| |
| |
| |
Van kannekes en leerkes
Kinderen zijn ook maar mensen. Dat vergeten de ouders of grootouders wel eens. De berg van het leven waar ze over moeten, is hoog, op bepaalde momenten in de jeugd zelfs te hoog. De gave van het geduld om te analyseren wat er aan de hand is en hoe ze van een probleem een oplossing kunnen maken, is nog onvoldoende ontwikkeld. Het fenomeen is bekend: ze hebben een opdracht gekregen, een taak, huiswerk, een klus, en vooraleer ze ook maar een strategie hebben bedacht om ze uit te voeren, zeggen ze: ‘Dat gaat niet.’ Of erger nog: ‘Dat kan niet.’ Ze verwoorden het kort en goed. Duidelijk. Dat kun je hen alvast niet verwijten.
Dan kan het gebeuren dat moeders - en vaders minstens even vaak - het geduld verliezen en de nazaat met een welgemikte wijsheid weer met beide beentjes op de grond zetten. Om de kinderen in te prenten dat wie iets wil kúnnen misschien maar beter bereid is wat bij te léren, gebruiken moeders het beeld van ‘kannekes’ (denk aan de melkkan en aan ‘kunnen’) en ‘leerkes’ (ladders en ‘leren’).
| |
| |
| |
Niet gaan
Als je je als kind laat vangen aan de uitspraak ‘Dat gaat niet’, dan heb je 't zelf gezocht natuurlijk. Makkelijk scoren voor de ouder, die de voorzet enkel nog binnen hoeft te koppen: Alles gaat behalve een kikker, die springt, kreeg An in Deurne van haar moeder te horen. Al vermoeden we sterk dat die kikker in Deurne ook wel eens ne pojt geweest zou kunnen zijn. In Duffel wordt de kikker een worm: Alles gaat behalve ne pier; da kruipt. Je hoort het Urbaan Van Praat, het Duffelse typetje uit Het Leugenpaleis, zo zeggen. Met een palatale a en alles erop en eraan. Tegenstellingen en woordspelletjes doen het hier goed: de figuurlijke en letterlijke betekenis van ‘gaan’ als achtergrond om je oneliner meer kracht bij te zetten. Moeders weten duidelijk hoe het moet!
En het hoeft niet altijd met doorzettingsvermogen te maken te hebben. Frans uit Mechelen kreeg te horen: Een blind varken vindt ook een truffel. Iemand presteert ook ondanks beperkingen. Beter bekend en misschien wel inheemser is: Zelfs een blind varken vindt af en toe een eikel.
Alles gaat, ne manke gaat wel, kreeg Chris uit Lillo wel eens koud op zijn bord. Het was de tijd waarin we iets minder omzichtig omgingen met hoe je iemand met een beperking benoemt. Zou het vandaag nog kunnen? Het valt te betwijfelen. Maar: een goede wijsheid moet ook kernachtig zijn en een compact metrum hanteren.
| |
| |
Soms zijn de omstandigheden waarin een wijsheid bedacht wordt minder vrolijk. Marleen verloor op haar vijftiende haar moeder. Die harde ervaring bracht haar tot een wijsheid die ze haar kleinzoon van negen meegeeft als hij het even niet ziet zitten: Niet gaan bestaat niet, proberen wel. In Sint-Joost-ten-Node kreeg Kris van thuis mee: Nie gaan, nie bestaan. Een taalnazi of een kniesoor die er een punt van maakt dat de moeder van Kris de eind-t wegliet. Dat gebeurt overigens niet uitsluitend in Brussel of Vlaams-Brabant. Bij de West-Vlaamse Marina klonk het, ook al zonder eind-t: Nie gaan bestaat nie, moeilijk gaat ook. Bij Hyacintha in Oostende klonk het iets korter: Nie goan bestoa nie.
Sommige moeders halen er het woordenboek bij om de wijsheid een educatief randje te geven: ‘Dat gaat niet’ mag niet in je woordenboek staan, doorzetten moet je doen of Niet gaan staat niet in ons woordenboek. Voor de moeder van Josta was vooral de communicatievaardigheid cruciaal in het realiseren van je dromen: Met de taal en de mond raak je wereld rond!
