| |
| |
| |
Mens, ken uzelf
Het is verdomd een hele opgave voor kinderen om hun moeder iets wijs te maken of iets verborgen te houden voor haar. Soms is het alsof moeders daar een extra zintuig voor hebben. De waarheid is wellicht dat moeders ook ooit kinderen waren en nog goed weten wat voor verboden terrein zij toen betraden. Met wellicht de gebruikelijke straffen en commentaren van hun eigen ouders.
De moeder van An in Gent herkende de deugnieterijen of kwajongensstreken van haar kinderen omdat ze ze zelf ook uitgehaald had. De ‘martiko’ leverde haar inspiratie voor: Ge moet nen ouwe martiko gien muilen lieren trekken. We vinden deze wijsheid ook in het Gents Woordenboek: Men kan een oude martiko geen muilen leeren trekken. Maar wat is die martiko eigenlijk? Volgens het Groot Scheldwoordenboek van De Coster eigenlijk het jong van een aap. Vandaar de vergelijking met een mens die zich als een aap gedraagt. Dus een lelijk, boosaardig of dom persoon, scharminkel, domoor. Er bestaat ook een uitdrukking ‘zo lelijk als een marteko’.
| |
| |
Ook buiten Gent is de martiko bekend. Joos neemt hem op in het Waasch Idioticon: Ge moet geen oude marteko's leeren muilen trekken. In Leuven en Zuid-Oost-Vlaanderen veranderen ze ‘muil’ in ‘smoel’ en ‘bakkes’. Teirlinck vermeldt: G'em moet geenen auwe marteko leere smoelen trekken (of maken) en Goemans citeert in zijn Leuvensch Taaleigen-Woordenboek: Aan nen oude martiko moet ge geen bakkes leeren maken. Martiko klinkt daar als ‘metteko’. El Metteko is trouwens ook de naam van een heerlijke brasserie vlak bij de Beurs in Brussel. ‘De duivel mag u komen halen met geheel uwe marteko's familie’, schreven Reimond Stijns en Isidoor Teirlinck in 1884 in Arm Vlaanderen.
Maar wie rond 1880 in een Gents café een ‘marteko’ bestelde, kreeg een borrel, lezen we in het Borrelwoordenboek van Ewoud Sanders. Drank, dronkenschap en de roes worden vaak voorgesteld als een dier of een demonisch wezen. Vandaar borrelnamen als ‘aap’ en ‘batse hond’. Het Gents Woordenboek geeft als voorbeeldzin: Hij heeft al ne marteko of drije binnen. Ook in de jaren tachtig werd deze borrelnaam nog in Vlaanderen gebruikt. Wat diende bewezen te worden dus. En wie de martiko niet kent (of lust), houdt het gewoon bij ‘aap’, zoals de moeder van Jos uit Herentals: Ge moet een ouwe aap geen smoelen leren trekken.
Uit Ieper bereikte ons een mysterieuze wijsheid, die we voor het gemak hier maar onderdak bieden: Waar dat God al zijn schoon brood in steekt en dat er zoveel magere paarden rondlopen. De oma van Bart ge- | |
| |
bruikte deze uitdrukking als hij schelmerij uithaalde. We vermoeden dat ze daarmee berustte in het feit dat ze niet altijd greep kreeg op de fratsen van haar nageslacht. Eenzelfde verhaal bij de oma van Miek uit het Meetjesland, die haar kleinkinderen met te veel praatjes toeriep: Streken edde veur niets en koekskes moete kuuëpen. Je kunt wel veel praatjes hebben, maar als je iets wilt bereiken, zal je er ook iets voor moeten doen, was de achterliggende boodschap.
De moeder van Wim uit Tienen wist dat hij een man van vele verlokkingen was en wilde hem al vroeg duidelijk maken dat je maar beter nooit denkt dat iets jou niet kan overkomen. Zeg nooit: watertje, ik zal van u niet drinken! Misschien was het vooral zelfkennis die haar tot die wijsheid bracht. Hetzelfde zien we bij Lieve in Elsene, al werd het watertje daar iets feestelijker aangekleed. Zeg nooit: fontein, 'k zal van uw water niet drinken.
Je leert iemand pas écht kennen als je dagelijks met hem of haar omgaat, leerde Martine uit Lier van haar moeder. En dus, met een slag om de arm: Werkt met de man en eert hem dan. In Asse leren ze hun kinderen dat het niet volstaat mensen te zien om ze te leren kennen: Ziedde de minsjen, ge kint ze niet! De moeder van Roger uit Oostnieuwkerke wilde hem tijdig de vrouwen leren kennen: Ge moet altijd opletten van de voorkant van een vrouw en de achterkant van een paard. Ook in het Woordenboek van het Asses is deze
| |
| |
volkswijsheid genoteerd: Maid a van 't aggeste van een pjed en 't veu(r)ste van een vra! Van de achterkant van een paard weten we niet goed wat te denken: onberekenbaar of vuil? Bestaat er zoiets als een ezelsstamp voor paarden? Dan snappen we het wel.
