| |
| |
| |
Leven, liefde en geluk
Het begint natuurlijk allemaal met algemene beschouwingen over het leven. Moeders willen hun kinderen graag wapenen tegen alles wat ze in de loop van hun leven kunnen meemaken, alle stadia die ze doorlopen, alle uitdagingen die ze te verwerken krijgen. Vele honderden wijsheden geven ons dan ook goede raad over hoe we ons leven moeten organiseren. Geen vergelijking wordt daarbij uit de weg gegaan. Het leven wordt vergeleken met een ijskar, een kinderhemd, kaneel, soep - je kunt het zo gek niet bedenken!
| |
Crème en soep
Laten we met de ijskar beginnen, meer bepaald de tegenstelling tussen het plezier van een ijsje en het harde labeur van de ijsventer die zijn kar moet duwen. Wie vindt zoiets trouwens uit? Iémand moet dit toch ooit voor het eerst bedacht hebben? Hoe dan ook, de wijsheid is wijdverspreid, met kleine variaties. In Menen klinkt het: Het leven is als een ijskar, men moet
| |
| |
meer duwen dan likken. In Tielt wordt dat: Het leven is een crèmekarre, maar het is meer duwen dan likken. Dat betekent zoveel als: in het leven komt niet alles vanzelf, we moeten er zelf veel voor doen. In Drongen denken ze niet meteen aan het harde labeur, maar zeggen ze: Ons leven is een crèmekarreke, af en toe kunnen we eens een crèmeke likken. In het Brugs Woordenboek wordt het ijsje zelf als vergelijkingsbasis genomen, maar dan gaat het vooral over durf: 't Leejven is lik 'n kreimtjie mo je moet 'r durven an lekken, met de typische Brugse verkleinvorm -tjie. Het leven is aan de durvers!
We blijven in de lekkernijen met kaneel. Het leven is als een stokje kaneel, iedereen zuigt eraan maar niet iedereen krijgt evenveel. Niet alles is gelijk verdeeld in het leven, de ene krijgt meer dan de andere. Tineke uit Merksem, de eerste inzender die we hier met naam vermelden, laat weten dat ze er in haar woonplaats een andere draai aan geven: Het leven is een pijp kaneel, wie er het meest aan zuigt, krijgt het grootste deel! Of, zoals Dave von Raven van The Kik zingt in ‘Ik doe wat ik wil’: Het leven is een pijp kaneel, wie 't hardste zuigt, krijgt het grootste deel. We onthouden ons hier zedig van elke verdere vergelijking met andere naschoolse activiteiten. En we hopen dat Dave dat ook deed toen hij dit zong.
Deze uitdrukking vertoont een zekere gelijkenis met de bekende wijsheid Het leven is een schouwtoneel, elk heeft zijn rol en krijgt zijn deel. Ook in Mun- | |
| |
sterbilzen bekijken ze het leven op deze manier: Het leven is een cirque en wij zijn de clowns.
We blijven nog even in de gastronomie. Ilse uit Gent hoorde van haar moeder een berustend Het leven is een soep, en wij zijn de balletjes. In Kampenhout noteerde een positief ingestelde inzender: Het leven is zoet, maar je moet er zelf de suiker bij doen. Ook Sabine uit Deinze gebruikt deze wijsheid. En toen Mieke ondanks de regen toch met de fiets naar school moest, werd ze aangepord met Het leven is geen bier met suiker.