Bij Leen in Geel en bij Noëlla uit Nijlen haalden ze er zelfs een Bijbelse figuur bij, Noach meer bepaald. Noé heeft ook geleefd en Noé heeft heel lang geleefd, dat wil zeggen ‘node’ (= niet graag) bestaat ook, iets wat je niet graag doet, moet toch gebeuren. ‘Noach’ en ‘node’ klinken in Geel en Nijlen hetzelfde. Het moet iets zijn als noowe. Alweer een voorbeeld van homonymie, zou een taalkundige zeggen.
En als Ilse uit Gent aan de kant bleef staan, kreeg ze te horen: Die nie 'n doe, misdoe uuk nie. Deze wijs- | |
| |
heid is ook in andere gezinnen bekend: Wie niets doet, niets misdoet.
| |
Niet kunnen
Iedereen kent het wellicht: het onuitputtelijk repertoire waarin kannekes en leerkes de hoofdrol spelen. De hoofdvogel is natuurlijk: Zet dat kanneke weg en pakt dat leerke, een wijsheid die je blijkbaar vooral terugvindt in de provincie Antwerpen: Loenhout, Dessel, Wilrijk, Essen, Zwijndrecht, Schoten, Merksem, Mortsel, Antwerpen, Edegem, zelfs bij voormalig Groenpolitica Mieke Vogels thuis! Wat zou het ons over de provincie leren? Wij die dachten dat in Antwerpen geen uitdaging te groot was om ze aan te gaan? En dat de rest van het land parking was? Zouden ze dan toch niet zo heldhaftig zijn? Toegegeven: we horen het een Antwerpenaar wel zeggen: ‘Da kanni.’ Twee scherpe à's, geen eind-t's. Het kan...
Met deze wijsheid tonen moeders en vaders weer hun taalvirtuositeit: de kan en de leer (in het Nederlands de ladder) als tastbare voorwerpen tegenover de handelingen zorgen voor een wel heel realistisch beeld. Het werkte duidelijk bij Fried uit Merksem, waar de uitspraak zelfs een visuele indruk achterliet: ze klonk nog indringender uit de mond van haar grootmoeder, die Vlaamse en Duitse roots had. Ze ziet nog steeds een kan en een ladder voor zich als ze eraan denkt.
| |
| |
Deze wijsheid duikt ook in Gent op, onder meer bij Petra, maar dan anders gefraseerd: Ge moet de kanne laten staan en de lere nemen. Het kan nog korter, en meteen ook directiever: Lot de kan ston en nemt de lieër, zoals vermeld in Wélle Klappe Tins - 'n speise và diksionèèr, of zoals Jozef het in Maarkedal te horen kreeg: Loat de kanne staan, pakt de lieëre.
De grootmoeder van Kris uit Mortsel wilde met die uitspraak zowel haar kleinkinderen als het personeel uitdagen. Een soort plus est en vous, zoals mecenas, kunstverzamelaar, militair, diplomaat en politicus Lodewijk van Gruuthuse dat al bedacht in het Brugge van de vijftiende eeuw. Zo kon Kris als tienjarige de fietsband van zijn vriendinnetjes plakken op fietstocht en ook de soepkip schoonmaken nadat oma ze geslacht had. Een grootmoeder die uitdaging bood, een lerende organisatie avant la lettre, zonder dat ze ooit een managementboek gezien had... Een vooruitstrevende familie dus.
Het kanneke staat naast het lereke was de korte versie bij May in Westmalle. Waarom met te veel woorden als het kort kan? Kempische nuchterheid, zeg maar. Varianten legio: Als het met het kannetje niet kan, moet je het leerke pakken, zeggen ze in Schoten. In bepaalde minder gegoede klassen is er zelfs geen kanneke voorhanden: Als je geen kanneke hebt, moet je het leerke pakken, kreeg Marina uit Antwerpen mee. En soms speelt een kleine gestalte een rol: Als je niet aan het kanneke kunt, moet je het leerke pakken. Short people, ze hebben het niet altijd even makkelijk.
| |
| |
‘Een varken lieërt nog als 't al duuët is.’
| |
| |
Zet je kan in de goot, en gebruik je handen is dan weer vooral terug te vinden in het Waasland: Sint-Niklaas, Sint-Gillis-Waas... Zegt dat iets over de regio? Zijn ze er misschien bang voor ladders? Of hebben ze ervaring met de goot?