Iemand anders bekritiseren is gauw en gemakkelijk gedaan, maar alles begint bij zelfkennis en zelfkritiek, hoorde Rita uit Ronse: Leg uw hand boven uw hoofd en kijk wat eronder staat. Bij Luc in Ouwegem klonk het een beetje anders: Leg uw hand op uw hoofd en kijk wie eronder staat.
Af en toe mag via de moeder ook een grootvader de honneurs waarnemen, zeker als die zich even sappig uitdrukt als deze opa uit Reet: Loemp is ook vis, maar de kop deugt nie. Kleindochter Marie-Claire is het nooit vergeten, en dat zijn toch de beste wijsheden. De lompenvis of Icosteus aenigmaticus is een straalvinnige vis uit het noorden van de Grote Oceaan. Het lichaam van de vis heeft geen schubben, de vinnen hebben geen stekels. Ook in Diest is deze wijsheid bekend: Loemp es ok vis mor de kop deugt ni, staat er in het dialectwoordenboek. Loemp is de Brabantse variant van lomp, en uiteraard betekent ‘lomp’ behalve een bepaalde vissoort ook ‘onhandig’ of ‘dom’. Woordspelletjes - of met een moeilijker woord: spelen met homoniemen, woorden die er hetzelfde uitzien maar iets anders betekenen - horen nu eenmaal bij volkswijsheden.
| |
| |
Een moeder uit Geraardsbergen had ook een wijsheid klaar voor het geval dat de pastoor er een bijzit op na hield: Gewijde kaarsen branden ook. Niet ver daarvandaan, in Ninove, hadden ze dan weer weinig fiducie in de goede gang van het gerecht: Met principes raak je in de bak [gevangenis] en met geld terug eruit. Het heeft Anne-Marie veel tijd gekost om deze wijsheid helemaal te snappen, maar nu weet ze het wel. En wat voor mensenkennis geldt, mag ook gelden voor het doorzien van vaderlandse spreuken, weet Jozef uit Hechtel: Eendracht maakt macht, maar macht wil geen eendracht.
De beste strategie hanteerde de moeder van Chris uit Leuven. Als ze niet meer wist wat te zeggen, zei ze: Ik zou veel kunnen zeggen, maar ik zal maar zwijgen, in de standaardtaal ook bekend als: Ik zeg maar zo, ik zeg maar niks.
| |
De macht van het getal
Er is er overal wel eentje die eruit springt. Meestal aan de minder vaardige of slimme kant van het spectrum. De onhandige, domme, trage, luie, extravagante vreemde eend in de bijt. In dat geval zijn de Vlamingen specialisten in het spreiden van de mantel der liefde en tegelijk snoeihard aangeven dat een beetje anders zijn toch niet zo vanzelfsprekend is.
Als Leo uit Mol weer eens gek deed, glimlachte zijn moeder: Ons Heer moet van elk zijn getal hebben.
| |
| |
Dat wordt bevestigd in het Gents Woordenboek van Lievevrouw-Coopman. Hij noteert Ons heere moet zijn getal hen in de betekenis ‘er moeten alle soorten menschen zijn; meest toegepast op dommeriken’. De uitdrukking heeft vele varianten, en de ene bekt al wat makkelijker dan de andere. In volgorde van voorkeur: Ons Heere moet zijn getal hen; Ons Here moet zijn aantal hebben; Onze Lieveheer moet van alles zijn getal hebben en God moet van elke soort zijn getal hebben. In heel Vlaanderen vind je deze wijsheid overigens terug: ook in Bissegem, Gavere, Gent, Steenhuize- Wijnhuize en Geel hamerden moeders erop dat iedereen, ook al was hij of zij anders, recht van bestaan had. Maar ondertussen was toch maar gezegd dat het aan de productiequota van de Heer te danken was dat hij of zij erbij mocht horen.
De grootmoeder van Annick uit Zwevegem, geboren begin vorige eeuw, had toch nog het beeld dat God een échte schepper was, een fabrikant van mensen, toen ze haar kleindochter vertelde: Och meiske, Onze Lieven Here het er van elk soorte gemakt, met de typische korte West-Vlaamse a. Een eindje verderop kiezen ze voor de oa-achtige klank in gemoakt.
| |
Baas
Niet iedereen kan even goed om met hiërarchische structuren. Niet iedereen verdraagt even makkelijk een leidinggevende boven zich. Bazen zijn dus een
| |
| |
dankbare schietschijf voor wijsheden. Neem nu De bazen zwemmen in de dok. De precieze betekenis is niet meteen te vatten, maar het beeld blijft wel bij en het is een snedige oneliner waarmee overdreven autoritair gedrag lik op stuk krijgt. Doe daar nog het no-nonsense Wase accent uit Beveren bij en de bazen konden het wel schudden bij de moeder van Rombaut.
