles komt goed met tijd en boterhammen, zoals ze dat vooral in Oost-Vlaanderen menen te weten. Christiane uit Smetlede, Benita uit Aalst en Katrijn uit Deinze wisten het te melden.
Deze wijsheid moet ook buiten Oost-Vlaanderen bekend zijn geweest, volgens de dialectwoordenboeken:
- | De rest zal komen, met tijd en boterhammen. (Gents Woordenboek) |
- | Dat zal kommen met tijd en boterhammen. (Waasch Idioticon) |
- | Met tied en boeterammen. (Brugs Woordenboek) |
- | 't God ol wel beetern met tied en stuutn. (Woordenboek van het Poperings) |
- | Dat komt in orde met taid en booterhammen. (Woordenboek van het Asses) |
- | Met tijd en boterhamme wodde de kingere groeët. (Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon) |
| |
Geduld
Mispels rijpen op stro, dat herinnert Guido uit Schellebelle zich. Een variant op de tijd en de boterhammen, want elders zegt men: Met tijd en stro rijpen de mispels. De mispel is een heester uit de rozenfamilie met witte
| |
| |
of roze bloemen en bruine pitvruchten. Een voedzame plant, vol vitamine C, goed voor de spijsvertering. Het wordt aanbevolen de mispel een tijdje te laten gisten en hem net voor hij begint te schimmelen op te eten. ‘Zo rot als een mispel’ slaat dus in feite op een lekkernij.
In hetzelfde gezin antwoordde de moeder, als de kinderen haar alles tegelijk wilden laten doen: Ik kan niet kleppen, luiden en den ommegang gaan. De katholieke ondertoon kan hier niet geloochend worden. Een ommegang is een religieuze processie, oorspronkelijk rond de kerk.
Heel plastisch wordt het bij Marita. De wijsheid dateert nog uit de tijd dat we in vuistdikke en in onleesbaar kleine lettertjes gestelde witte of gouden gidsen een telefoonnummer moesten opzoeken. De oudere lezer weet dat dat een tijdrovende, soms frustrerende bezigheid was. Met een lichte overdrijving werd het bij Marita thuis dan: Het komt, zei den boer, en hij zat al acht dagen op 't gemak. Wie zei er weer dat geduld een schone deugd is? Het is een zeispreuk en niet echt een volkswijsheid, maar moeders gebruikten ze wel en het had effect.
De moeder van Sigrid hield van elliptisch denken: Geduld, en op tijd wordt gras melk. Als je een beetje opgelet hebt in de biologieles, weet je dat melk door runderen wordt geproduceerd en dat die dieren zich vooral met gras voeden. Het heeft tenminste dat voordeel op het tijd-en-boterhammenscenario dat het een fenomeen is dat minder onder druk staat. Koeien zul- | |
| |
‘Het komt, zei den boer, en hij zat al acht dagen op 't gemak.’
| |
| |
len nog wel een poosje melk blijven geven en vooralsnog kunnen ze genoeg grazen om deze logica uit de voedselketen te laten overleven.
Als kinderen ongeduldig op iets zaten te wachten, konden Gentse moeders volgens het Gents Woordenboek hen tot meer geduld aansporen met 't Zal wel komen, de hond zijne steert is ook gekomen. In het Brugs Woordenboek en in het Gents Woordenboek kon ook de kat komen: De katte haar een steert is wel gekomen of De katte z'n stèèrt is ook gekommen. In Kortrijk, Gent, Ouwegem, Hamme en het Waasland zeggen moeders wel eens: Het zal wel koelen zonder blazen. Ook hier dus een pleidooi om de tijd zijn werk te laten doen en vooral geduld te hebben. Brandend actueel trouwens: er wordt in dit tijdvak ontzettend veel en vaak geblazen, onder meer op media die sociaal worden genoemd en dat ook horen te zijn. Ervan uitgaan dat iets wel koelt zonder blazen is niet noodzakelijk de beste strategie... Ja, die ovenschotel die net uit het fornuis komt, die zal wel vanzelf koelen als je maar lang genoeg wacht. Maar de wonde die een bedrijfssluiting of ontslagronde slaat, daar moet wat sneller op geblazen worden.
