| |
| |
| |
Paarden peizen
Moeders glimmen graag van trots, zeker als het over hun slimme kinderen gaat. Het Okegemse Hij en es onder gien oener gebroed geeft zonder omwegen aan dat iemand niet door een kip is uitgebroed, en dus heel slim is. Wat dan weer niet zo'n fraaie bedenking is voor onze vrienden het pluimvee. Hubert Lampo gebruikte de uitdrukking in De man die van nergens kwam. In de buurt van Laarne geven ze een andere betekenis aan deze uitdrukking: dat je je niet gemakkelijk laat doen.
Niet iedereen stond op de eerste rij bij het uitdelen van verstand. Dat wil de volksmond in een niet zo eerbiedige omschrijving van wie een iets lager iq te beurt is gevallen. De ouders en grootouders van Regina uit Genk bijvoorbeeld namen geen blad voor de mond als ze wilden aangeven dat iemand toch niet zo slim was: Die is zo slim als het paard van Christus... en dat was een ezel! Cru? Ja, dat wel, maar ook wel grappig. Ezels worden wel vaker gebruikt om domheid te benadrukken. In Lommel en Dendermonde zeggen Jan en Ilse: Je kan van een ezel geen racepaard maken. In Den- | |
| |
dermonde wordt dat een koerspaard.
Frans zoekt het bij de duiven als het gaat over de capaciteiten van kinderen van minder begaafde ouders: Met twee smieren kunt ge geen prijsduif kweken. Een ‘smier’ is volgens Vlaamswoordenboek.be een witte duif. In enkele dialectwoordenboeken vinden we wel ‘smierel’ of ‘smirrel’ voor een kleine duif met een witte hals, maar de wijsheid van Frans hebben we er niet gevonden.
Tevreden zijn met wat het maar is, die kunst beheerste de moeder van Michiel uit Gullegem: Uit een biervat kun je geen wijn tappen. In Beernem werd dat: Je kunt uit een olievat geen wijn tappen. In Gent kun je ook nog tappen uit een oliekan: 't Is moeilijk uit een oliekanne [of olievat] wijn [of melk] tappen. Niet enkel wijn dus, ook melk is een van de mogelijkheden. In het Westvlaamsch Idioticon zegt De Bo: Het vat geeft maar uit wat het inheeft of Een olievat geeft geenen wijn. Het is een wijsheid die je in vele omstandigheden kunt bovenhalen, als het over culinaire kwaliteit gaat, of over artistieke of andere prestaties. Maar je kunt het dus ook zeggen over iemand die niet zo briljant is.
Nele uit Zedelgem leerde van haar moeder dan weer dat je je niet te snel mocht conformeren als je omgeving wat minder slim bleek te zijn: Wie het meest verstand heeft, moet er het meest gebruiken.
Heel subtiel, maar wel recht voor de raap: Het fijnste is zijn haar, om aan te geven dat iemand niet van de slimsten is. Je moet het allicht in het Poperings van
| |
| |
‘Je kan van een ezel geen koerspaard maken.’
| |
| |
Annique horen om het helemaal tot zijn recht te laten komen.
Wordt nadenken dan niet gestimuleerd door onze ouders? Je zou het bijna denken als je de replieken bij elkaar zet die bij ‘Ik denk dat...’ passen. In Westmalle kreeg Jos Rombouts ooit de vraag waar Van denken gaat kosters vink dood vandaan komt. Het echozinnetje, zoals Jos het noemt, is blijkbaar alleen in Westmalle bekend en eigenlijk zo goed als uitgestorven. Cornelissen-Vervliet (Idioticon van het Antwerpsch Dialect) en Jos Rombouts signaleren nog een uitdrukking met ‘koster’ en ‘vink’: Het inwendig hemmen gelijk kösters vinken, en ongeveer gelijkluidend: Het inwendig hemmen gelijk den hannen van Kets. Het wordt gebruikt voor iemand die niet spraakzaam of openhartig is. Koster verwijst hier wellicht naar een onderwijzer. Vroeger had je kerkkosters en schoolkosters. In Frans-Vlaanderen gebruikten ze het nog vrij lang, en volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal is het ook elders bekend geweest.
| |
Peizen
‘Denken’ wordt meestal peizen in Vlaanderen. In Zingem bij Oudenaarde hoorde Marleen deze: Loat de peirden moar peizen, z'en ne gruutere kop. In het Woordenboek van het Asses klinkt dat als: Ge moet de pjeren laaten pazn, dê hemmen ne groeiddere kop! Size does matter, dus?
| |
| |
In het Kortrijks Woordenboek blijven we bij de paarden. Na ‘ik peis’ hoor je daar soms: Pretjes peer(d) es doo(d) van peizen. Dat wordt soms aangevuld met: 't Peisde van haver te krijgen en 't kreeg slagen. De auteur geeft ook uitleg bij deze zegswijze. Het is een toespeling op Paret, een paardenslachter uit de Menenstraat die zijn paard te weinig haver gaf.
In Gijzegem hoorde Lucia: Pissen en peizen begint alle twee met een p, maar pissen gaat rapper. Typische no-nonsense taal uit de regio Aalst.