In West-Vlaanderen vergelijken ze het leven ook al met eten, vooral als ze willen benadrukken dat het leven kort is: Het leven is maar eene bakte etens, zegt De Bo in zijn Westvlaamsch Idioticon. En voor wie het nog wat plastischer wil, is er het West-Vlaamse De weireld is ne groote zwienebak, en die meest sloebert ee meest, vermeld op woorden.org.
| |
Bescheten
Het kinderhemdje levert dan weer een minder smakelijk beeld. Het getuigt niet meteen van een optimistisch wereldbeeld, want het wordt enkel om zijn minst aantrekkelijke kwaliteiten geroemd. Wat in Merksem klinkt als: Het leven is als een kinderhemd, kort en vuil, wordt in de buurt van Herentals: Het leven is als
| |
| |
een kinderhemdje, (te) kort en bescheten. De laatste versie is ook opgetekend in het Brugs Woordenboek: 't Leejven is 'n kienderemde, kort en bescheejten. Ook het Oostends Woordenboek kent het, ‘als’ wordt er ‘lik’, West-Vlaams voor ‘gelijk’: 't Leevn is lik e kienderhemdetje: kort en besjheetn. Voor wie geen kinderen heeft, zijn er in Oostende nog de slippen van een hemd: 't Leevn is lik en hemdesleppe, kort en vuul. Het Brugs Woordenboek vervangt het kinderhemd nog door een kieëkeleeëre, een kippenladdertje. Dat het leven kort is, en niet altijd zonder zorgen, moeten we volgens onze moeders goed onthouden.
De kippenladdertjes brengen ons naar het kippenhok. In Guuëks 2. Dialectstudie van een Pajottenlandse omgangstaal wordt het leven - of beter: de maatschappij - vergeleken met een kippenhok: Et lèèven es e kiekerekot, ieder zietj op zèène stok en den bouvesn skatj op d'onderste uile kop. In het Woordenboek van het Asses - Asse ligt ook in het Pajottenland - wordt het leven de wereld: De weilnd es een kiekerekot: ieder zit op zenne stok en de booveste beschaitn d'onneste! Zie je het voor je? Ieder zit op zijn stok en de bovenste schijt op de onderste zijn kop. Een beeldende weergave van de werking van onze maatschappij, schrijft Peetermans in zijn Guuëks 2: ‘Waarschijnlijk ontstaan n.a.v. een onaangename ervaring van de maker van dat rijmpje die tot zijn schade moest ondervinden dat zij die boven zitten zich niets aantrekken van hun lagere soortgenoten.’ Deze wijsheid is al oud. Een
| |
| |
Antwerpse onderwijzer zei het in 1898 al minder plat: De wereld is een kiekenkot: die van boven zitten beschilderen die van onder. Dat we dit beschilderen niet te letterlijk moeten nemen, is duidelijk.
Als dat niet volstaat, kan het nog wat scatologischer, want in Ronse hoorde Brigitte: Het leven is als een stront met rozijnen. De ene heeft al de rozijnen en de ander heeft er geen. Iets properder was misschien een vergelijking met boterkoeken geweest, ook daar wisselt het aantal rozijnen wel eens.
De meeste ouders weten dat het leven niet altijd over rozen gaat. Ook in Oostende weten ze dat, maar toch kunnen ze relativeren: 't Leevn is hart, mor e kasjienstain is harter. De h's hoor je uiteraard niet, maar ze worden wel geschreven in het Oostends Woordenboek. Sommigen vinden de kasseisteen niet hard genoeg en roepen: Het leven is hard, maar de voorkant van een trein is harder. Er bestaat zelfs een Facebookgroep met die naam.
In Asse benadrukken ze nog andere facetten: Leiven dat es dra virde wachtn en ieë virde a naig moeten spoejen. In het Nederlands: leven, dat is drie vierde wachten en een vierde je heel erg moeten haasten. Filosoferend over het leven zegt Roland Desnerck in zijn Oostends Woordenboek: 't Leevn en is mor e wangeliengsje, en 't en is ginain die lopt voe voorn te zien. Een ng in plaats van een nd hoor je wel meer in West- | |
| |
Vlaanderen bij dergelijke woorden: wandelen wordt er wangelen, onder wordt oenger, vinden wordt viengen. Deze wijsheid benadrukt weer het korte leven - het is maar een kort wandelingetje - maar ook dat iedereen zijn levenseinde graag voor zich uit schuift. Niemand staat te trappelen om te sterven.