Bij Gerda in Wetteren was het niet van niet kúnnen, maar van niet wíllen: Laat gij 't kanneke staan en pakt gij 't willeke. Elders verwacht men duidelijk dat zoon- of dochterlief zelf beseft dat hij of zij moet leren. Moeders commentaar beperkt zich dan tot: Daar heb je geen kanneke voor nodig.
Als Alfons in Brasschaat durfde te zeggen ‘Dat kan ik niet’, dan kreeg hij steevast te horen: Daar is 't leren goed voor. De moeder van Alice uit Gent ging het minder ver zoeken en hield het bij een prozaïsch Wat je niet kunt, kan je leren. Een doordenkertje uit de boerenstiel uit het Oost-Vlaamse Maarkedal: Een virken lieërt nog als 't al duuët es. Voor jongeren is deze wijsheid wellicht niet zo duidelijk. Wie weet nog dat een varken nadat het geslacht was op een ladder werd gehangen om uit te bloeden?
| |
Hoopkes en puttekes
Soms wordt het anders aangepakt en geeft een opa op een wat minder verbloemde manier aan dat er slechts weinig dingen écht niet kunnen. Dat is dan weer echt mannenwerk. Alles kan, behalve hoopkes pissen en
| |
| |
puttekes kakken, kreeg Jos in Zoersel te horen van zijn grootvader. Het had het voordeel van de plastische duidelijkheid. Maar je kon het natuurlijk niet overal en te allen tijde gebruiken. Een wijsheid voor huiselijk gebruik, zullen we maar denken. Hoewel, Piet uit Kruishoutem gebruikt het als zijn leerlingen in de klas zeggen dat ze iets niet kunnen: Alles kan, behalve omhoogvallen en geld kakken. Onderwijzers nemen wel vaker de moederrol op tijdens de schooluren. In de Oudenaardse regio moet de wijsheid de laatste jaren dus wat bekendheid verworven hebben. Priester Amaat Joos vermijdt in zijn Waasch Idioticon kak en pis. Hij houdt het dus bij: Alles kan, behalve omhoogvallen.
Als de moed je in de schoenen gezonken was, hielden ze het in Mechelen wat netter. Els kreeg er van haar tante de raad: Ge moet vooruit, alleen de kiekens krabben achteruit. En bij Anne-Marie in Gent werd het nog iets verfijnder verwoord: 't Gemak komt voor de eer, wie 't niet kan, moet het leren. Maar dan op z'n Gents, zodat lere rijmt op ere. Dat je niet altijd loon naar werken krijgt, dat besefte Anita uit Merksem ook: Het paard dat de beste haver verdient, krijgt hem meestal niet.
| |
Gebraden kiekens
Het zou wel eens kunnen dat wijsheden die op het ambitiegevoel inspelen veeleer van vaderskant komen
| |
| |
dan van de moeder. Maar statistisch kan dat niet onderbouwd worden, althans niet volgens onze inzendingen. Er zijn vooreerst de wijsheden die tot werkzaamheid aanzetten, want de volksmond is er - niet helemaal ten onrechte - van overtuigd dat je zonder werken niets bereikt.
Een wijsheid spreekt bovendien altijd meer tot de verbeelding als je er ook letterlijk een beeld bij kunt verzinnen. Als dat bovendien met beweging en met eten te maken heeft, dan zit je helemaal goed.
De kiekens komen niet gebraden in uw mond gevlogen is een schoolvoorbeeld van een wijsheid die zich op het netvlies brandt. En zeker in Zottegem zijn ze van beeldrijke taal niet bang. Bedenk er nog het typische no-nonsense accent bij, en alles wordt duidelijk. In Gent kent men volgens Lievevrouw-Coopman een vergelijkbare wijsheid met de betekenis dat je geen voordeel kunt halen uit iets als je er geen moeite voor doet. Hij vermeldt in het Gents Woordenboek: Ge meent zeker dat de gebraden kiekens in uwen mond zullen vliegen [of vallen, of komen gevlogen], soms nog vervolledigd door mee een mes in huideren rugge. Iets platter klinkt het in Maarkedal, waar ‘mond’ vervangen wordt door ‘muil’: Ge meugt nie peizen da de kiekes gebroan in ui muile vliegen.
