| |
| |
| |
Moeders keuken
De grootste gemeenschappelijke basisbehoefte is ongetwijfeld dat we ons moeten voeden. Een dagelijks ritueel, en dus inspiratie voor veel wijsheid. Vanuit de keuken, zeker in vroegere dagen een nagenoeg exclusief vrouwelijk werkterrein, kon moeder probleemloos het menselijk gedrag overschouwen en er het hare van denken.
| |
Es 't eten nog nie gerieëd?
De opa van Leen uit Menen zat in de varkenshouderij en bij stilvallende gesprekken aan tafel maakte hij de treffende vergelijking met de ronde die hij met de kruiwagen deed om de varkens te voederen: 't Es stille, de zweens en eetn gekreegn. Als hij op weg was, stond de stal op stelten, nadat het eten geleverd was, keerde een zalige rust weer. Niks menselijks is zelfs het ergste varken vreemd. Die ‘zwiens’ kwamen trouwens ook van pas om enige etiquette te brengen aan de tafel van Bernardine uit Knokke: Je kan nie eten lik een bende
| |
| |
zwiens. Anders gezegd: iedereen op hetzelfde moment aan tafel. En met nette tafelmanieren!
De opa van Beatrice uit Zevergem was niet gauw tevreden: Je bent niets met die borden waar hazen op geschilderd staan, maar waar niets op ligt! De ongeduldigen kregen soms te horen: Honger, dat begint na drie dagen! En Rita uit Gavere kreeg deze universele wijsheid geserveerd als aperitief: Honger is de beste saus. In Antwerpen denkt men anders. Het Idioticon van het Antwerps zegt - en het klinkt negatief: Honger is ‘en kwa(d)e beest of Honger is e scherp zweerd.
Een van de meest gestelde vragen, zeker door kinderen, maar heus niet enkel door hen, is ‘Wat eten we vandaag?’. Als moeders eens geen zin hadden in moederlijke wijsheden, maakten ze zich er soms gemakkelijk van af met een nietszeggend antwoord. Het minder poëtische maar onwrikbare antwoord in Asse was dan meestal Wat de pot kokt! Elders en in de standaardtaal wordt dat Wat de pot schaft. Moeders - of nieuwe vaders - hebben soms weinig tijd voor spelletjes als ze in de keuken staan. Sommige Antwerpse ouders dreigen met Kindjes die vroge weure overgesloge. In Kortrijk serveren ze de nieuwsgierige kinderen Kadul met oorlingen. Kadul is een soort slappe aardappelpuree. Oorling kan hetzelfde zijn als een oorring, maar waarschijnlijk verwijst oorling hetzij naar een goedkoop vleesgerecht waarin varkensoren verwerkt zijn, hetzij naar een bepaalde plant. Bij Katrien werd de vraag afgeblokt met Vroagsjeite me korrente, vraagstaarten
| |
| |
met krenten dus. In Asse had moeder zelfs geen tijd voor de krenten: Vraagstjetn was daar het verkorte antwoord. En behalve de vraagstaarten serveren ze in Asse ook Rut veur 't haar te kroln! Christels moeder uit Hasselt antwoordde: Olifantenvlees met spinazie. In Maarkedal eten ze Sneule van ronkers. Ronkers zijn er meikevers. Ook op het menu daar: Vliegentongen met parapluutjessause. In Dadizele zijn het Sereetjes, in Schaffen serveerde de moeder van Ellen Levende himphampen en in Sint-Niklaas Pap me pikalonen en koekebakken me pek. Bij Martine uit Wilrijk serveerden ze zelfs Des oratolans aux poils de chat. Van veel minder goede smaak getuigde het antwoord van Jeroens moeder uit Kruishoutem: Stront met strepen. Stront met streepjes staat ook in Vlaamse Volkstaal en blijkt heel bekend te zijn in Noord-Brabant in Nederland. Iets ruwer klinkt Wat gaan we fretten?, waarop het antwoord is: Gestoofde begijnetetten. Eén moeder was die vraag zo beu dat ze een wat onbestemd klinkend stuk voedsel noemde als verzamelnaam voor al wat de kinderen niet lustten: Abberdoon. Ze verwees daarmee wellicht naar abberdaan, gezouten vis, soms ook labberdaan genoemd. Vandaag de dag is die vis nog nauwelijks bekend, maar de naam komt wel voor in een aantal oude liedjes. Ook landorium is iets dergelijks.
| |
| |
Wat eten we vandaag? Mullebrouck kent er nog in zijn Vlaamse Volkstaal:
Apevlooien met mierskuitjes.