In het Woordenboek van het Asses spelen ze alweer met homoniemen, dat zijn woorden die gelijk klinken maar niet hetzelfde betekenen. ‘Peizen’ en ‘de paus’ klinken in het Pajottenland ongeveer hetzelfde: Loit de pas pazn, dann heit der taid veu(r). In deelgemeente Mollem moet je iets alerter zijn om de repliek onmiddellijk te snappen: Ge moet ni pazn, ge moet ieëst priestern! Hiërarchie voor alles!
| |
Werkwoordsteden
Hetzelfde zie je bij het werkwoord ‘menen’. Als een kind dan al eens zijn nek durft uit te steken om zijn - misschien niet juiste - mening te verkondigen, krijgt hij of zij soms de repliek: Menen, dat ligt tussen Wervik en Kortrijk. Heel algemeen is Menen is een stad in Vlaanderen. Woordspelletjes draaien wel vaker rond plaatsnamen met een werkwoord als homoniem.
| |
| |
Deze repliek is ook opgetekend in de woordenboeken: Meenen en es nie verre van Kortrik (Kortrijks Woordenboek), Menen ligt bij Kortrijk (Gents Woordenboek en Waasch Idioticon), Menen ligt bij Waregem (Gents Woordenboek), Meenen ligt ver van Waregem (Waasch Idioticon). Het Waasch Idioticon vermeldt ook nog Meenen is een schoone stad en Meenen ligt verre van hier. Soms kijkt men bij dit grensplaatsje ook richting Frankrijk: Menen ligt bij Halewijn en Halewijn bij Roncq. Het volledige gezegde is volgens Lievevrouw-Coopman: Menen ligt bij Kortrijk, en Petegem bij Deinze, graad nu wat da 'k peinze. Hier wordt weer eens gebruikgemaakt van rijm.
Dit type constructie vraagt enige kennis van de streek. Verder naar het oosten weten ze Menen wellicht niet meer liggen, want daar krijg je heel andere replieken, vaak iets met geiten en bokken en Spanje. In Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon staat: Määnen es in Spanjen in gäät. Ook deze repliek heeft vele varianten. In Tienen wordt het in Wélle Klappe Tins - 'n speise và diksionèèr: Mèène és 'n gààt in Spanje. Paul Kempeneers noteerde in het tijdschrift Oost-Brabant en in zijn Sprokkels de volgende varianten uit de streek van Leuven: Mane is in 't Spaans 'n gaat en in 't Italiaans 'ne bok (Leuven), Mane is 'n gaat in Spanje en in Hever(lee) 'ne bok (Tienen), Mane is in Spanje 'n gaat, in Hoboken 'ne bok en in Tienen 'n drijfdop (Leuven), Mèènes is in Spanje een gaat (Helen-Bos), en Mane is in Spanje een gaat en in Everveld ne boek (Leuven).
| |
| |
Boek is de Brabantse uitspraak van ‘bok’. Paul Kempeneers vermoedt dat we de betekenis van deze replieken moeten zoeken bij het kinderspeelgoed. Een geit is hier wellicht een draaitol of top. Elders wordt dat stukje speelgoed bok genoemd. De draaitop - in het Spaans gato - zou meegebracht zijn door Spanjaarden in de zeventiende eeuw. De Oost-Brabanders hebben deze ‘gato’ met het dialectische ‘gaat’ in verband gebracht en zo is de geit volksetymologisch ook de naam voor een stukje speelgoed geworden.
Behalve geiten komen we ook vissen tegen in Leuven: Manen is vis. In Mechelen zegt men: Manen doen ze op de vismarkt. Je moet hier aan de Brabantse uitspraak van (vis)mijnen denken.
In Limburg horen we weer andere replieken zoals: Laat de begijnen menen of Meine is begijnewerk in Maaseik. Ook hier gaat het om de uitspraak van menen, dat daar rijmt op begijnen. In West-Brabant kennen ze In 't manjeke is 't gat uitgevallen. Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon neemt nog Määnen es bedrog op.
Sommige mensen vertellen naïeve dingen, en ze denken dat hen nooit zal overkomen wat ze vertellen. Dat bracht de moeder van Rita uit Eeklo tot Ze spreken alsof ze geen vel over hun buik hebben. Bij Annick uit Oostende wordt dat in het enkelvoud: Ze praat zonder vel op haar buik.
Naïeve mensen kregen van de mama van Vinciane
| |
| |
dit opgespeld: Varkens zijn goed maar ze worden geslacht en smakelijk opgegeten. Bij Jeannick uit Aalst wist de oma: Wanneer je kinderen opstuurt, krijg je kinderen weer. Vertrouw nooit belangrijke zaken toe aan een onbekwaam iemand. Ook in het Woordenboek van het Asses vind je het terug: A(l)s ge kinneren opstuut, kraide kinneren weer of kraide kinneren thaaisj. Werk dat door kinderen verricht wordt, is half werk.