In Hoeilaart zeggen ze: Ge koent de woege ni vui de pjaren oele. Anders gezegd: je kunt de wagen niet voor de paarden spannen. Nu, in Hoeilaart weten ze wat van paarden. Meer bepaald in Groenendaal, door Delvaux onvergetelijk in beeld gebracht (het station toch) en later door André Bialek onnavolgbaar bezongen.
Carine uit Wenduine had een moeder met politiek talent. Zoals echte politici ordende ze de wereld graag
| |
| |
in groepjes van drie. Vandaar de wijsheid: Drie dingen moet je hebben in je leven: geduld... geduld... en nog eens geduld.
Jenny uit Mechelen had een moeder die haar zwakke plek kende. Als ze bijvoorbeeld in een wachtkamer niet kalm was - en later bij uitbreiding bij elk nerveus moment - haalde haar moeder deze wijsheid boven: Van geduld krijg je schoon ogen. Dat zullen in Mechelen dan wel ‘sjchoen oege’ geworden zijn, vermoedelijk.
Antwerpenaren konden naar aanleiding van hun ongeduldige kinderen volgens het Idioticon van het Antwerpsch Dialect wel eens verzuchten: Patiëntie is e kruid dat in alle hoven niet en groeit. In Schellebelle maakte Guido's moeder er een woordspelletje met een plaatsnaam van als hij te ongeduldig werd: Nie zuu rap, Wachtebeeke bestaut uëk. En Sabine uit Gent herinnert zich: Geduld moet je meer hebben dan geld in het leven! Als alle andere argumenten - tijd, boterhammen, gras, melk, paarden, schoonheid - op zijn, dan wordt het belang van geduld graag afgemeten aan de hoeveelheid geld.
| |
Als en dan
Geduld is duidelijk niet de beste eigenschap van vele kinderen. Eindeloos kunnen ze doorgaan met vragen of opmerkingen die beginnen met ‘Als...’. Moeders krijgen het er soms van op hun heupen en dat laat duidelijk sporen na bij hun zonen en dochters.
| |
| |
Een ‘als’ smeekt meestal om een ‘dan’ in het tweede deel van de zin. Het lijkt wel hogere wiskunde: ‘Als x dit was, dan was y dat.’ Het grootste aantal moederlijke reacties valt hieronder. Een hele parade flora en fauna passeert de revue: hemels en mussen, katten en koeien, grootmoeders met wieltjes... Je kunt het zo gek niet bedenken of het kan in een als-danvergelijking gegoten worden.
Wat als de kat een koe zou zijn? Tientallen inzenders en ook heel wat woordenboeken kennen die gedaanteverandering. Als mijn kat een koe was, kon ik ze melken achter de stoof. Geen zin om dat te doen achter de stoof? Dan kan het misschien onder de stoof, en bij Birgit uit Herentals en Annemie uit Duffel kan het ook boven de stoof, in de hoop dat die stoof op dat ogenblik geen warmte geeft, of de kat verbrandt haar pootjes. Bij Leonie, de oma van Guido uit Merksem, mocht het onder de stoof. Ze bedoelde: het heeft geen zin om te zeggen ‘Als dit, dan dat...’, want de feiten zijn nu eenmaal wat ze zijn. In Tienen (Wélle Klappe Tins - 'n speise và diksionèèr) wordt dat: As ons kat een koei weër, dan koste we z'onder de stouf mèleke.
En wat als de kat dan inderdaad gemolken werd onder, boven of achter de stoof? De grootmoeder van Karin uit Blaasveld benoemde het resultaat in plaats van de handeling: Als ons kat een koe was, hadden we alle dagen verse melk. Ze gebruikte de wijsheid vooral als de kleinkinderen weer eens aan het zeuren waren dat het speelgoed van vriendjes beter was dan het hunne.
| |
| |
Het is maar hoe je de zaken bekijkt. Andere moeders, zoals die van Annie uit Hasselt, vonden de stoof maar niets of waren korter van stof: Als mijn kat een koe was, gaf ze melk. Deze reacties zijn in allerlei situaties te gebruiken. Voormalig Groen-politica Mieke Vogels gebruikte ze zelfs bij interviews door journalisten die haar de pieren uit de neus wilden halen.