Apestront met pruttelperen.
Een snee karnemelk met een hane-ei.
Gebraden kanarietongskens.
Pap met stopnaalden.
Nonnebillen met puree.
Mieren aan 't spit.
Een koud kieken met een warm gat.
Spruiten met rijgkoorden.
Pomperluiten (paddenstoel) met hollekensnoten.
Snottebellen met suiker en kwallen met slagroom.
| |
'k Mag het niet
En dan de keren dat kinderen aangeven dat ze iets niet lusten. Dan is het zaak voet bij stuk te houden, zoals de moeders van Roger en Dirk dat in Lier en Zingem deden: Als ge het niet moogt... leg er dan uwe kop [of hoofd] naast. Daarmee was de kous af. Andere moeders waren iets langer van stof, zoals deze uit West-Vlaanderen: Leg er je kop bie, je god toene hoofdstuk en. In Nevele wordt dat: Legt er uwen kop bij, dan zal het uufflakke zijn. Erik uit Aalter hoorde: Legt er ui uuëft bei, 't goa tons uuëflake zijn. Uufflakke en hoofdstuk zijn dialectnamen voor hoofdkaas of kop- | |
| |
vlees. Alleen al op basis van hoe het woord klinkt, kun je de herkomst ervan raden. Het hoeft overigens niet altijd hoofdkaas te zijn. Verwant is de uitspraak: Leg er je kop bij en peins dat het verkenskermis is. Even kordaat was de grootmoeder van Marie-Paule uit Boutersem: Leg je kop er maar bij, en als dat niet hielp: Pist op een hopeke.
Elders in Lier kwam de moeder van Els op tegen voedselverspilling: Beter de buik gebarsten dan de spijs bedorven. Het Idioticon van het Antwerpsch kent het als een uitspraak van gulzigaards: Beter den buik gebersten als het eten bedorven. Ook in Dilbeek, Reet, Borgerhout en Duffel waren ze tegen verspilling, zelfs van broodranden, en dat maakten ze duidelijk met een van de meest doorslaggevende argumenten, zeker voor opgroeiende meisjes: Van korstjes krijg je (dikke) borstjes.
De moeder van Guido uit Schellebelle zei wel eens over iemand dat hij petatten met ambras, lepsaus en knotterwater gegeten had. Dat zei ze wanneer iemand knorrig was aan tafel, de lip liet hangen, zijn neus ophaalde voor wat op tafel kwam en op die manier liet blijken het eten niet te lusten. Naar dat ‘knotterwater’ hebben we het raden, ‘ambras’ is beter bekend, en ‘lepsaus’ wordt in Haaltert gebruikt voor iemand die misnoegd is. Weinig vrolijks dus, maar wel een expressieve wijsheid. Je hoeft niet altijd de letterlijke betekenis te kunnen aanwijzen om toch veel plezier te beleven aan een wijsheid.
| |
| |
Als kinderen onbeleefd aan het slokken waren, zeiden moeders en vaders soms vermanend: Eten en schijten is God verwijten, zoals vermeld in Vlaamse Volkstaal. En als dat allemaal niet hielp, riep de moeder van Steffi: Pakt ui gat, Gents voor ‘Zoek het zelf maar uit’.
| |
Apart en samen
Kieskeurige kinderen in West-Vlaanderen die hun beklag deden over de combinatie van ingrediënten die ze niet bij elkaar vonden horen, konden kiezen uit een scala aan wijsheden. In Tielt klonk het: Goe verskjin is goe tegoare. Goed apart is goed tezamen, dus. In Kortrijk werd dat: Goe verskjin is twoape tegoare, in Torhout: Goed alleene is goed tegoare, en in Roeselare kreeg Andres het recept voor een goede hutsepot mee in wijsheidsformaat: Goed verscheen is goed dooreen.
Kinderen die met lange tanden zaten te eten, zoals Marieke uit Aalst, hoefden niet op veel mededogen te rekenen van hun moeder: Smaakt het niet, het vult toch! Toen Francine meldde dat ze haar bord niet leeg kreeg, werd ze droogweg getrakteerd op: Eet eerst je teveel op.