Ook in Gent laten ze zich niet snel de les spellen. De kleintjes zijn niet gemaakt om door de groten in hun gat te laten schoppen, hoorde Jacqueline haar moeder zeggen als ze duidelijk wilde maken dat niemand haar twee keer de les spellen. Zou ze een socialiste geweest zijn?
Sommigen schrijven wijsheden aan hun moeder toe waarvan we vermoeden dat ze ze zelf hebben uitgevonden op basis van minder goede professionele ervaringen met bazen die niet respectvol met hun ondergeschikten omgaan. Ludo uit Antwerpen meent te weten dat de groten elkaar altijd met rust laten, al weten ze van elkaar dat ze fout zitten: Wolven eten elkaar nooit op. Frans uit Lier heeft blijkbaar ook niet de beste ervaringen met bazen. Sommige van zijn bazen eisten respect, maar verdienden het volgens hem niet. Vandaar: Neerkijken mag, als je opkijken moet. En bij Jef in Hoogstraten hadden ze enige hiërarchische aspiraties: Beter kleine baas dan grote knecht. Je kunt beter een trapje hoger klimmen op de maatschappelijke ladder dan te lang te blijven hangen in dezelfde functie. Benieuwd of dat voor de millennials nog even zinnig klinkt. Andere tijden, andere wijsheden?
| |
| |
De huishoudelijke hiërarchie is eveneens een bron van geweldige wijsheden. Zo herinnert de Limburgse Monica zich er eentje van haar oma, die ze als kind helemaal niet begreep, maar nu des te beter: De haan is baas in huis, als ik Hen er niet ben.
| |
Dikke nek
De volksmond heeft er niet de minste moeite mee mensen met een iets te hoge eigendunk weer met beide benen op de grond te zetten. Dus nemen moeders wijsheden evenmin een blad voor de mond als het erop aankomt mensen met hoogmoedswaanzin te porren. En ook hier weer kan dat in een min of meer beschaafde context of wat explicieter.
Katrien uit Knokke-Heist kreeg deze levensles van haar moeder: Het vette zwijn weet niet dat het magere honger heeft. Wat zoveel betekent als ‘de groten houden geen rekening met de kleintjes’. Ook uit de Westhoek en Frans-Vlaanderen kennen ze dit vette zwijn. Bij Kathleen in Gent en ook in Lokeren heette het: Groten stelen, kleinen stelen... Groten stelen 't meest.
Als een neet een luis wordt is een beleefde Truiense manier om aan te geven dat mensen niet meteen naast hun schoenen moeten gaan lopen als ze klimmen op de maatschappelijke ladder. Het heeft ook een open einde: je vult de ‘als’ verder in zoals je wilt. Of je vult ze niet in, dat kan ook. Die met zichzelf boft, moet naar
| |
| |
de markt niet gaan. Dat is de Roeselaarse manier om te zeggen dat wie goed staat met zichzelf zich maar beter niet onder het ‘gewone volk’ mengt. Boffen betekent in het West-Vlaams ‘opscheppen’, en niet zoals in de standaardtaal ‘geluk hebben’.
Het schuift al wat op in Die denkt dat ze/hij uit de bil van Jupiter komt. Het blijft netjes, en bovendien geeft de goddelijke referentie deze wijsheid een zeker cachet. De Europese versie van de Griekse god Zeus staat al iets dichter bij de aarde, maar het was wel Jupiter die Rome de opdracht gaf de wereld te veroveren. Hij bracht donder en bliksem, maar ook wind, storm en regen. De wijsheid heeft haar oorsprong in de mythe over de geboorte van Dionysos, die uit de bil van Jupiter werd geboren.
Als die gaat schijten, stinkt die ook. Dat lijkt ons Limburgs voor iemand die te veel lof krijgt en daarvan gaat zweven. Met Die weet ook niet uit welk gat dat ze gekomen is en Die denkt da zijne stront beter riekt dan de mijne komen we al dichter bij de onverbloemde expressie van de volkse wijsheden, en met Stront, wie heeft er u gescheten? verlegde de moeder van Marjan het standpunt helemaal naar de hooghartige persoon zelf, die neerblikt op het gewone gepeupel. De uitdrukking is al lang bekend, zoals blijkt uit de dialectwoordenboeken van Joos en Cornelissen en Vervliet. Het is wel aangenaam dat er een scala aan uitdrukkingen bestaat om hoogheidswaanzin te bestrijden. Daar- | |
| |
mee kun je, afhankelijk van het publiek en de context, de zaken net iets grover verwoorden als de situatie het toelaat. Dat kan een enorme opluchting zijn voor de gebruiker van de wijsheid.