Kiekens worden ook soms lijsters. Tegenwoordig worden die minder vaak gegeten, maar lang geleden blijkbaar wel: De gebraden lijsters en zullen in uwen mond
| |
| |
niet vliegen. Er moet gewerkt worden als je iets op je bord wilt, als je niet werkt, zul je niet eten, zegt Lievevrouw- Coopman in zijn Gents Woordenboek. Zelfs duiven werden gebraden, als we hem en Huberts moeder uit Melle mogen geloven. Uit 1852 dateert Gebraden duiven vliegen niet in de lucht, zonder verdere uitleg. In Leuven houden ze het algemener. Geen kiekens, duiven of lijsters, maar gewoon vogels vliegen daar hopelijk in je mond volgens Goemans in het Leuvensch Taaleigen-Woordenboek: De gebraden vogels zouden moeten in zijnen mond vliegen, zegt men van een lui iemand.
Als de werkzaamheid niet vanzelf komt, zijn grootmoeders desnoods bereid tot enig fysiek geweld. Zo herinnert Lieve uit Elsene zich de uitdrukking Geef hem een stamp onder zijn inktpot dat hij al schrijvend voortloopt. Het is een typische kernachtige wijsheid die in het geheugen blijft plakken, ook al is Lieve niet honderd procent zeker of ze de juiste betekenis te pakken heeft. Wij ook niet trouwens... Maar op woorden.org vinden we twee vermeldingen met de betekenis ‘iemand fysiek bedreigen, grappig bedoeld’ en ‘iemand een ferme schop tegen zijn achterste geven’. In Gent klinkt het: Kgo ue ne schup in uwen intpot geve, dade al schraavend vuurtluupt. In Zottegem: Iemand ne stamp tegn zijn intpot geven dat hij al schrijven vurtlupt. Het geldt trouwens ook voor andere wijsheden: de betekenis die de ontvanger eraan geeft, is niet noodzakelijk die van de afzender, maar heeft daarom niet minder bestaansrecht.
| |
| |
Hoe moet je die ambitie dan realiseren? Ook daar staan moeders wel eens bij stil. En je hoeft het niet ver te zoeken. Mikt hoog genoeg, want de pijl zakt bij het vliegen, bijvoorbeeld, geeft blijk van inzicht in de elementaire wetten van de fysica en de boogschutterij, en schittert in al zijn eenvoud.
Wie ergens wil komen hoeft niet altijd te wachten op toestemming. Het inspireerde de moeder van Bert tot een simpele vaststelling, makkelijk te onthouden, zij het wellicht niet altijd even makkelijk in praktijk te brengen: Als je niets vraagt, mag je alles. Of Bert van deze aansporing gebruik heeft gemaakt, heeft hij ons niet verteld. Sarah uit Duffel hoorde dat in een andere, beter bekende versie: Nee hebt ge, ja kunde krijgen.
Wie is het trouwens die in huis de zaken het meest in handen neemt? De moeder van Els uit Aalst liet er niet de minste twijfel over bestaan: De vrouw bouwt het huis of maakt het tot gruis. Het is ook bekend in Antwerpen volgens het Idioticon van het Antwerpsch Dialect: De vrouw bouw(t) het huis of slaag(t) het tot gruis. En was het maar half of iets minder perfect werk, geen nood: Den dienen die 't ziet, mag content zijn dat ie niet blind is, wisten ze bij Kathleen in Oudenaarde.
Bij Jef in Hoogstraten klonk het: Braaf en eerlijk zijn, hele goede eigenschappen voor een paard en een hond. Dat kwam zo: de oom van Jef was veehandelaar en wist dat je met braafheid niet ver kwam. Waarin die oom dan van de norm afweek? We laten het uit respect
| |
| |
voor de familie graag in het midden. De vee verhandelende oom van Jef ging zelfs nog een stapje verder: De slechtste manier om geld te verdienen is werken. Onze fantasie aangaande de gang van zaken in de veehandel slaat er alleen maar verder van op hol.