Voor wie op het einde van de maaltijd nog een halve boterham wilde, had de overgrootmoeder van Rosine uit Tienen deze klaar: Wie geen zin heeft in een hele, heeft ook geen zin in een halve. Veroniques moeder uit Ouwegem gebruikte het vergelijkbare: Wie een halve kan eten, kan ook een hele eten. De vader van Frieda
| |
| |
uit Mechelen werkte vooral op haar gemoed met De kinnekes in China, die eten boomschors. Natuurlijk wist hij ook wel dat zijn kinderen geen idee hadden wat er in China gegeten werd.
Een andere techniek, als je iets niet dacht te lusten: ‘Ik heb geen honger.’ Geen goed idee, weten Ronald uit Turnhout, Paula uit Genk, Lieve uit Beverlo, Jozef uit Maarkedal en Lut uit Leuven, want Dan eet je maar voor de honger die komt.
| |
Roeper en poeper
Als de kinderen met eten zaten te prutsen omdat ze het er raar vonden uitzien of als het even gevallen was, maakte moeder daar snel komaf mee: Wat door de keel kan, kan door 't gat. Maar die keel en dat gat kregen wel eens een andere naam... Als er per ongeluk iets onvoorziens mee ingeslikt werd, zorgde dat niet voor paniek bij Marleens oma in Herentals. Haar kleinkind had per ongeluk een stukje zilverpapier van rond de chocolade ingeslikt. Geen reden tot ongerustheid, wist oma in 1963 al: Wat door de roeper gaat, komt ook door de poeper! Ook stadsgenoot Jos kent Kan het door de roeper, dan kan het door de poeper. Luts moeder uit Eeklo verwoordde het iets korter: Door de roeper gaat door de poeper. Ook Vlaamse Volkstaal kent het, niet voor een stukje zilverpapier maar voor een botje.
| |
| |
De roeper en de poeper werden trouwens ook geciteerd om te wijzen op het belang van een gezonde eetlust en dito stoelgang: Houd de roeper en de poeper goed open en laat al de dokteurs naar de mane lopen. Bij de Engelsen is dat iets met an apple a day, bij ons wordt het een pak plastischer.
Of wat dacht je van: Tussen mijn neus en mijn kin gaat het erin, tussen mijn billen en mijn fluit komt het er terug uit. We nemen aan dat het niet de moeder was die zoiets zei, en al helemaal niet tegen de kinderen.
In Aldeneik, bij Maaseik, kreeg Katheline bij hevige pijn een beknopte gps-handleiding bij de gang van zaken in het menselijk lichaam. Hoe dichter bij de uitgang, hoe sneller het weg kon: Had je het maar aan je kont, dan kon je het uitschijten.
Als iemand wat zat te suffen, al dan niet na het eten, en hij of zij leefde plots weer op, dan haalden ze er in Lichtervelde wel eens Boer Colpaert bij. Die vond op een dag zijn vogel, een kauw meer bepaald, dood terug. Hij gooide het kreng op een mesthoop, maar toen vrouw Colpaert een paar dagen later wat groenteresten op diezelfde mesthoop gooide, begon de kauw plots te fladderen. Een wijsheid was geboren: Erdoor komen gelijk Colpaerts vogel.
Ook als er wat aarde in de sla was blijven steken, of wat zand in de mosselen of tussen de boterham bij een picknick op het strand, hadden moeders uit Tervuren, Ouwegem en Duffel hun antwoord gereed: Dat
| |
| |
schuurt de darmen of Dat schuurt de maag. Voedselhygiëne was toen nog niet zo streng als nu. Dat waren wellicht moeders die een wereldoorlog hadden meegemaakt. Eet je boterhammen op! Het zou eens oorlog moeten worden, zo klonk het doortastende argument bij Myriam uit Antwerpen. Of nog: Het had maar eens oorlog moeten zijn of Het zou beter nog een keer oorlog worden. En het ultieme dreigement bracht de financiële achtergrond in stelling: Het heeft geld gekost en het moet binnen of Wat betaald is, moet op. Einde discussie.