Vanboven pront en vanonder stront, zo omschrijven de moeders van Kathleen en Francine iemand die zich chiquer voordoet dan wenselijk is. De moeder van Hilde uit Wetteren nam dat zelfs letterlijk, en gebruikte datzelfde Vanboven pront en vanonder stront voor iemand die zich optut maar onhygiënisch is. Ook het Woordenboek van het Asses en het Woordenboek van het Schellebels Dialect interpreteren de wijsheid zo. Lievevrouw-Coopman blijft in zijn Gents Woordenboek in de buurt: in Gent betekent het dat iemand wel mooie kleren heeft, maar daaronder gescheurd of vuil goed draagt. Met het bovenste laagje kan gepronkt worden. Uiterlijke schijn bedriegt, daar komt het natuurlijk op neer. De wijsheid was vroeger al bekend, maar blijft ook nu nog in gebruik. De oudere dialectwoordenboeken zoals het Idioticon van het Antwerpsch Dialect, het Waasch Idioticon en het Zuid-Oost-Vlaandersch Idioticon nemen deze wijsheid op, maar ook recentere bronnen (Woordenboek van het Poperings, Woordenboek van de Oosterzeelse Dialecten en Wélle Klappe Tins - 'n speise và diksionèèr) vermelden ze. Michaël verstaat onder de variant Vanboven pronk en vanonder stront dan weer iets anders: iemand die er goed uitziet, maar die een slechte inborst heeft. Als woorden niet zo ingeburgerd meer zijn, worden er wel eens let- | |
| |
ters verwisseld, zoals hier: onder invloed van pronken is de t van pront wellicht een k geworden.
Bij Lut werden onze voorouders de apen erbij gehaald. Haar vader gebruikte soms: Als apen veel te hoge klimmen, ziet men pas hun naakte billen. Aalbrecht schrijft daarover in Al regent het varkens...: ‘Als een aap zich wil bewijzen door hoog in een boom te klimmen, vestigt hij onbedoeld de aandacht op zijn blote billen (of nauwkeuriger: dat wat wij voor blote billen aanzien) en maakt zich zo belachelijk. Het spreekwoord wil zeggen dat mensen die zich voornamer willen voordoen dan ze zijn, of die grootsere dingen willen doen dan ze kunnen, zich belachelijk maken. Het spreekwoord komt in verschillende talen voor en in het Nederlands zette Jacob Cats het in 1632 op rijm: Als apen hooge klimmen willen, Dan siet men eerst haar naeckte billen.’ Josta hoorde van haar moeder ook het overbekende en intussen ingeburgerde spreekwoord Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding - met excuses voor onze vrienden de apen, uiteraard.
Hoe groter de geest, hoe groter het beest, dat hoorde Fred uit Aalst zijn moeder zeggen. Het is volgens haar niet alleen de gewone man die zuipt, vandalenstreken uithaalt, orgieën houdt... maar bij de gestudeerde elite gebeurt het meestal achter gesloten deuren. Hoe ze het dan aan de weet is gekomen? Je bedenkt het zelf maar! Hoe lomper de boer, hoe groter de patatten was de iets minder gekuiste versie die Johan te horen kreeg.
| |
| |
Bij Daniëlle in Etterbeek werden de kinderen met beide beentjes op de grond gehouden met deze wijsheid: Wie zichzelf ophemelt, gaat niet ongeprezen slapen. Carmen uit Deinze en Marleen uit Zingem hoorden van hun moeder: Hoovaardij doe pijne lij. Voor de rest van Vlaanderen: ‘hoogmoed doet pijn lijden’. Moeders konden het niet laten om deze wijsheid te gebruiken als dochterlief bijvoorbeeld klaagde over pijn in de voeten na het dragen van hoge hakken.
| |
Goeiendag en merci
Goeiedag en merci kosten geen geld! Dat zegt Annicq uit Molenstede als de mensen het raar vinden dat ze goedendag zegt, ook als ze hen niet kent. Daarom zegt ze tegen die mensen met nadruk goedendag. Grootvader Remi van Norbert was een typische Vlaming uit Mater, bij Oudenaarde. Keuterboer in herfst en winter, voorman van een ploeg seizoenarbeiders in de lente- en zomermaanden tussen 1920 en 1950. Hij was een amuseur die met de trekzak onder de arm wel eens een novene deed na zijn thuiskomst uit Frankrijk. Een weekje op stap om het loon van hard werken te vieren. Maar hij was allergisch voor wie zich beter voelde dan een ander. Als hij iemand tegen was gekomen die hem uitvoerig had toegesproken, maar die hem verder in de gewone omgang nooit een blik waardig keurde, klasseerde hij die persoon verticaal met een raak Ootie mij nie gemoet, ie noo mij nie gegroet! In het Woorden- | |
| |
boek van het Schellebels Dialect opteert men voor een vriendelijkere variant. Bij een begroeting zegt men er bij wijze van grap: (H)oo 'k au nie ontmoet, 'k 'n (h) oo au nie gegroet. Ook grappig is deze: Ik heb de eer u te groeten met handen en met voeten. En wie iemand niet met de nodige egards behandelde en iets weinig respectvol aangaf, kon bij Eriks moeder uit Aalter rekenen op: Zo geven ze de koning zijn wanten.