Vrijwel alle moeders kennen en gebruiken dit soort wijsheden, behalve in West-Vlaanderen misschien. Daar hebben ze meer iets met hun tantes. Niet enkel katten zijn immers onderhevig aan gedaanteveranderingen in de als-danreacties, familieleden moeten het evengoed ontgelden. Ze kunnen veranderen van geslacht, maar ze worden ook voertuigen allerhande: karretjes, kinderwagens, kruiwagens, ijskarretjes, auto's, trams... Het gaat dan vooral over grootmoeders en tantes: tantes worden vaak nonkels, grootmoeders krijgen vaak wielen of tremen. Een keer is het slachtoffer de schoonmoeder:
- | A(l)s main matant treemels hâ, was 't een krêmkerken. (Woordenboek van het Asses) |
- | A mijn tante wielkes g(eh)ad, 't wa(s) nen auto. (Kortrijks Woordenboek) |
- | As, as, as... m'n taant börre ha wór het 'ne kruwaogel. (Diepenbeeks. Eigenwoordig en eigenzinnig) |
| |
| |
- | Als mijn grootmoeder wieltjes had, was het een karretje. (Erik uit Ukkel) |
- | Als mijn tante wielen had, was 't nen tram. (Aalst) |
- | As min skoonmoedre wielkies a, teus was 't nen tram. (Jo uit Anzegem) |
Eric uit Ukkel herinnert zich ook het sappige Mocht mijn tante kloten hebben, was het mijn nonkel. Die combinatie van tante met de mannelijkheid van haar echtgenoot is een voltreffer in zowat heel Vlaanderen. Oom wordt nonkel, nonk of nonkelken. De ene is al wat korter van stof dan de andere. We noteerden in onze verzameling:
- | Als mijn tante kloten had, moest ik er nonkel tegen zeggen. (diverse inzenders) |
- | Als mijn tante kloten had, dan was ze mijn nonkel. (diverse inzenders) |
- | As main matant kloeittes ha, was 't een noenkelken. (Woordenboek van het Asses) |
- | As men tant kloete ha, war 't menne nonk gewiest. (Limburg) |
Het hoeven niet altijd gedaanteverwisselingen te zijn. Soms verpakken moeders hun boodschap in een andere vorm. Als de ene conditie vervuld is, volgt logischerwijs een andere.
| |
| |
Een favoriet is de hemel die naar beneden dondert: Als de hemel invalt [of valt], zijn alle mussen dood. Bij Erna uit Beernem en Chris uit Schoten betekende het: leef het leven zoals het komt, je moet je vooraf niet te veel zorgen maken of proberen te voorkomen wat toch komt. Bij Pieter in Kortenberg eenzelfde teneur: je moet niet speculeren over wat voor ongelukken er zouden kunnen gebeuren, leef nu en geniet ervan. Voor ‘hemel’ horen we even vaak ‘lucht’: Als de lucht invalt, zijn alle mussen dood of donderen al de mussen op uw hoofd, zoals in Lebbeke. In Antwerpen wordt de lucht ‘locht’: Als de locht invalt, dan zijn de musschen allemaal dood, noteren Cornelissen en Vervliet in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect. Het Woordenboek van het Asses kent drie mogelijkheden: Als de lucht invalt, Als n'heemel invalt, en ten slotte Als de wind valt, zèn al de musn doeëd.
Een alternatieveling uit Opwijk vond een andere oplossing: Als de lucht invalt, hebben we allemaal een blauwe muts. Stel het je maar eens voor! Nog net geen smurfen. Maar hij is niet alleen, Ook Jan kent het en Joos noteert behalve de doodvallende mussen blauwe mutsen in zijn Waasch Idioticon: Als de lucht invalt, zijn al de musschen dood of dan loopen wij allen met eene blauwe muts. Hij noteert ook nog een derde mogelijkheid: Dan kunt ge er uw hoofd door steken en ginder piep roepen.