De oma van Tom uit Aalst was een West-Vlaamse boerin met een gouden hart, maar nogal een ‘dulle’, zoals ze daar zeggen. Als iemand braaf werd genoemd, repliceerde ze: Fraai zin es a have vor a zwinsmoere da ze nie nar eur jongen skipt. In gewone mensentaal: braaf zijn is een gave voor een zeug zodat ze niet naar haar biggen schopt. Braaf zijn is goed voor een zeug, maar als mens ben je er niets mee, want dan wordt er van je geprofiteerd en ben je een beetje karakterloos. Bij Nathalie uit Gent werd het: Braaf zijn is geen gave, zelfs een zwijn kan dat zijn - in dezelfde lijn, maar wat sappiger. We gokken in het Gents op iets als: Broaf zijn es gin goave, zelfs een veirke kan dat zijn. In Ouwegem en omstreken kennen ze dan weer: Broave is geen goave, 't es de goave van een pird. Honden, varkens, paarden... die moeten braaf zijn en luisteren; een mens daarentegen moet een minimum aan ambitie tonen!
Wie er wil komen, moet niet te kleinzerig zijn. Alfreda uit Oostende noteerde bij haar moeder: Wie bang is, krijgt ook slaag. Elders werd dat nog wat concreter: Ne bangen hond krijgt ook slaag! Met andere woorden: met nodeloze angst kom je geen meter vooruit.
| |
| |
Als je dan toch uitblinkt in je vakgebied, wees dan voorbereid op een zekere graad beaufort, of die nu van opzij of van achteren komt: Alle hagen vangen wind. Om van hoge bomen nog maar te zwijgen. Wie niet valt, kan ook niet opstaan, zegt Marleen uit Hamme.
In 't kopen en in 't vrijen moet je niemand mij'en. Marie uit Hamme kreeg de beginselen van het ondernemerschap al vroeg ingeprent, zowel op economisch als op affectief vlak. In D'n Dikken Baens in Berlare is In 't küepen en in 't vrààn moet nieman nie mààn opgenomen.
Wie dat 't veir weg smet, ropt 't dikkes hiejel ket bai oep. Wie het ver van zich af gooit, raapt het meestal dichtbij op. Of hoe iemand met bravoure zijn vrees of gevoelens kan camoufleren.
Voor wie in de waan zou leven dat hij of zij een wereldverbeteraar is, heeft Lydia nog deze ontnuchtering: Sus, op uw eentje kun je de wereld niet verbeteren.
| |
Go, go, go
Kinderen zijn van nature lui, of is dat enkel de mening van moeders? Wanneer Nadia uit Mechelen vroeger meldde dat ze zich verveelde, werd ze getrakteerd op een op en top Mechelse uitdrukking: Spelt me aa tiene tot vermaak van oe eele. Voor de niet-Mechelaars: speel met je tenen tot vermaak van je hielen.
| |
| |
Vandaag zijn kinderen meer en meer schermactief, maar dat rekent moeder terecht niet tot échte activiteit. Hoe vaak gebeurt het niet dat vooral moeders hun kinderen met een lichte wanhoop in de stem aansporen om toch íets te doen, meer bepaald het scherm neerleggen en bewegen? In die poging tot activatie wordt de moederlijke activiteit dan als toonbeeld gesteld. Daarvan getuigt de alom bekende wijsheid die ook de grootmoeder van Chris uit Hasselt wel eens gebruikte. In zijn herinnering was zijn oma altijd wel met iets bezig. Als het huishoudelijke werk erop zat, begon ze sokken te breien, taarten te bakken of kleren te naaien. Voor zijn grootmoeder was het duidelijk: Vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. Ze gebruikte niet het werkwoord ‘mogen’ zoals de moeder van Greet uit Noorderwijk, die vaak zei: Vrouwenhanden en paardentanden mogen nooit niet stille staan, en in haar herinnering was dat vooral bedoeld voor de meisjes uit het gezin. De wijsheid bevat een mooie dubbele negatie. Greet had ze als argument kunnen gebruiken om lekker lui te blijven zitten, want ‘nooit niet’ betekent zoveel als ‘altijd’.