En laat je niet te veel wijze raad opdringen, waarschuwde de moeder van Freia uit Wetteren: Veur een ander zijn gedacht te doen, moede zelf geen hebben.
| |
Kopje en beentjes
Suzanne uit Blankenberge was de oudste van drie. Ze moest dus geregeld om boodschappen terwijl mama met de kleinsten en het huishouden bezig was. En dan vergat ze wel eens iets en moest ze onder luid protest terug naar de winkel: Wat het kopje vergeet, moeten de beentjes betalen. Met een kleine variatie kreeg ook Frieda geregeld de rekening gepresenteerd: Wat dat uwe kop vergeet, dat moeten uw benen bekopen. De Tieltse variant kreeg Martine op haar bord: Wat het hoofd niet doet, moeten de voeten doen! Het heeft gewerkt, want ze denkt nu altijd twee keer na als ze om boodschappen gaat! Ook Sonia uit Gent moet na zoveel jaren nog geregeld denken aan wat haar oma haar zei
| |
| |
wanneer ze als verstrooid kind geregeld dingen vergat: Wie geen goed hoofd heeft, moet goede benen hebben! In Bilzen heeft deze wijsheid een andere betekenis: Wo de kop vergit, moette de been besniete. Het verwijst er naar het feit dat de knechten moeten opdraaien voor de fouten van hun meesters.
| |
Opvoeding
Kleine kinderen, kleine zorgen, grote kinderen, grote zorgen - het is een vaak gehoorde verzuchting van heel veel ouders. Je hoort het in Kruishoutem, Wilrijk, Overpelt en Genk. Kersverse ouders mopperen wel eens op hun kinderen als die niet doorslapen, maar weten nog niet wat hen te wachten staat als die kleintjes als achttienjarigen met de auto op weg zijn of beginnen uit te gaan en tot overmaat van ramp hun gsm niet opnemen. Als moeder blijf je bezorgd om je kroost, of het nu kleuters of volwassenen zijn. Logisch dus dat de moeder van Mieke uit Waarschoot zegt: Kinderen grootbrengen is geen schapen wachten. Ook Alfred uit Assenede leerde dat van zijn moeder, maar zij gebruikte ‘kweken’ in plaats van ‘grootbrengen’. En wie geen schapen heeft, heeft misschien wel ganzen. De moeder van Michaël uit Gent kent Kinders kweken is geen ganzen hoeden, die van Hubert uit Melle Kinderen kweken is geen ganzen wachten en Johnny uit Tielt kent Kinders kopen is geen ganzen hoeden. ‘Wachten’ is hier synoniem voor ‘hoeden’. In Vlaanderen is dat
| |
| |
nog bewaard gebleven in thuiswachten, wat staat voor ‘oppassen bij kleine kinderen’.
Een moederhart wordt niet altijd even omzichtig behandeld: Als ze klein zijn trappen ze op je tenen, als ze groot zijn op je hart. Renées moeder uit Sint-Niklaas vindt dat je niet meer dan je best kunt doen in de opvoeding. Dat vinden ook de moeders uit Asse, volgens Pletinckx in zijn Woordenboek van het Asses: A(l)s de kinneren klan zen, terren z'op a tieënn èn a(l)s ze groeët zen, terren z'op a hèt. Ook al verloopt het leven niet altijd zoals gewenst, het moederhart blijft toch openstaan. Je hebt kinderen tot je sterft, zegt Johnny's moeder uit Tielt. De zorg geldt trouwens niet alleen voor je kinderen, maar ook voor je kleinkinderen.
Dat de rollen na verloop van tijd kunnen veranderen, verwoordt de moeder van Renée uit Sint-Niklaas als volgt: Kinderen... Als ze klein zijn leer jij ze praten, als ze groot zijn leren zij je zwijgen. Dat opvoeden een levenslange taak is, blijkt eveneens uit wat Greets moeder denkt: Klein mannen maken is plezanter en rapper gedaan dan ze groot te brengen. En dat opvoeden niet gepaard moet gaan met lijfelijke straffen, leerde Linda uit Kortrijk van haar moeder, die over dergelijke praktijken deze commentaar klaar had: Je slaat het beste eruit. Daarmee bedoelde ze dat kinderen slaan niet de juiste manier is om hun karakter te vormen. Dat kinderen wel tegen iets moeten kunnen, vond de grootmoeder van Lucienne uit Menen. Ze haalde haar
| |
| |
wijsheid uit de boerenstiel: Men kweekt geen varkens met helder water. Ze bedoelde hiermee dat een portie blootstelling aan allerlei bacteriën een kind sterk maakt, en dat je je kinderen dus niet te steriel hoeft op te kweken, iets wat tegenwoordig ook wetenschappelijk bevestigd is.
Nellie hoorde haar moeder wel eens zeggen: Fluitende meisjes en loeiende koeien zijn meestal geen goeie. Met puberende luidruchtige meisjes is meestal niks aan te vangen. In Arendonk kende Ceciles moeder een variant: Fluitende meisjes, loeiende koei, zelden goei! In Poperinge wordt het: Fluitende meisjes en brullende koeien zijn zelden goeien.
Maar er is ook plaats voor een vrolijke noot. Hoe lastig kinderen ook kunnen zijn, vooral als baby, toch vindt elke moeder haar kind het mooist. Lieve uit Genk hoort het haar moeder nog zeggen: Elke uil meent dat zijn kind een arend is. In Herentals, bij Jos, meent elke uil dat zijn jong een valk is. Iemand anders maakt van de uilen mussen: Elke mus denkt dat haar jongen adelaars zijn. In de standaardtaal is het spreekwoord: Elk meent zijn uil een valk te zijn. De valk vertegenwoordigt kracht, behendigheid en dapperheid, de uil wordt als minderwaardig beschouwd. In Kruishoutem houden de moeders het korter: Mijn kind, schoon kind.