| |
Bezoek, ma non troppo
Meestal kijken we uit naar het bezoek van vrienden of familie. Een avond bijpraten, grappen maken, ja zelfs een potje roddelen, het kan heerlijk zijn. Maar soms zie je bezoek even graag vertrekken als je het zag komen. Na een tijdje komen de kleine kantjes van het gezelschap bovendrijven. Ergernissen die je dus even voor jezelf moet houden, maar als ze er dan uit komen - na het vertrek, of stiekem nog tijdens het bezoek - kan de wijsheid wel eens cru uit de hoek komen. En als het bezoek helemaal niet komt, dan wordt moeder al helemaal onverbiddelijk.
Lieve uit Nieuwpoort weet dat bezoek dat te lang blijft niet altijd een zegen is, hoe goed je het ook met ze kunt vinden. En wie Nieuwpoort zegt, zegt vismijn en de beste vishandels van de hele Westkust. Haar moeder hoefde dan ook niet ver te zoeken naar inspiratie voor haar wijsheid: ‘Visite’ en ‘vis’ blijven drie dagen fris! Daar
| |
| |
hoeft geen tekeningetje bij. Vis wordt niet bepaald beter als hij te lang blijft liggen, dat weten we allemaal. En dat weten ze trouwens ook buiten Nieuwpoort, zo lezen we in Vlaamse Volkstaal, bron van humor en wijsheid, waarin nog enkele gelijkaardige varianten opgetekend zijn. Het gaat daarin van kwaad naar erger: Gasten en vis blijven maar drie dagen fris, Een gast slacht van de vis: de eerste dag smaakt hij, de tweede dag steekt hij tegen en de derde dag stinkt hij en Lange gasten, stinkende gasten. Niet erg netjes voor gasten, dat laatste, maar het heeft het voordeel een compacte en niets aan de verbeelding overlatende wijsheid te zijn. Niet iedereen verwijst naar het bederf, maar dat drie dagen ruim voldoende zijn voor bezoek, blijkt ook uit het minder beeldende Een driedaagse gast is een last. De gast mag dan wellicht nog blij zijn dat hij of zij het drie dagen mag uitzingen. Naar believen kan de periode van het bezoek natuurlijk uitgebreid dan wel beperkt worden. In het ergste geval kan de aanduiding van de duur van het bezoek zelfs geschrapt worden, maar daarvan zijn ons geen voorbeelden bekend. Wie zijn gasten een beetje wil sparen en er een ironische draai aan wil geven, kan het met de volgende wijsheid proberen: Gasten brengen vreugde aan, is 't niet in 't komen, 't is bij 't gaan.
| |
Wie niet komt is gezien
Soms komt het bezoek gewoon niet, ook al verwacht je het. Of moeders vinden dat hun kinderen te weinig langskomen als ze eenmaal het huis uit zijn. Dat
| |
| |
‘Visite en vis blijven drie dagen fris.’
| |
| |
schoot met name de moeder van Greet uit Oudenaarde in het verkeerde keelgat. Wie niet komt, moet niet keren, was de bittere repliek dan. Bij een andere moeder werd dat met een bochtje: Wie niet draait, moet niet keren. Mooi is de combinatie van ‘draaien’ en ‘keren’ in deze wijsheid. Nog snediger werd het bij Nicole uit Dendermonde thuis: Da niet komt, moet niet keren. Wijsheden worden alleen maar beter met een puntig metrum. Deze volkswijsheid is overigens wel ruimer verspreid, want ze is ook opgenomen in een paar dialectwoordenboeken. In het Woordenboek van het Asses staat: Dann dat ni komt, dane moet ni kieërn, in het Oostends Woordenboek: Die nie en kompt en moe nie kairn, in het Gents Woordenboek: Niet en komt, niet en keert en in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect: Die nie(t) en komt, moet nie(t) keeren. Mooi zijn de dubbele negaties (niet en), die welig tieren in de laatste drie voorbeelden.
| |
Niets is voor niets
Iemand bezoeken kan leuk zijn, maar is niet zonder verplichtingen. Als je ergens op bezoek gaat, mag je immers verwachten dat de gastheren later zelf ook wel eens uitgenodigd willen worden. En misschien verwachten ze dat niet alleen, maar impliceert het een verplichting. Dat wordt duidelijk in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect: Gegaans maakt gekoms, bezoeken veroorzaken dus wederbezoeken. Of nog: Ne
| |
| |
kom maakt nen keer. Als iemand je komt bezoeken, ben je moreel wel verplicht die persoon ook een bezoek te brengen. En Gaan doe komen: als je iemand bezoekt, mag je tegenbezoek verwachten. Dat weten ze in de regio Gent ook. Lievevrouw-Coopman vermeldt in het Gents Woordenboek: Gaan doet komen, bezoeken vragen tegenbezoeken.
| |
Roddelen
Waar mensen zijn, wordt geroddeld. We houden er nu eenmaal van om de kleine kantjes van anderen in de verf te zetten. Dat ook moeders hun mening hebben over geroddel ligt dus voor de hand.