Heel wat dialectwoordenboeken (Woordenboek van het Asses, Gents Woordenboek, Idioticon van het Ant- werpsch Dialect en Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon) kennen deze wijsheid. Ook in Asse bezondigen ze zich aan de dubbele negatie: Vravenhannen en pjeretannen meugen noeët ni stille staan. Antwerpen kent de wijsheid in een iets gewijzigde variant: Vrouwliehanden en pèèrdetanden meugen nooit stilstaan.
| |
| |
Net zoals in het Hageland: Vrouwlie han(den) en peädstan(den) en moge zeleëve ni stil zijn. De lie van vrouwlie is hetzelfde als ‘lieden’ of ‘lui’, dat we nu nog kennen in ‘ambachtslieden’ of ‘ambachtslui’.
Als de moeder van Nele uit Duffel zag dat ze maar traag aan een voorgeschoteld klusje begon, pepte ze haar dochter op met de woorden: Met de moed in de schoenen komt men niet vooruit. Of het hielp, heeft Nele ons niet verteld. In D'n Dikken Baens, Nog Verdikt, het Berlaarse dialectwoordenboek van Cyriel De Bruyne, vonden we deze wijsheid om aan te duiden dat niet iedereen even ijverig in het leven staat: Den iene verplet ier een broek mier as d'n andere.
En zelfs als je uiteindelijk aan het klusje begon, vonden moeders dat het meestal veel te traag vooruitging. De grootmoeder van Mimi uit Lier was met één arm geboren en moest zich behelpen met een kunstarm en -hand. Zij kon als zaakvoerder van de in Lier wereldberoemde bakkerij De Lierse Vlaai dus alle hulp gebruiken. Daartoe gebruikte ze het va-et-vientprincipe in de uitdrukking Maakt dat ge weg zijt, dat ge terug zijt, dan kan je iets anders doen. De vader van Francine uit Turnhout had twee wereldoorlogen meegemaakt en besefte dus als geen ander dat het leven aan de doeners was. Hij maande zijn dochter aan niet al te lang stil te zitten en gebruikte daarvoor het alom bekende en wat afgezaagde De tijd gaat snel, gebruik hem wel. De moeder van Rita uit Zwevezele liet er ook liever geen gras over groeien wanneer ze een opdracht
| |
| |
gegeven had en er niet meteen uitvoering volgde: Ik zie liever de heiligen die direct mirakels doen. Ook Cornelissen en Vervliet kennen deze verzuchting in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect: Ik zien liever 'nen heilige die seffens mirakelen doet. Let op de twee gebruikte meervouden!
Ouders leren hun kinderen ook om al doende extraatjes mee te pikken. In Aalst, Dendermonde, het Waasland en daarbuiten kregen de kinderen een lesje over vliegende vogels en vooral kraaien: Een vliegende kraai heeft meer dan een zittende. Initiatief nemen is beter dan bij de pakken te blijven neerzitten. Of nog specifieker in Schellebelle: iemand die veel naar de markt of winkels gaat, kan al eens een gunstkoopje op de kop tikken. En ook: een meisje dat veel uitgaat, raakt vlugger aan een man. Zeer algemeen en heel specifiek toepasbaar, blijkbaar. Jos uit Herentals kreeg net iets anders te horen: Een vliegende kraai vangt iets, een zittende niets. Wanneer Anneleen in Aalst van haar oma haar zondagsgeld kreeg, nam de oma het niet te nauw met de taalregels: Een vliegende kraai heeft meer als een zittende. Ook elders wordt trouwens de ‘dan’ wel eens vervangen door een ‘als’. Het laatste werd meedogenloos rood onderstreept door de leraar Nederlands. Naast ‘hebben’ wordt ook ‘vangen’ gebruikt. Dat doet de moeder van Nicole uit Sint-Niklaas, en misschien heeft ze het niet voor kraaien, want ze gebruikt het algemenere ‘vogel’: Een vliegende vogel vangt meer dan een zittende. Je moet je ogen en oren openhouden om ervaringen op te doen.