Moeders willen kinderen ook helpen te plannen, vooruitziend te zijn. Dat spaart dan weer een pak wijsheden
| |
| |
uit achteraf. En het hoeft beslist niet altijd een dwingende of nijdige wijsheid te zijn.
Deze wijsheid, opgetekend door Joos in zijn Waasch Idioticon, klinkt zeer uitnodigend, maar getuigt van veel gezond verstand: Die zacht wil slapen, moet 's avonds zijn beddeken maken. Logisch? Ja, maar het is wel een warme manier om een nogal saaie boodschap te brengen. In het Woordenboek van het Asses krijgt een gelijkaardige maar rationelere volkswijsheid een plaats: Ge moet a berre opmaaken veu(r) dat g'erin krupt! Iets harder klinkt het ook al in Asse: Dann dat hum in taidsj verziet, schait in zen berre niet! In het Nederlands is het iets als: Diegene die zich op tijd voorziet, schijt in zijn bed niet. Nog iets strakker wordt het in Gent: Ge moet geenen toren bouwen zonder eerst de kosten te berekenen. Hebben ze daar in Gent ervaring mee, misschien? En deze wijsheid is van de confronterende soort, maar alludeert meer op kortzichtigheid dan op vooruitziendheid: Ge ziet 't einde van uwe neuze [of van uw vingers], maar 't einde van de wereld niet.
| |
Processies en klokken
Moeders worden wel eens moe of kregelig als kinderen twee dingen tegelijk willen doen. Dan zuchten ze dat dat niet kan, en zeker niet als je de twee dingen ook nog goed wilt doen. Gust uit Lier was al lang geen kind meer toen de oma van zijn vrouw riep: Je kan niet
| |
| |
breien en de lamp vasthouden. Zij leefde in de tijd dat het werk - breiwerk in dit geval - nog gebeurde bij de olielamp. Bij Mieke uit Hamont hielden ze het vroom om datzelfde ongenoegen uit te drukken: Je kan niet met de processie lopen en intussen de klokken luiden. Daarmee wilde haar moeder haar duidelijk maken dat de ene optie de andere uitsluit. In het Gooikse dialectwoordenboek van Peetermans, Guuëks 2. Dialectstudie van een Pajottenlandse omgangstaal, klinkt het net iets sappiger: Ge koenj nie ien de prosesse goeën en tegelèèk de klokke loeën. En bij Desnerck in het Oostends Woordenboek wordt dat: J'en ka nie tegeliek in de prosesje loopm en de klokn luuwn. Deze wijsheid vind je ook terug in diverse grotere dialectwoordenboeken. Twee tegenstrijdige werken tegelijk doen kan niet, zeggen Rutten in Bijdrage tot een Haspengouwsch Idioticon en Lievevrouw-Coopman in het Gents Woordenboek: Men kan in de processie niet gaan en de klokken luiden. Het Idioticon van het Antwerpsch Dialect verwoordt het een stuk compacter, en bepaald niet minder duidelijk: Ge kunt nie(t) luien en in de processie gaan. Een Antwerpenaar tegenspreken, niet iedereen durft het, maar als je het wel durft, dan antwoord je: Jawel, as ge de klok tussen oew beenen hangt.
| |
| |
| |
Kiezen en verliezen
Keuzes maken, het is vaak een verscheurende bezigheid. Je vindt het al terug in het Idioticon van het Antwerpsch van Cornelissen en Vervliet: Kiezen of deelen. In de Kempen wordt dat deilen. Het betekent zoveel als een keuze maken uit twee dingen. De oorsprong van deze wijsheid moeten we zoeken in het burgerlijke recht. Wanneer er een boedelscheiding geëist werd, moest een van beide partijen kavelen, delen zetten, delen; de andere mocht dan kiezen wat hem het meest aantrok. Een van beide partijen moest dus delen, de andere kiezen. Andere mogelijkheden: Kiezen of kavelen, Springen of baden, Eieren of jongen. Wim uit Geel signaleert Helpen kiezen is helpen betalen. De Kempische mantra: als je iets kiest, moet je daar wat voor doen.
Ook Veronique uit Ouwegem weet het maar al te best: keuzes maken is niet altijd gemakkelijk. Iedereen kent de wijsheid Kiezen is verliezen: als je het ene kiest, kun je het andere niet doen. De variant Kiezen doet verliezen geldt meestal voor ouders die een van hun kinderen boven anderen verkiezen. Het Gents Woordenboek van Lodewijk Lievevrouw-Coopman schuift Kiezen of verliezen naar voren als er een besluit genomen moet worden. In Asse benadrukken ze die ene keuzemogelijkheid extra door er een praktisch voorbeeld aan te koppelen: Ge koeint maa(r) op ieëne kermis tegelaik dansn!
Het een is niet goed en het andere deugt niet: daar- | |
| |
mee kreeg Alex uit Langdorp in bepaalde gevallen de vrije keuze.