Goed eten is de beste remedie tegen ziekte, wisten moeders in Oudenaarde en Kruishoutem. Net als Lievevrouw-Coopman in het Gents Woordenboek en Vlaamse Volkstaal kennen ze: Beter gegeten dan 't bedde versleten. In Kortrijk, Oostende en in het Meetjesland gebruiken ze ‘of’ in plaats van ‘dan’: 't Es beter geten of 't bedde versleten. In Schellebelle kiezen ze voor ‘als’ om het echt ingewikkeld te maken: 't Es beeter geeten as 't bedde versleeten. Ze kennen daar nog twee varianten: 't Es beeter geeten as in 't bedde gescheeten en 't Es beeter geeten as 't bedde bescheeten. Allemaal een beetje anders, alle op rijm, maar stuk voor stuk met de betekenis ‘wie goed eet, wordt minder makkelijk ziek’. Deze wijsheid was al bekend in 1749. Benieuwd of de medische wetenschap van dezelfde overtuiging is in de eenentwintigste eeuw.
| |
| |
| |
Haast en spoed
Het tempo waarin gegeten werd, is nog een inspiratiebron. In Tielt zei de moeder van Bernard: Traag met de tanden is traag met de handen. Bij Annie uit Anderlecht benaderde men dit vanuit een positieve hoek: Rap met de tand is rap met de hand. Bij Katrien in Deinze gold de omgekeerde volgorde: Rap mee de handen is rap mee de tanden.
Eten moet ook op tijd geserveerd worden. Dat wist Stijn Streuvels al toen het middageten niet tijdig op tafel stond en hij zijn vrouw Alida erop wees: 't E noen as 't twolve es. Zelfs een schrijver moet op tijd gevoed worden. Hij had ook kunnen zeggen: Het is Balegemse noen.
Het was overigens niet enkel kommer, kwel en reprimande. Dirk uit Belsele kon op veel moederlijk begrip rekenen: Waar het ene zit, kan het andere niet zitten. Anders gezegd: eet maar eerst wat je lekker vindt.
Een West-Vlaamse moeder uit Roeselare speelde graag taalspelletjes. Als iemand haar na de maaltijd prees met ‘Ik heb goed gegeten’, antwoordde ze: Allez, dan ga je slunsen schijten. Goed betekent daar uiteraard ook ‘stof’. En wie goed of stof opeet, zal als resultaat dus vodden of slunsen krijgen.
Het kan natuurlijk aan de kwaliteit van het eten liggen. Daarvoor hadden de moeder van Erik uit Aalter en van Jeroen uit Kruishoutem een prima wijsheid, die
| |
| |
wellicht over boter ging: Zo kunt ge een stront goed maken. Smakelijk!
| |
Glazen boterhammen
Overmatig drankgebruik is een gedroomd thema om moederlijke wijsheid op te roepen. De sociale aanvaarding van alcoholische overdaad is wel vaker een onderwerp van discussie. Zijn we niet te laks geworden, hebben we voldoende oog voor de sociale druk die je moet weerstaan als je nee wilt zeggen tegen alcohol? Wellicht heeft onder meer de combinatie van drank en verkeer onze blik grondig veranderd, zij het dat de gedragsverandering nog niet zo ingrijpend is. Vroeger werd er wat lacherig over gedaan. Je hoefde je niet meteen schuldig te voelen als je wat te diep in het glas had gekeken.
In Lier en Deurne wisten de moeders het ook al: Waar den brouwer is, moet den bakker niet zijn. Een wijsheid die op twee manieren gelezen kan worden: wie te veel opheeft, heeft geen honger meer, of wie te veel opheeft, zal niet al te veel meer klaargemaakt krijgen in de keuken. Beide lezingen zijn valabel, al lijkt de eerste iets meer plausibel, want waarom worden pintjes in de volksmond en dus ook bij F.C. De Kampioenen anders ‘glazen boterhammen’ genoemd?
| |
| |
In de woordenboeken vinden we vooral de eerste betekenis, maar uiteraard per regio een beetje anders verwoord:
Daar den brouwer is, kan den bakker niet woonen. (Idioticon van het Antwerpsch Dialect)
Waar dat den brouwer woont en kan den bakker niet herbergen. (Gents Woordenboek)
Waar dat den brouwer es, den bakker en moet er niet zijn. (Kortrijks Woordenboek)
Woaër da den braar komt 'n moe den bakker nie zijn. (Woordenboek van het Schellebels Dialect)
Woe de broar es, kan de bekker ni koume. (Wélle Klappe Tins - 'n speise và diksionèèr)
Natuurlijk waarschuwen moeders ook hun iets oudere kroost voor overmatig drankgebruik. En als het even kan op rijm, dat maakt het alleen maar makkelijker om te onthouden. De moeder van Frieda uit Halle deed dat: Drink met mate, niet met vaten. De eind-n zal ze niet uitgesproken hebben.