| |
| |
Nog enkele varianten op deze wijsheid vind je in een paar woordenboeken:
'n Vliegende kraai vangt iet en 'n zittende vangt niet. (Idioticon van het Antwerpsch Dialect)
Een vliegende kro heit iet en een zittende kro heit niks. (Woordenboek van het Asses)
Een zittende kro heit niet. (Woordenboek van het Asses)
Een vliegende kraai vangt (altijd) meer dan een zittende. (Gents Woordenboek)
Een vliegende krou(j)e vang(t) mieër of een zittende. (Woordenboek van de Oosterzeelse Dialecten)
'n Vliegende kraaie vangt meer of 'n zittende. (Kortrijks Woordenboek)
Een vliegende kraai vangt altijd wat. (Gents Woordenboek)
Een vliegende kroaj (h)ee mieër of een zittende. (Woordenboek van het Schellebels Dialect)
Een vliegende kraai vangt meer als een zittende. (Waasch Idioticon)
Zittende kraaien zullen nooit hebben. (Bijdrage tot een Haspengouwsch Idioticon)
Een vliegende kraai vangt altijd wat. (standaardtaal in woordenboek Van Dale)
Als de opdracht schoonmaken was, dan waren de moeders van Martine uit Kuurne en Vera uit Gent vrij precies in hun richtlijnen, zeker als het over het stof en
| |
| |
vuil in de hoeken van een ruimte ging. In d'hoekskes zitten de snoekskes in Kuurne, en die ‘snoekskes’ werden ‘koekskes’ in Gent: In de hoekskes zitten de koekskes.
Bij Igna uit Zolder klonk het in de jaren vijftig en zestig zo: Pier Mic dàcht dat hij zijn hond eten gaf, maar het arme beest kreeg niets... Haar moeder bedoelde ongetwijfeld dat denken een goed begin was, maar dat er uiteraard ook actie op moest volgen. Als het bij woorden bleef, zonder daden, klonk het zo: Er gaat veel zeggen in een zak. En bij de moeder van An uit Deurne was zelfs het argument tijdsgebrek niet geldig: Geen tijd is geen goesting. Dát is nog eens gesproken!
| |
Uitstel is afstel
Wat met een moeilijke term ‘procrastinatie’ heet, wordt in de volksmond gewoon als uitstel omschreven. Het is het uitstellen van dingen die je móet doen, en waarvan je weet dat het uitstel alleen maar extra stress zal creëren. Het gaat dus bijna steeds om gedrag dat een inspanning vergt of onaangename aspecten inhoudt. Sommige kinderen houden echter van uitstel. Kordate moeders kunnen daar niet zo goed mee om. Als je als kind dus wat uitstelgedrag vertoonde, kon je rekenen op commentaar. Stel niet uit tot morgen wat je vandaag (of heden) kunt doen is de meest bekende. Als Robert weer eens last had van uitstelgedrag en ant- | |
| |
woordde: ‘Morgen begin ik eraan’, kreeg hij steevast de reprimande Stel nooit uit wat je heden doen kunt. Dat wat formeel klinkende ‘heden’ duikt trouwens ook op bij Kristina in Kessel-Lo: Stel niet uit tot morgen wat ge heden doen kunt. In het Leuvens wordt dat laatste wellicht doen en kunt. Bij Hilda in Temse werd het op rijm gezet: Stel niet uit tot morgen wat ge heden kunt verzorgen. Bij Mia in Genk spraken ze iets minder formeel: Stel niet uit tot morgen wat je vandaag kunt doen.
Kinderen zijn niet altijd mobiliseerbaar voor een vervelende klus. Als Linda uit Sint-Pieters-Leeuw daar met de nodige tegenzin aan begon, liet haar moeder haar ongenoegen blijken met Tegen de goesting gedaan is ook gedaan! Bij Rita verwoorden ze het iets kernachtiger en vooral op rijm: Van een verzet komt een belet. Het is bekend in heel Vlaanderen: doe eerst wat je niet zo graag doet, anders raak je in nesten.
|
|