| |
| |
| |
Had en dan
Vergelijkingen worden meestal ingeleid met ‘als’, maar moeders vergeten die soms. Ook het werkwoord ‘hebben’ kan onmogelijkheid aanduiden in de vorm van ‘had’, zoals bij A je zuster e perlut, twa je broere. Welk lichaamsdeel met de ‘perlut’ bedoeld wordt, laten we aan je fantasie en biologische kennis over. Deze constructie werkt ook met de kat, de koe, de tantes en de nonkels. In Schellebelle zegt Guido: Had ons kat een koe geweest, we konden ze melken onder de stoof en in het Brugs klinkt het: Had mijn tante kloten gehad, dan was ze mijn nonkel. Oostende kent er ook een paar, zoals vermeld in het Oostends Woordenboek: Haa mien tante klootn hed, 't was mien noenkel, haa mien tante wieln hed, 't was e kiendervateure (kinderwagen), Haa mien tante e wiel hed, 't was e kortewaagn (kruiwagen), en nieuw: Haa je nie geetn, j' en haa nie gesjheetn. De laatste lijkt dan weer op wat we verder in het oosten horen, onder andere in Herentals en rond Hasselt: Had ik hei gegeten, ik had bessems gescheten. Bezems klinkt in Herentals als ‘bessems’.
Schijten en eten kunnen ook worden omgedraaid. Marleen in Zingem zegt: Oad den boer nie gescheetn, de stroppen oan gien eten. Een doordenkertje is wat Jan en Jos leerden: Als hadden komt, is hebben te laat.
| |
| |
| |
As
‘Als’ wordt vaak uitgesproken als ‘as’ en dat zorgt voor allerlei woordspelletjes. As heeft immers twee verschillende betekenissen: verbrand hout of een stang. As de as brekt, vult de kaar. Ook Joos in het Waasch Idioticon speelt met deze betekenis: Als de as breekt, valt de karre.
Maar ook as als verbrand hout of verbrande kolen scoort hoog. In het Standaardnederlands is er: As is verbrande turf, maar in Vlaanderen bestaan er veel andere varianten. In Leuven gebruikte de moeder van Lore wel eens: As dat is verbrande hulle, waarmee ze wilde zeggen dat gedane zaken geen keer nemen en dat het geen zin heeft te speculeren. Dit hulle of soms oeille zijn verbrande kolen.
Een andere Leuvenaar stuurde ons: Asse es verbrand oule, identiek aan wat men in Tienen zegt. Een verschil tussen jong en oud in Leuven, dat ‘asse’ en ‘as’? Pletinckx vermeldt in zijn Woordenboek van het Asses: As es verbrand' hoeille.
In andere plaatsen en regio's (Antwerpen, Gent, Tienen, het Hageland) vergelijkt men met verbrand hout. Lievevrouw-Coopman noteert in het Gents Woordenboek kort en krachtig: As(ch) is verbrand hout, net als Claes in het Bijvoegsel aan de Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon. In Tienen wordt het: Assen es verbrand haat. Cornelissen en Vervliet zeggen in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect: Assen is verbrand hout, en dat zegt men tegen iemand
| |
| |
‘die gedurig veronderstellingen maakt, die gedurig het woord as in den mond heeft’. Soms voegt men er nog aan toe: En törf is geen half hout. Ze kennen daarnaast ook Ass(ch)en is verbrand hout en verbrand hout zijn vervunkte kolen. In het Waasland bij Joos (Waasch Idioticon) vinden we het vergelijkbare Asch is verbrand hout en kolen is vinkhout. ‘Vinkhout’ is blijkbaar ligusterhout.
Een derde mogelijkheid is het woordspelletje met de naam Asse. Asse klinkt net als ‘als’ immers als ‘as’ in het dialect. Pletinckx heeft er twee genoteerd in zijn Woordenboek van het Asses: As leit booven d'Ha. Vertaald in het Nederlands wordt dat: Asse ligt boven Terheide. Daar kan dan nog aan toegevoegd worden: En Merchten leit in 't murn. In het Nederlands: Merchtem ligt in 't midden. De tweede variant vergelijkt Asse dan weer met een ander dorp: Maazel leit onner As èn 't bereigert nog. Vertaald: Mazenzele ligt onder Asse en het beregent nog.
| |
Haddik...
Als Betty weer eens een zinnetje begon met ‘Had ik...’, dan kreeg ze te horen: Aak zaa de kroe en ze vloog weg. ‘Had ik, zei de kraai en ze vloog weg.’ De ‘aak’ verwijst dus niet enkel naar ‘had ik’, maar ook naar de schreeuw van de kraai.