Moeders zijn overigens niet altijd een geweldige hulp als je keuzes moet maken. Als Ghislain uit Brugge niet te moeilijk wilde doen en op een vraag van zijn moeder antwoordde ‘'t Is al gelijk’, antwoordde zij: Al gelijk is hennestront.
| |
Ik wil liever
Wanneer je niet tevreden bent met wat je krijgt of hoort en duidelijk maakt dat je liever iets anders wilt, dan weten moeders weer leuke antwoorden te verzinnen. Het gemeenschappelijke element in alle antwoorden is het woord ‘liever’ of een samenstelling ermee, vooral in combinatie met ‘koekje’. Met de verschillende betekenissen van ‘liever’ in verschillende talen kun je fijne woordspelletjes maken, en dat levert leuke antwoorden op van onze Vlaamse moeders.
Liever kan de Picardische uitspraak zijn van het Franse lièvre, dat ‘haas’ betekent. De schoonvader van Johan uit Gent herinnert zich: Ne lievre is nen hoas dien hard kan lope. Een variant hierop is: Ne liever is een haas, zei Doca tegen haar kind, en die loopen te zeer. Ook Debrabandere kent die haas in zijn Kortrijks Woordenboek: Ne liever es nen haze. In het Oostends Woordenboek kent men de haas ook, maar de wijsheid betekent iets anders. Als er niet over een bepaald
| |
| |
onderwerp gesproken mag worden, zegt men: Lièvre is en hoas en da lop zaire! De uitdrukking is zelfs net over de grens in Zeeland bekend. In Aardenburg zegt men: Liever is nen aos en ie loopt zêêre. Elders kennen ze de variant Liever is nen aos en die hem vangt is een baos. En in Retranchement is het: Liever is nen aos, wil je hem en, vangt em mao. In Gullegem, niet ver van de Franse grens, hoor je wel eens: Liever? Lievre is een boek!
‘Liever’ is ook geld. Dat inspireert het Waasland volgens het Waasch Idioticon: De lievers zijn af, die gaan niet meer. En Lievevrouw-Coopman kent in het Gents Woordenboek: Ne liever is een pond.
De liever is opgehangen met een balk aan een strootje betekent voor Florentine in Oppuurs dat je tevreden moet zijn met wat je krijgt en dat je niet altijd iets liever moet willen. Of het hier om de haas gaat of om iets anders dat aan de balk wordt opgehangen, is ons niet duidelijk.
| |
Lieverkoekjes
De lieverkoekjes zijn vooral bekend bij onze noorderburen, maar ook in Vlaanderen zijn ze populair. De moeder van Wim uit Geel antwoordt gevat: Lieverkoekjes bakt men niet. In Kortessem klinkt het: Lieverkoekskes bakken ze niet meer of De lieverkukske zèn nog ni gebakke. Soms zijn het broodjes: Lieverbroodjes worden niet gebakken. In Leuven stelde de moeder van Anne
| |
| |
vast dat De oven van lieverkoeken is ingevallen en bij Leen werd dat: De oven van lieverkoeken is ingevallen, er zijn sjalotten in geplant. In het Idioticon van het Antwerpsch Dialect staat: Lieverkoekskes bakken ze hier niet, die bakker is dood. Ook andere bronnen verwijzen naar de bakker die zijn koekjes niet meer kan bakken omdat hij gestorven is: De bakker die lieverkoekjes bakt, is dood, of nog De lievekoekebakker is dood. In de verzameling van Van Elzen vinden we ook nog: Lievekoeken worden te Leuven gebakken en Lievekensoven is ingevallen. Volgens Schuermans in het Algemeen Vlaamsch Idioticon bestaat in Brabant ook De bakker, die lieverkoekskens bakt, is in den oven versmacht. Dat ‘lieverkoekjes’ niet zo bekend meer zijn, merken we aan verbasterde uitdrukkingen als Lieve koekjes worden hier niet gebakken.
Het woord lieverkoek vertoont gelijkenis met lijfkoeck, liefkoeck, dat bij woordenboekschrijver Kiliaan in 1599 al vermeld werd in de betekenis libum, panis dulciarius. Het Middelnederlandse lijfcouck is al opgetekend in 1360 in Gent. Nog iets eerder (1281 en 1302) is Lyfcoecbakere aangetroffen in namen, onder meer in Brugge. Tot 1600 vinden we het woord in enkele bronnen, maar daarna is het uitgestorven in de schrijftaal. In de dialecten vinden we nog leverkook en lieverkoch in het zuidoosten van Zuid-Limburg, die aansluiten bij enkele Duitse dialecten. In Lieverkoekjes worden niet gebakken komt het al voor sinds 1885. Michiel de Vaan vermoedt dat de etymologie die verwijst naar het Latijnse libum of naar een Germaans element dat ‘brood’
| |
| |
betekent niet juist is. Hij denkt eerder aan een verband met leven. Dergelijke koeken, zoals onze peperkoek, zijn langer houdbaar dan gewoon brood. Mogelijk duidde het, volgens De Vaan, al in de Oudgermaanse tijd een lang houdbare koek aan die bij bepaalde feesten werd gebakken.
| |
Principes zijn scheten
Jan uit Kortrijk herinnert zich van een priester-leerkracht uit het Klein Seminarie van Roeselare een nogal sappig Een principe is als een scheet, je houdt dat zo lang mogelijk op. Griet, eveneens uit Kortrijk, onthield het iets beleefdere, maar ook wat uitgebreidere Principes zijn als winden, je moet ze zo lang mogelijk vasthouden maar als het echt niet meer gaat moet je ze lossen.