Ook al weten moeders dat het een utopie is, toch is een van de levenslessen die ze hun kinderen willen meegeven dat er niet geroddeld wordt over anderen. Als je niets goed kan zeggen over een ander, zwijg er dan over, zei de moeder van Peggy uit Menen. Bij Anne uit Asse klonk het net iets anders: Als wat je te zeggen hebt niet mooier is dan de stilte, wel zwijg dan! Marc, die nu in Luik woont, zegt: Je hebt goeie buren als je altijd je mond houdt. Horen, zien en zwijgen, dus. Zijn moeder moet het hem goed ingepeperd hebben, want hij kent, net zoals Jozef uit Turnhout, het belerende Zwijgen kan niet verbeterd worden. Dat deze wijsheid ook in de woordenboeken staat, is vanzelfsprekend. We vinden ze onder andere in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect en in het Woor- | |
| |
denboek van het Asses. In het Kortrijks Woordenboek is ‘worden’ wel ‘zijn’ geworden: Zwijgen en kan nie(t) verbeterd zijn. Wijsheden over zwijgen vinden we al in oude almanakken van de zestiende eeuw. Lievevrouw-Coopman geeft er in zijn Gents Woordenboek een paar voorbeelden van, zoals Beter ghesweghen dan quaet gheseyt uit 1568.
Verder zijn hierover ook nog bekend:
Beter gezwegen als van spreken schande gekregen. (Idioticon van het Antwerpsch Dialect, Waasch Idioticon)
Beeter te zwijgen as schande te krijgen. (Woordenboek van het Schellebels Dialect)
Beter gezwe(g)en as va' spreke(n) scha [of schande of ondank] gekre(g)en. (Zuid-Oost-Vlaandersch Idioticon)
Die goed kan zwijgen, zal van spreken geenen ondank krijgen. (Waasch Idioticon)
Zwijgen en denken kan niemand krenken. (Idioticon van het Antwerpsch Dialect)
Zwijgen en dinken kan niemand krinken. (Waasch Idioticon)
Zwaigen es winter en zoomer goed. (Woordenboek van het Asses)
| |
| |
Zwijgen es soomers en swinters goed. (Woordenboek van het Schellebels Dialect)
Zwèègen dat es wientjer en zoumer goêd. (Guuëks 2. Dialectstudie van een Pajottenlandse omgangstaal)
Goed gesproke da zwijge verbeëtere kain. (Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon)
Met zwijgen kan men den duvel foppen/kullen/wieksen. (Waasch Idioticon)
Zwij(g)en es onverbeterlijk. (Zuid-Oost-Vlaandersch Idioticon)
Beter ne zwij(g)er as nen domme sprekere. (Zuid-Oost-Vlaandersch Idioticon)
Nietnt zegn is zwiegn (Oostends Woordenboek)
Nietnt zegn is zwiegn, en buutn is voo de deure (Oostends Woordenboek)
Zwijgen en kan nie(t) verbeterd zijn (Kortrijks Woordenboek)
En als je dan toch iets wilt zeggen, moet je goed nadenken. Leslie uit Gent had de neiging nogal snel een oordeel te vellen en dat iets te vrank te uiten. Haar moeder gaf haar deze algemeen verspreide raad: Eerst uw tong tien keer ronddraaien in uw mond alvorens iets te zeggen.
Als je roddelt, weet dan dat dat niet altijd binnenskamers blijft. Daniëla uit Genk hoort haar vader nog
| |
| |
zeggen: Roddel niet, want weke muren hebben vele gaten. Beter bekend is: Pas op, want de muren hebben oren. In het Meetjesland zei men wel eens: Pas op, er zijn latten aan het dak. Het is een soort geheimtaal voor ouders om aan te geven dat sommige dingen beter niet gezegd worden in de buurt van de aanwezige kleine kinderen. Het wordt ook iets algemener gebruikt voor iedereen die beter niet hoort wat er gezegd wordt. In het Gents Woordenboek zijn de latten niet voldoende: Er zijn latten en pannen aan het dak. In het Oosterzeels Woordenboek, in het Waasch Idioticon, in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect, in Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon en in het Haspengouws Woordenboek staat een iets andere versie met dezelfde betekenis, maar het dak is een huis geworden: Er zijn latten aan 't/het huis. Biekorf (1963) geeft voor Brugge behalve de latten aan het huis ook nog: De Fransen zijn daar.