Charlotte uit Eeklo herinnert zich als antwoord op
| |
| |
‘Had ik dit of dat maar gedaan’: Auk auk auk... zegt de puij! Voor wie het Meetjeslands niet machtig is: ‘Als ik als ik als ik, zegt de kikker.’ De kikker wordt in die streek dan ook de aakpui genoemd. Eenzelfde fenomeen doet zich voor in Gent, maar daar trekt de kikker ook zijn conclusies: Oa'k zei de puit, en hij sprong in 't woater. Een iets uitgebreidere - en pijnlijkere - versie lezen we in het Dialectwoordenboek Zuidwest-Meetjesland: Ao'k zei de puit en hij hangdege mee zijn kluuëdn aan 't eis gevroozn.
Guido Serpieters meldt een typisch West-Vlaamse wijsheid: Ak en zoede zijn van dezelfde oede. Letterlijk vertaald: ‘Als ik en zou jij zijn van dezelfde leeftijd’, maar ja... dat zegt natuurlijk niets. Dat geldt ook een beetje voor Oatie en toatie waren twee broers, ons gesignaleerd in Oudenaarde. ‘Als hij’ wordt daar in het dialect ‘oatie’. Iets langer en daardoor misschien begrijpelijker is: At'ie en zout'ie waren twee broers en ze 'n kosten malkander nie, vertaald als: had(de) hij en zou(de) hij waren twee broers en ze kenden elkaar niet. ‘At'ie’ en ‘zout'ie’ worden uitgesproken als ‘oatie’ en ‘zoetie’. Niet alleen in Vlaanderen gebruiken moeders deze wijsheden, ook Duitse moeders zeggen iets vergelijkbaars: Der ‘hätt’ ich', ‘wollt’ ich' und ‘sollt’ ich' sind leibhaftige Brüder.
| |
| |
| |
Kurkenwijsheid
Leraar op rust Toon blogt dat oma Rosalie uit het Nederlandse Oirschot over eigendunk en te grote ego's placht te zeggen: Een groot gedacht en een kurken ziel, en ge drijft boven. Een prachtig beeld: laconiek ontnuchterend en humoristisch tezelfdertijd. Maar ook in Vlaanderen is deze wijsheid bekend. Oorspronkelijk moet het volgens onder meer het Woordenboek der Nederlandsche Taal en het Spreekwoordenboek van Harrebomée geweest zijn: Een goed geloof en een kurken ziel, dan kun je drijven of Een goed geloof en eene kurken ziel: dan drijft men de zee over [of altijd boven], met de betekenis ‘met goed vertrouwen en luchthartigheid (onbezwaard gemoed) komt men alles te boven’. De uitdrukking zou zelfs in het Duits bekend zijn, afgeleid van de Nederlandse. Al in 1698 is daar Ein guter Glaube und ein Korkpfropf halten sich imner oben opgetekend. Een wijsheid die in Antwerpen stevig verankerd blijkt, want die ons vanuit vier onafhankelijke bronnen - drie inzenders en het Idioticon van het Antwerpsch Dialect van Cornelissen en Vervliet - met een kleine variatie werd toegeleverd: Een goe gedacht en een kurken ziel en ge blijft drijven, Een goed gedacht en een kurken ziel en we drijven, E goed(d) gedacht en 'en körke(n) ziel, dan kunde nie(t) verzinken. Drijven en niet verzinken komen natuurlijk op hetzelfde neer. Maar wat betekent het precíes? Daarover verschillen de bronnen van mening. Linda denkt: ‘Men wil ons altijd wel wat wijsmaken opdat we zouden zwij- | |
| |
gen.’ In het Vlaams Woordenboek denken ze: ‘Iemand in zijn gedacht laten.’ Het Nederlandse Woordenboek woorden.org schrijft dan weer: ‘Met
vertrouwen en optimisme kan men alles aan.’
Niets is écht onmogelijk, weet Mieke uit Waarschoot. Als iemand met wat fantasie te veel een minder realistisch idee had, pareerde ze dat zo: Met een goed gedacht en een kurk in uw gat kan je aan Breskens over. Dat is de plek in Zeeland waar de Westerschelde in de Noordzee komt en waar je als fietser of voetganger met de veerdienst kunt oversteken naar Vlissingen. Auto's doen het al een hele poos door de Westerscheldetunnel.