Andere moeders zochten het in de scatologische sfeer om duidelijk te maken hoe belangrijk prioriteiten stellen wel is. Kakken gaat voor bakken, meer dan dat had Dirk niet nodig om te weten dat belangrijke dingen voor moeten gaan in het leven. Een toiletbezoek verdraagt zo nu en dan geen uitstel. Mieke Vogels' moeder wist, net als andere moeders uit Aalst, Herentals en Aalter, wat écht belangrijk was voor de gezondheid: Het kakken gaat voor het bakken, ook al staat de oven heet! En de moeder van Zjeeke uit Loksbergen ging helemaal loos als ze gelanceerd was: Kakken gaat
| |
| |
voor 't bakken. Al is de oven heet en 't brood gereed, dan gaat het kakken nog voor 't bakken. In vrijwel alle Vlaamse dialectwoordenboeken, van Brugge tot Leuven, kennen ze een van de eerste twee versies.
| |
Moeten
Kinderen kunnen niet altijd even goed om met een bevel waarin het hulpwerkwoord ‘moeten’ voorkomt. Het populairste antwoord van de moeder op een ‘Je moet...’ is ongetwijfeld het rijmende Moeten is dwang en bleiten is kindergezang, onder meer gesignaleerd door Monika uit Heverlee en Noëlla uit Nijlen, en genoteerd in allerlei varianten in de Vlaamse woordenboeken. De variatie zit vooral in het werkwoord dat schreien betekent (schremen, krijsen, bleiten, huilen en grijnen) en minder in het substantief ‘dwang’, dat hier en daar, vooral in de oudere bronnen, ‘bedwang’ kan worden, zoals ‘dwingen’ nog naast ‘bedwingen’ staat. Het eerste deel, ‘moeten is dwang’, is al bekend vanaf de negentiende eeuw. Het tweede deel is soms wat minder poëtisch dan kinder(ge)zang; soms wordt het iets met schijten en afgang, zoals in Oosterzele en Schellebelle. Ook afgang - dat daar diarree betekent - rijmt op dwang. Vlaamse Volkstaal kent beide uitdrukkingen.
| |
| |
Verder vonden we nog allerlei varianten:
Moeten is dwang, en schreeëmen is kiendergezang. (Brugs Woordenboek)
Moeten es dwank en schreemen es kindergezank. (Kortrijks Woordenboek)
Moeten es bedwank en schreemen es kinderzank. (Zuid-Oost-Vlaandersch Idioticon)
Moeten is dwang [of bedwang], en krijschen is kindergezang. (Gents Woordenboek)
Moeten es dwang en blèèten es kindergezang. (Oosterzele)
Moeten es dwang en schijten es afgang. (Oosterzele)
Moeten es dwang schijten es afgang en schrieën es kindergezang. (Woordenboek van het Schellebels Dialect)
Moeten is bedwang en krijschen is kinderzang. (Waasch Idioticon)
Moeten is dwank en schreeuwen is kinderzank. (Idioticon van het Antwerpsch Dialect)
Moeiten es bedwank, en huilen es kingerezank. (Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon)
Moeten is dwang. En grijnen is kinderzang. (Bijdrage tot een Haspengouwsch Idioticon)
Soms is dit het laatste redmiddel voor een radeloze moeder die van een kind ettelijke keren ‘Het moet’ heeft moeten horen en geen redelijke basis voor verdere onderhandeling meer vindt.
| |
| |
In het Waasland hebben ze altijd dat ietsje meer in hun wijsheden: Moeten is boeten voor de paster zijn voeten. Met dank aan de moeder van Els uit Sint-Niklaas. Het is ook bekend in de streek van Oudenaarde. Rijm speelt alweer een rol.
Specialer is de Hagelandse wijsheid Moeten is een kwade duvel. Het betekent zoveel als ‘tot iets gedwongen zijn’. Moeten is dus dwang, hebben we geleerd. Er bestaat nog een andere wijsheid zonder ‘moeten’, maar wel met ‘dwang’, niet opgetekend in de enquête, maar wel in de dialectwoordenboeken. Een rijk van dwang en duurt niet lang, zeggen ze onder andere in Schellebelle (Woordenboek van het Schellebels Dialect), Antwerpen (Idioticon van het Antwerpsch Dialect) en in het Waasland (Waasch Idioticon). In Gent kende men volgens het Gents Woordenboek in 1853 al Geen dwang duurt lang. Het betekent: wie als een tiran zijn gezag moet handhaven, zal niet lang aan de macht zijn.