Wie te veel opheeft, neemt ook iets minder makkelijk een blad voor de mond. De oma van Judith uit Hamont keek verder dan haar neus lang was: Er komt zat niks uit wat er nuchter niet in zit. Wat de dronkaard eruitflapt, geeft weer wat er nuchter misschien niet zo
| |
| |
makkelijk uit komt. De drempel van de gêne valt weg naarmate het promille stijgt, de lippen worden losser, en het berouw komt pas de volgende dag: wat heb ik nu weer allemaal gezegd dat ik liever verzwegen had? En dan volgt het telefoontje naar vrienden: heb ik me gisteren geamuseerd? Bij wie moet ik me straks excuseren? ‘Nooit meer drinken’, zong Raymond van het Groenewoud. Voor velen blijft het een voornemen dat moeilijk vol te houden is.
| |
Schouwpijpen
Bij drinken hoort vaak een sigaret, en dus ook commentaar van de bezorgde ouders. In Beverlo zei Lieves vader (o1908) als hij iemand een sigaar zag roken: Het gaat regenen, de varkens lopen met stro in hun bek. Rudi uit Loppem kent in sappig West-Vlaams: Het goat slicht were worden, de zwiens lopen met strooi in under mulle. Een man die loopt te pronken met een sigaar in zijn mond roept het beeld op van varkens met stro in de bek als er slecht weer op komst is. ‘Mulle’ en ‘bek’ worden ‘bakkes’ in het Pajottenland: in het Woordenboek van het Asses De vèrkes loeëpen mét stroeë in heulen bakkes, 't gaat reigern, en in Guuëks 2. Dialectstudie van een Pajottenlandse omgangstaal
't Goeë rèègern, want de vérkes luuëpen mei struuë ien uilen bakkes. Mooi is ook dat regenen régeren wordt. De r springt graag op plaatsjes waar niet moet zijn.
| |
| |
‘Als de mensen gemaakt waren om te roken hadden ze een schouwpijp.”
| |
| |
Om rokers van hun slechte gewoonte af te helpen halen moeders dit argument wel eens boven: Als de mensen gemaakt waren om te roken, hadden ze een schouwpijp. Maar als zelfs foto's van zwarte longen op de pakjes sigaretten niks uithalen, zou het ons verwonderen dat dit doorslaggevend is.
| |
Grote Jan
Als kinderen in de puberteit komen en beginnen uit te gaan, hanteren moeders iets dat op een slimme manier ergens tussen goedkeuring en verwijt in zit. Je kent ze wel, de vele varianten op ‘'s Avonds grote Jan...’. Kathleen uit Borgerhout en Leen uit Tervuren kregen exact dezelfde boodschap als het 's nachts wat later geworden was: 's Avonds grote Jan, 's morgens kleine man. In Zottegem verwijzen ze meteen naar de boerenstiel: 's Avonds grote knechten maar 's morgen kunnen ze hun hoofd niet rechten. In het West-Vlaamse Loppem wordt dat: 's Avonds grote knechten, 's nuchtens hunder koptje nie kunnen rechten. Maar ook in de stad kennen ze de uitdrukking. In het Idioticon van het Antwerpsch Dialect wordt het: 's Avonds groote knecht en 's morgens kan de kop nie(t) recht, in het Gents Woordenboek: ‘Tsavens groote knechten en tsmorgens 't hoofd niet kunnen rechten.
Het Idioticon van het Antwerpsch Dialect vermeldt naast 's Avends groote jannen en 's morgens klappen ze gelijk 'nen hannen ook nog 's Zondags groote jan- | |
| |
nen en 's maandags klappen ze lijk 'nen hannen. Een hannen is een tamme ekster, klappen is praten. Klappen lijk nen hannen betekent dat je wartaal uitslaat.
In Wetteren formuleren ze het iets dwingender: Als je kunt uitgaan, moet je daarna kunnen afzien.