Hoewel, soms moet je toegeven dat iets onmogelijk is, zo vond de moeder van Erik uit Aalter: Dat is tegen ons Heer om ter verste pissen. Of nog: 't Is verloren wijwater tegen te smijten. De moeder van Rita in Hoeilaart hield het bij: Doe zal vuil volk kommen eine zeen, daar zal veel volk naar komen kijken.
Iemand iets uit het hoofd praten dat onmogelijk leek, dat deed de moeder van Gust uit Lier ook: Da ziede van Lips. Dit behoeft wat uitleg, want niet alleen moet je Lier een beetje kennen, de moeder van Gust maakte ook de typische verwisseling tussen een eind-p en eind-s, zoals in ‘heps’ voor hesp, of ‘rusp’ voor rups. Het Lisp is een wijk buiten Lier - het voetbalstadion ligt daar. De Lispermolen lag er in de middeleeuwen en daar werkten vooral handelaars en ambachtslui, zo- | |
| |
als de wolwassers aan de oevers van de Nete. De wijk had geen al te beste reputatie, maar sinds de Ring rond Lier er is, is de wijk helemaal ontsloten. In Lier halen ze de p en de s echter nog altijd door mekaar, dus ook de jeugdbeweging heet Chiro Lips.
Soms is een ‘als’ voldoende, in Limburg toch: As ich wiest wa ich niej wiest. Vertaald: als ik wist wat ik niet wist.
| |
Stoefers en klagers
Geef de boffers een brood, de klagers hebben geen nood. Karlien uit Roeselare en Gino uit Nieuwpoort hadden een moeder met inzicht in het menselijke handelen. Of anders gezegd: een moeder met bijzondere aandacht voor de welstand van anderen. Als ze mensen zag die het graag breed lieten hangen, dan vermoedde ze dat die wel eens een karig rantsoen van boterhammen met confituur zouden kunnen aanhouden om met een chique wagen te kunnen rondrijden. Mensen die veel klagen over geld hebben volgens haar dan weer zelden iets te kort. En zo is het altijd wat. Benieuwd waar Karliens mama zich zélf bevond op de schaal tussen boffer en klager. Ergens in het veilige midden, wellicht.
In Anderlecht - en bij uitbreiding in heel Brussel, Vlaams-Brabant en zelfs daarbuiten - wordt de boffer een stoefer. Hij krijgt geen heel brood maar slechts een stuk, en er is er slechts één de klager: Geef de stoefer een
| |
| |
stuk brood, de klager heeft geen nood. Brusselse nuchterheid, allicht. En een wijsheid is alleen maar sterker als ze verpersoonlijkt wordt in één figuur: de figuur van de stoefer, de figuur van de klager. In Pulderbos maken ze het allemaal weer wat compacter. Zwijgzame Kempenaren, allicht: Klagers geen nood en stoefers geen brood. Waarom tien woorden gebruiken als het met zeven ook gaat? In tijden van crisis niet onlogisch. Cornelissen en Vervliet vermelden het ook in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect: Klagers hebben geen nood en stoefers geen brood. Soms horen mensen wel ergens een klokje kleppen, maar is de klepel even zoek, zoals in En geef de klager geen nood en de stoefer een brood. Als ‘geven’ en ‘hebben’ door mekaar worden gebruikt, dan verdwijnt de logica. De varianten op het thema zijn dan redelijk eindeloos.
Voor opscheppers hebben moeders weinig goede woorden. In Oostende, waar ‘boffen’ in gebruik is voor opscheppen, snoeven, neemt Roland Desnerck Die boft en blageert, lopt holf gekreveerd op in zijn Oostends Woordenboek. Het snoeven is een compensatie voor een gebrek aan geld, zegt hij.
Voor iemand die iets te veel opschept, heeft moeder ook haar antwoord klaar: Hij boft alsof de keuning zijn peter ware, alsof hij heel de wereld ware, schrijft Joos in zijn Waasch Idioticon. En Teirlinck kent het ook in het Zuid-Oost-Vlaandersch Idioticon: Hie boft as of de keunenk zij' peetse ware, in een vrouwelijke versie: Ze boft as of de keunenginn' her meetse ware. En
| |
| |
dat opscheppen gemakkelijk is, vertellen het Idioticon van het Antwerpsch Dialect en Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon: Stoefen en in de broek schijten is geen kunst (Antwerpen), Stoefen en in de broek schijten kan iedereen (Antwerpen) en Stoefen en broekschijten en es gin kunst (Hageland). In Vlaanderen zijn ‘stoefen’ en ‘boffen’ de twee meest gebruikte werkwoorden als we over opscheppers en snoevers spreken.