| |
Trop is te veel
Overdaad schaadt. Dat is behalve een wijsheid ook een algemeen ingeburgerd gezegde om aan te geven dat overdrijving nergens voor deugt. Dat hoef je een moeder niet uit te leggen. Maar moeders hebben zo af en toe wel hun eigen manier om die simpele wijsheid vorm te geven. Bij Erwin moesten ze helemaal niet weten van te veel, te weinig, te groot, te klein: Alles waar de te aanhangt is niet goed.
| |
| |
In Geel was de oma van Yolanda iets milder en vooral iets creatiever met de taal, en niet alleen met de taal. Ze had behalve een oorlog ook beleefd hoe de zorg voor een kind met een beperking kan wegen op het gezinsbudget. Haar les was dan ook dat we maar beter met weinig content leren te zijn: ‘Te’ is nooit goed behalve in tevreden. In een andere, nog ruimere variant, werden dat bij Odette uit Dilbeek zelfs twee uitzonderingen op de regel: Alles wat te is, is slecht, behalve t(e)huis en tevreden. In Huise voegde de ongetrouwde oom van Hilde er nog een extra ‘te’ aan toe: Alles wat te is, is slecht, behalve tevreden, thuis en te vrijinge.
Dirk uit Aalst heeft er nog twee, zowel voor te vroeg als te laat. De kersen worden geplukt voor ze rijp zijn voor wie ergens veel te vroeg bij is. En deze is iets pittiger: Een stront die al halfweg uit het gat hangt, die kun je niet meer intrekken. Iets dat al een tijd aan de gang is en dus te vergevorderd is, kun je niet meer tegenhouden.
Bij de familie Grootaert wisten ze wat te zeggen als er weer eens eentje te laat kwam: 't Is Grootaerts uur. Grootaert was de tak van de familie die wel eens te laat durfde te zijn. Een universeel geldende wijsheid, die vrij toe te passen is op je eigen familie en schoonfamilie. Ook in Oudenaarde blijken mensen graag te laat te komen, want Oudenaards uur betekent dat je minstens een kwartier te laat begint. Wellicht toepasbaar op vele dorpen en steden.
| |
| |
| |
Spelen en kwelen
Moeders moeten geregeld wat discipline en gehoorzaamheid in het huishouden brengen.
Als Marcel uit Relegem niet goed geluisterd had en de dag erna aan moeder vroeg om iets te doen, werd hij wandelen gestuurd met Aare gaai maai gisteren guurd, dan was ekik vandaag aa maase geweest, in het Nederlands wordt dat dan ‘Als jij mij gisteren had gehuurd, dan was ik vandaag uw meid geweest’. In Leuven hadden ze liever knechten dan meiden. Goemans neemt in zijn Leuvensch Taaleigen-Woordenboek op: Hadt ge me gisteren gehuurd, ik had [was] vandaag uwen knecht geweest. Het gaat hier dus niet om ‘horen’, maar om ‘huren’. Gelukkig waren er in het gezin van Jonas ook wijsheden die gebruikt konden worden als iets niet mocht: Op de boulevaar moogt ge ook ni kakke, en daar ligt ook stront.
Bij Martine uit Aalst was het grootmoeder die het wel eens op de heupen kreeg wanneer ze haar kleinkinderen vroeg om een klus te klaren en ze het uiteindelijk toch zelf moest opknappen. In het sappige Aalsters zei ze dan: Beter een aad peierd in de grecht dan e jonk za poetje gebroeken. In het Nederlands: Beter een oud paard in de gracht dan een jong zijn pootje gebroken. In het Aalsters toch altijd iets sterker.
De schoolvakantiedagen bij de oma van Ellen waren top: van soep koken met groenafval en een massa zout
| |
| |
tot wolvenkampen bouwen in de living: niets was te gek voor oma. Maar als het toch te bont werd en enthousiast gebabbel overging in onrustig gejoel, of gezellig spelen druk getamboer werd met gekte en geschater alom, dan trok oma aan de handrem: Ge weet het hé: van spelen komt kwelen! Gewoonlijk werd dat weggelachen, maar vandaag beseft Ellen: ze had altijd gelijk. Het was ook een uitspraak van Rita's moeder uit Liedekerke en van Cindy's mama uit Zele.
| |
Hooge klemmers
Velen kennen ongetwijfeld het spreekwoord Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast. Onze Vlaamse moeders vonden dat misschien nog iets te weinig expliciet voor hun kroost en zochten elders inspiratie als ze hun kinderen aanmaanden om toch vooral voorzichtig te zijn, zowel met materiële zaken als met het leven zelf. Wie te veel durft of iets te vlug wil, kan immers wel eens de voorzichtigheidsregels aan zijn laars lappen en in zijn ongeluk lopen.