Bij Lieven - West-Vlaming, vermoeden we - was moeder kort van stof, zo gaat dat nu eenmaal in de Vlaanders: Die kan uitgaan, kan opstaan. Einde onderhandeling. Barbara uit Oudenaarde kreeg van hetzelfde laken een wijsheid. Bij Celine uit Jette vond moeder het vooral jammer van het ontbijt dat tot tien uur op tafel bleef wachten. Kristiens moeder uit Aalst had met dezelfde wijsheid geen pardon voor een uitgelopen Chirofuif. Er moest en zou ter kerke gegaan worden. Kristien heeft er alvast een levensles uit getrokken: hoe laat het ook geworden is, je moet opstaan voor verplichtingen. Al gaat ze niet meer naar de mis. Niet ver van Aalst, in Gijzegem, kreeg Lucia hetzelfde te horen, met exact dezelfde reden: het kerkbezoek op zondag. Wie durft er nog te herhalen dat Aalst een ketterse stad is? Ook in Genk zwaaide er wat als Daniëla niet voor twee uur thuiskwam 's nachts: Niet voor tweeën thuis, morgen grote kuis!
Bij Roel in Sint-Niklaas had moeder wat meer begrip, misschien sprak ze uit eigen ervaring: De kermis is een geseling waard. Wie gulzig was geweest in spijs, drank of feest, moest het maar weten als hij of zij de dag erna met een kater, een zware maag of slaaptekort worstel- | |
| |
de. Dat wisten ze overigens ook in heel West-Vlaanderen. In Brugge bij Leen en Veerle, en wellicht ook in de rest van Vlaanderen, als we de woordenboeken erop naslaan. De kermis en de geseling staan er vrijwel altijd in. Ook de moeder van Karel uit Lendelede wist haar drie zoons met dat argument tot de orde te roepen, het liefst op zondagochtend rond zeven uur na een zaterdagavondje uit: Een kermeske is een gjisselienkske waard. En met goed gevolg: Karel heeft eruit geleerd dat er een tijd is van plezier maken, maar ook een tijd van werken. Hetzelfde Een kermis is een geseling waard herinnert Daisy uit Geraardsbergen zich, zij het in een totaal verschillende context. Haar moeder maakte zelf kleren en Daisy was niet zo geduldig bij het passen ervan, al hield ze wel van mooie kleedjes.
Er bestaan ook enkele kleine varianten. In het Hageland bijvoorbeeld kunnen ze behalve de geseling ook een natte broek tevoorschijn toveren: Eene kermis is een nat gat weerd, staat er in Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon. Dergelijke wijsheden zijn al oud. In de zestiende eeuw werd al Sulcke genuecht is wel een eersslach weert gebruikt en Bredero schreef: En avent spuelen gaen is wel ien gat vol slagen waert.
Soms werden wijsheden al bovengehaald vooraleer het uitgaan begon. De oom van Lieve uit Beverlo knorde: Honden en mannen moeten ontspannen, katten en wijven moeten thuisblijven wanneer zijn vrouw morde als hij weer eens ging biljarten. Gevolg: tante helemaal
| |
| |
in de gordijnen van razernij. Jos uit Herentals kent deze wijsheid in een iets andere variant: Katten en wijven moeten thuisblijven, mannen en honden doen de ronde. De honden worden paarden in Vlaamse Volkstaal: Paarden en mannen moeten aanspannen, katten en wijven moeten thuisblijven. Cornelissen en Verliet nemen het als rijmspreuk op in hun Idioticon van het Antwerpsch Dialect: Mans en honden doen hun ronden, maar katten en wijven moeten thuis blijven. Een andere rijmspreuk in hetzelfde woordenboek is: Meid en kat hebben dikwijls wat, maar knecht en hond moeten wachten totdat 't komt. Rutten noemt dit spreukrijmen en geeft de laatste variant ook op voor Haspengouw in zijn Bijdrage tot een Haspengouwsch Idioticon.
De overgrootmoeder van Rita uit Geraardsbergen was toen haar dochters en (achter)kleindochters uitgingen behalve ongerust ook vooruitziend, met een kernachtig: Let op a spoele. Wat die ‘spoele’ precies was, laten we graag aan je verbeelding over, aangezien de overgrootmoeder haar achterkleindochter wilde waarschuwen dat ze haar zedigheid moest bewaren.
|
|