Als mensen zonder kennis van zaken hun mening spuien, hoor je in Turnhout soms: Van degenen die niets te zeggen hebben, zijn degenen die zwijgen het aangenaamst. Deze wijsheid wordt vaak gebruikt bij politiek gekrakeel of tegen mensen die denken dat ze het gelijk aan hun kant hebben. Of gewoon als commentaar op geroddel.
Elisabeth uit Kortrijk heeft er zelf al eentje klaar tegen de tijd dat haar kinderen per se gelijk willen hebben: In de vijver van het grote gelijk zwemmen bange vissen.
| |
| |
| |
N'importe quoi
Wijsheden hoeven niet altijd met rationele of emotionele argumenten overladen te worden. Soms maakt moeder zich er makkelijk van af met een kort antwoord waar niet al te veel betekenis of lading achter gezocht moet worden.
Kinderen vragen wel eens wanneer papa thuiskomt. Niet elke moeder houdt de planning van haar echtgenoot zo nauwgezet bij. Dus kreeg Lieven van zijn moeder op die vraag te horen: Als de deur opengaat. En als dat niet hielp: In zijn broek, tenzij hij op de pot zit. Antwerpse moeders kenden volgens het Idioticon van het Antwerpsch ook: Hij hangt op de haag te drogen.
In Vlaamse Volkstaal staat een heel lijstje met ontwijkende antwoorden op de vraag ‘Waar is hij (of zij)?’:
In zijn vel, ten ware ze hem zouden afgestroopt hebben.
Zijn voeten gaan wassen met blink.
Naar nieverans-les-bains.
In 't kinderbed.
Overreden van 't muziek.
Met de hond naar de smisse.
Komkommers gaan recht slaan.
Secondewijzers gaan lossen bij de horlogeur.
| |
| |
In de reparatie.
Versmoord in een bak met nagels.
Hangt op de zolder te drogen.
Het plafond van de markt gaan witten.
In de was.
Het land uit, de dieven gaan tellen.
De vraag ‘Hoe laat is het?’ kreeg in Relegem dan weer als antwoord: Hetzelfde uur als gisteren dezen tijd. In het Waasland antwoordt men: De zotten hebben hunne uren, de wijzen weten hunne tijd. In Maarkedal zegt Jozef: Kwartje van den andjuun, 't zal gaan prei slaan. In Sint-Maria-Lierde antwoordt men wat uitgebreider: Ure van mijn bille, mijn arluzje ligt stille, ure van mijn gat, mijn arluzje is plat. In Vlaamse Volkstaal vinden we de kortere versie: Een kwart van de bille, d'horloge ligt stille. Christel uit Hasselt kreeg van haar moeder te horen: Kwart voor kakken, laat uw broek al maar zakken. Ook Vlaamse Volkstaal kent er een in dat genre: Kwart voor kakken, doe uw mond open, 't zal erin zakken.
Mullebrouck geeft er nog meer in zijn uitgebreide Vlaamse Volkstaal:
Kwart voor koperdraad, loop kijken waar de wijzer staat.
Kwart voor de zak, de wijzer staat slak.
| |
| |
Kwart voor sluis, als ge hard loopt, zijt ge gauw thuis.
Een kwart over 't konijnegat, 't zal straks gaan keutelen.
Kwart over 't hennekot, 't is tijd om de haan te melken.
Kwart over 't klokske, als de koe kalft, krijgt ge 't rokske.
Kwart over de dunne schijte, als ge u haast kunt ge meeslobberen.
Halfpap, 't zal straks brokken luiden.
Ook Cornelissen en Vervliet noteren in het Idioticon van het Antwerpsch:
't Is half pap, 't zal seffens brokken luien.
Ook de vraag ‘Waar gaan we heen?’ kreeg soms een nietszeggend antwoord. In Leuven was dat Naar masjenen, stront opnemen, ik met mijn handen, gij met uw tanden. Dubbel rijm, om het zeker niet te vergeten! Meer naar het westen, ook met rijm, werd dat Naar Wakken, om stront te plakken, ik met mijn handen en gij met uw tanden. In Wakken spreken ze de k in het midden van een woord uit met een glottisslag, een soort keelklank. Ze lachen er met de uitspraak van de -ken en er bestaat dus ook een spotrijmpje over: In Wakken, waar dan ze de letters aan de muren plakken. In Poperinge, Aartrijke en Brugge wordt het antwoord op die vraag: Naar verre metjes en elders in
| |
| |
West-Vlaanderen Naar verremetjes achter zwijnetetjes. Een verremetje is een grootmoeder die ver weg woont. Ook Cornelissen en Vervliet kennen twee ontwijkende antwoorden op de vraag ‘Waar ga je heen?’. In het Idioticon van het Antwerpsch Dialect geven ze Mijne neus van achternaar en Naar Moskou stenen kuisen. Zelfs ons vorstenhuis wordt betrokken bij het antwoord op die vraag. Ik ga waar de koning zonder handschoenen naartoe gaat betekende bij Bart uit Asse thuis dat we allemaal gelijk zijn, en zeker bij een toiletbezoek. Of met een kleine verwijzing naar een merk toiletpapier: Koning, Keizer, Admiraal, Popla kennen ze allemaal.