Tijd is een belangrijke factor. Moeders vinden dat hun kinderen misschien iets te impulsief en te snel handelen. Ze zouden beter wat meer nadenken voor ze beslissingen nemen. Ondoordachte beslissingen kunnen soms verkeerd aflopen. Erna uit Beernem hoorde van haar moeder dan ook: Je moet geen mosselen roepen voor je aan de huizen komt. Wie van ons herinnert
| |
| |
zich nog de mosselkar die - meestal op woensdag of vrijdag - langskwam om mosselen te verkopen? Natuurlijk riep de verkoper pas als er mensen en huizen in de buurt waren. De wijsheid met de mosselen was met enige variatie vrij goed bekend, dat zien we in de grote woordenboeken. Schuermans noteert in zijn Vlaamsch Idioticon: Mossels roepen eer men aan wal is. Hier is de mosselvangst nog niet eens binnen, dus is het zeker nog te vroeg om te roepen. In het Waasland bij Joos wordt het: Roept geen mossels voordat zij aan de kaai zijn. Verder noemt hij Mosselen roepen eer men aan wal is, en ook de huizen zijn bekend: Mosselen roepen eer men aan de huizen is. In het Woordenboek van het Asses vermeldt Pletinckx Roept gieën mosselen veu(r) dat g'aan d'haaizjen zet. In het Idioticon van het Antwerpsch Dialect komt de kaai weer op de proppen: Ge moet geen mosselen roepen eerdat ze aan de kaai zijn. Naast huizen, wal en kaai komt ook het land voor. In het Gents Woordenboek staat: Roep geen mossels eer dan ze aan land zijn. Aan de kust wordt dat het strand. De Bo noteert in het Westvlaamsch Idioticon: Mussels roepen eer men aan strand is. In Kortrijk krijgen we een iets andere wending: Ze roepen mossel eer dat 't vis es. Ook synoniemen voor ‘roepen’ komen voor. In Antwerpen klinkt het dan als: Ge moet geen mosselen kraaien eerdat ze aan kant zijn.
De wijsheid is in allerlei varianten in diverse talen bekend. Harrebomée noteert de standaardtalige uitdrukking: Men moet geen hei roepen vooraleer men over de brug is. In het Antwerpsch geeft men ook nog
| |
| |
een andere, goed ingeburgerde wijsheid mee: Men moet de huid van den beer niet verkoopen, voordat hij geschoten is.
Moeders waarschuwen ook voor te veel lef. Voor wie de gevaren niet ziet, kan het verkeerd aflopen. Drie categorieën stunters worden geviseerd: hoge klimmers, diepe zwemmers en schaatsers, of varianten ervan, en dan vooral in West- en Oost-Vlaanderen. In Brugge hoorden Maria en Philip: Hoge klemmers, diepe zwemmers, schaatsers op t'ies zien alle drie ni wies. In het Kortrijks Woordenboek gebruiken ze nog het oudere woord schaverdijners: Hoge klemmers, verre zwemmers, schaverdinners op het ies, zien oa thope ni wies. In de streek van Roeselare is de wijsheid opgetekend in Ool koett'n en ool doen. Het dialect van Midden-West-Vlaanderen van Clinckemaille: Hoge klemmers... diepe zwemmers... schaverdijnders op het ijs... zijn altesaam niet wijs! Met een extra d in schaverdijners en uiteraard met de bekende ie-uitspraak in het West-Vlaams. Ook het Gents Woordenboek van Lodewijk Lievevrouw-Coopman noteert: Hooge klemmers, verre zwemmers en loopers op het ijs, zijn al te gare nie wel wijs.
Sommige moeders vergaten wel eens hoe het belerende rijmpje precies in elkaar zat. De moeder van Bart maakte het iets korter - en daardoor voor Bart misschien duidelijker - toen hij om een brommer vroeg: Hoge vliegers en diepe duikers sterven zelden in hun bed. Voor Bart was het meteen duidelijk, het werd een
| |
| |
keiharde nee. Minder letterlijk waarschuwt deze wijsheid er uiteraard ook voor dat we maar beter niet te makkelijk iets doen dat boven ons kunnen uitstijgt.
Gelukkig hadden de moeder van Katrien en die van Lea er blijkbaar nog wel vertrouwen in: Zijt braaf en als ge niet braaf zijt, zijt dan voorzichtig. Deze wijsheid kon ook in heel wat andere situaties ingezet worden.
| |
Red uzelf
Als wijsheden van generatie op generatie worden doorgegeven, dan is het wellicht een teken dat ze ook in nieuwe tijden en een andere maatschappelijke context blijven gelden of een invulling vinden die aan de nieuwe samenleving is aangepast. Hilde uit Wetteren kreeg via haar moeder van haar grootvader een wijsheid doorgeschoven die ze vandaag zelf nog af en toe gebruikt: De trein van red uzelf rijdt altijd. Dat betekent dat je niet te veel op de ander hoeft te rekenen of wachten als je iets gedaan wilt krijgen. Je zou er van alles aan toe kunnen voegen over de stiptheid van de nmbs, maar dat moet je indien van toepassing dan maar even zelf doen. Kijk niet te snel naar de ander als iets gedaan moet worden: het is een prachtwijsheid die in een kader boven elk bed zou mogen hangen.
Lisette uit Duffel leerde van haar moeder overigens ook dat je maar beter niet te veel kunt rekenen op
| |
| |
medelijden van de ander: Je blijft veel langer in leven met één kilo suiker dan met één kilo compassie. We hebben het nooit geprobeerd, en de vele dieetgoeroes zullen ons zeker niet aanmoedigen het uit te testen.
God helpt de mensen die zichzelf helpen. Daarmee bewees de oma van Yolanda uit Lier in de jaren zestig waarom de plaatselijke pastoor haar devotie niet bijzonder hoog inschatte.
|
|