Naast stoefers kennen we natuurlijk ook klagers. Wie als kind niet naar school wilde, kon wel eens lichamelijk lijden veinzen. Hoofdpijn, altijd een goeie, dacht Lidia. Dat was dan buiten haar moeder gerekend. Met een welgemikt Dat is ver van uw gat, daar moet ge niet op zitten kon ze beschikken en de boekentas klaarmaken voor een goedgevulde schooldag. Ook Rita uit Merksem kon op weinig pardon rekenen uit moederlijke hoek als ze een pijntje had: 't Is ver van uw gat, dus je moet er niet op zitten. Vlaamse Volkstaal formuleert het als antwoord op de mededeling dat iemand hoofdpijn heeft: 't Is beter dan aan uw gat, ge moet er niet op zitten. En Claire uit Genk moest ook al niet te veel compassie verwachten: Pijn is pijn en ieder voelt de zijn. Moeders, een onverbiddelijk ras, and you don't fool them easily.
Nog een ander favoriet klaagmoment voor kinderen, jong of niet al te jong meer: stappen of wandelen, met nog een grote afstand voor de boeg. Beter zere voeten dan trage voeten, zo luidde dan het onverbiddelijke verdict.
| |
| |
| |
Spijt is wat de koei schijt
Iedereen heeft soms spijt, zeker kinderen, maar moeders accepteren dat niet altijd. Dat blijkt uit de inzendingen en uit geschreven bronnen zoals de dialectwoordenboeken van Asse en het Waasland. In Asse zegt een moeder wel eens tegen een kind dat spijt betoont: Daa(r) gaat veul spait in ne zak veu(r) datn vol és. Elders in die regio zeggen ze het net iets anders: Er gaat veel spijt in e bezzeke. Een bezzeke is een dialectwoord voor zak, een beursje als het ware.
Dat spijt na de zonde komt (zoals Gerlinde uit Herenthout van haar moeder te horen kreeg) en dus te laat komt, wordt in Asse als volgt verwoord: Spait komt è(l)ted te laat! Moeders vergelijken spijt dan wel met een medicijn dat verlichting brengt, maar toch blijven ze benadrukken dat men beter had moeten nadenken: Spait es een goei zalf maar ze komt te laat of Spait es een goei zalf maar ze geneest slecht zijn twee wijsheden uit het Woordenboek van het Asses.
In het Waasland vergelijkt men spijt met het slechte: Het spijt is van den duvel gemaakt. Moeders veroorloven zich zelfs dichterlijke vrijheid en rijmen erop los. De moeder van Mieke uit Hamont riep: Spijt... is wat 't oude wijfke schijt! In Herentals kent Jos Spijt is wat de koei schijt. En in het Waasch Idioticon staat: Het spijt gaapt wijd.
| |
| |
Als Yvo uit Brugge zei: ‘Het is spijtig dat...’, kreeg hij te horen: Spijtig is de boter op je gat smeren en je boterhammen droog eten. In Herentals kent Jos een gelijkaardige uitdrukking, maar die begint met zund, ‘zonde’: Zund is goei boter aan uw gat smeren en zelf droog brood eten. Met andere woorden, met spijt koop je niets. Bezin eer je begint.
Als je als kind iets had gedaan waarvan je al dan niet spijt kreeg, drukte moeder je op het hart dat je ook de gevolgen van je daden moest dragen. In een aantal gevallen had moederlief je wellicht vooraf gewaarschuwd voor dit of dat. En als het dan verkeerd liep, kreeg je het bekende: Wie niet luisteren wil, moet voelen. Al even bekend is - dat blijkt uit de vele inzendingen - Wie zijn gat verbrandt, moet op de blaren zitten. Een keer wordt het op de blazen zitten. In het Standaardnederlands is het spreekwoord: Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Jacob Cats schreef in de zeventiende eeuw al: Wie sijn billen brandt moet sitten op de blaren. Moeders gebruikten het voor kleine misstapjes, maar het werd ook gezegd wanneer dochters kwamen vertellen dat ze ongewenst zwanger waren.
|
|