Op de vraag wat iemand gaat doen, is het antwoord soms: Stront rapen en gij moogt het zakje dragen. De moeder van Luc uit Ouwegem antwoordde op die vraag: Kakken en broen, lijk dat de kiekens doen. Elders is het volgens Vlaamse Volkstaal: Schijten in een oude schoen, het oplikken en het nog eens doen. Broen, kort voor broeden, schoen en doen rijmen. Nog een andere is: Op mijn hoofd staan en halvefrankskes pissen. En ook nog: De hond zijn gat behangen.
En dan heb je ook nog de vraag ‘Wat is er hier gebeurd?’. Daarop antwoordde Rogers moeder uit Asper: Een peerd zijn gat is opengescheurd. Ook Lievevrouw-Coopman kent deze schertsende repliek in het Gents Woordenboek. Hij kent er nog andere: Niemendalle, gij dwaze kalle of Niemendalle, kalle, Tjaak is in de gracht gevalle.
| |
| |
Een veelprater die niet veel te zeggen heeft, kreeg bij de moeder van Hans de volgende quotering: Die springt ook van Brussel op klein patatten. En als op een uitgebreide conversatie geen conclusie volgt, klinkt het bij Katrijn thuis: Zedus, e kieke is gien mus. In Antwerpen voegen ze daaraan toe: En ne stamp is giene kus.
Als de valse ernst van een conversatie ontmijnd moet worden, helpt deze misschien wel: Serieus is een hennegat, soms nog gevolgd door lek me dat! Of als iemand in het gezin van Marleen uit Balen onnodig veel moeilijke woorden ging gebruiken: Zeg maar viaduct, da's al moeilijk genoeg! Soms lopen kinderen zelf verloren in hun redenering en kramen ze onzin uit. Azo nog enen en 't es Poasen is dan de beste remedie. Waasland, gokken we.
Als het ergens jeukt, kun je iemand altijd troosten met deze wijdverbreide wijsheid: D'er staat geschreven en gedrukt dat ge moet krabben waar het jukt. Je vindt ze niet alleen bij onze informanten, maar ook in de dialectwoordenboeken: onder meer in het Kortrijks Woordenboek, het Gents Woordenboek, het Woordenboek van het Oosterzeels en het Woordenboek van het Asses. En bovendien: ze rijmt en zet een prettige toon in een conversatie, zeker in het sappige Mechels dat bij Jessi thuis werd gebruikt. Tjukt, tukt, tjeukt, tukt: varianten genoeg in de dialecten.
| |
| |
Situatiehumor was dan weer het glijmiddel bij Lut. Wie een put graaft voor een ander valt er zelf in.
En bij Guido in Schellebelle wist moeder: Dat veegt zijn gat zonder papier. Daarmee bedoelde ze dat iets toch overduidelijk, zonneklaar is.
| |
Gek zijn doet geen zeer
Moeders hebben zelf evengoed nood aan een portie gekte af en toe, en verdragen vaak ook dat een ander het allemaal wat minder serieus oppakt. Ge moet ne keer zot doen om niet zot te worden, meldde de moeder van Inge. En een tolerant Laat de zotten in vreugde leven liet de moeder van Ilse uit Houwaart optekenen. De oorspronkelijke wijsheid was volgens diverse Oost-Vlaamse en Antwerpse woordenboeken Veel beloven en weinig geven doet [of doen] de zotten in vreugde leven. Voor Lea uit Lebbeke zijn het maar de zotten die de kortste weg naar het geluk kennen en niet al te veel eisen stellen: Veel beloven en weinig geven, doet ne zot in vrede leven. ‘Vreugde’ wordt hier ‘vrede’.
Zo nu en dan, vooral in het westen zoals in Kortrijk (Kortrijks Woordenboek) en in de buurt van Zegelsem (Zuid-Oost-Vlaandersch Idioticon) is weinig nog letter gebleven: Veel beloven en letter geven doet de zotten in vreugde leven. Letter is te vergelijken met little in het Engels. In Kortrijk wordt ‘vreugde’ net zoals in Lebbeke vervangen door ‘vrede’: Vele beloven en letter geven doet de zotten in vrede leven.
|
|