| |
Honderd
Ook het ouder worden - over enige tijd minstens honderd dankzij allerlei nieuwe technieken en geneesmiddelen - geeft onze moeders inspiratie voor wijsheden over het leven. Wees blij dat je leeft, vinden de moeders van Francesca en van Winnie uit Temse: Als je niet oud wil worden, moet je jong sterven. Bij Cornelissen en Vervliet in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect wordt het nog iets harder geformuleerd: As ge nie oud wilt wörren, hangt oe dan jonk op. Ook Lizzy, die afkomstig is uit Antwerpen, kent deze wijsheid: Als je niet oud wil worden, moet je u jong ophangen. En aan de kust heb je natuurlijk de zee in de buurt om de veroudering voor te zijn: Os je nie oed en wail komm, moe je je joenk versmoorn staat er in het Oostends Woordenboek. Komen in plaats van ‘worden’ is typisch West-Vlaams. Je wordt er niet oud, maar ‘komt’ er oud, je wordt niet ziek, je ‘komt’ ziek. En ook de oe voor ng hoort daar thuis: joenk voor ‘jong’. Als je ook dat laatste geen optie vindt en liever blijft leven, dan komen er wel weer nieuwe wijsheden op je pad,
| |
| |
zoals bij Roos uit Deinze. Haar grootvader zei altijd: Een mens komt wat tegen, als hij blijft leven. Of in het Oostends Woordenboek bij Desnerck, een beetje smalend: Van lange leevn word j'oed. De moeder van Willy uit Stekene zei het met humor, als hij weer eens zeurde dat iets niet ging zoals hij het wilde: Alleen de eerste honderd jaar zijn soms eens moeilijk in een mensenleven. De weinigen die deze gezegende leeftijd hebben bereikt, hebben ons niet verteld of dat inderdaad zo is.
Klaagde een oudere persoon al eens over allerlei kwaaltjes en pijntjes, dan riep er in Eeklo wel iemand: Een kriepende kerre rijdt verre. Je ziet het voor je, de krakende wagen die maar niet stuk wil gaan. In het Nederlands is het: Krakende wagens lopen het langst. Kriepen klinkt net iets anders dan kraken. Kriepen betekent niet alleen ‘klagen, zuchten’, het wordt ook gebruikt voor ‘piepen’. De dubbele betekenis is mooi meegenomen. In Eeklo wordt het onder andere gezegd op een verjaardag. Het betekent eigenlijk dat klagende, zwakke en ziekelijke mensen vaak het langst leven. Deze wijsheid is al oud, maar de variant met kriepen hebben we niet in de woordenboeken gevonden. In de zestiende eeuw vinden we bij Plantijn wel al: Een crakende kerre gaet wel verre. Deze variant is ook opgenomen in het Zuid-Oost-Vlaandersch Idioticon van Isidoor Teirlinck: Krakende kerre rije' verre. In het Gents Woordenboek van Lievevrouw-Coopman wordt dat: Krakende kerren rijden verre en in het Waasch Idioticon
| |
| |
van Amaat Joos: Een krakende ker rijdt ver. Joos noteert er ook: Krakende wagens loopen lang. De variant met ‘lopen’ staat ook in het Kortrijks Woordenboek van Debrabandere: Krakende wagens loopen langs(t), en in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect: Krakende karren loopen 't langste. Bemerk de mooie verspreiding van karren en wagens!
Vond je dat je oud genoeg was geworden, dan hoorde je zoals Jos uit Donk dat er in het leven maar één ding erger is dan verjaren: niet meer verjaren! Zijn moeder hield niet van verjaardagen, ook al zou je dat uit deze wijsheid niet onmiddellijk afleiden.
Als ze niet blij was met een beslissing, dan probeerde Goedeles moeder uit Roeselare soelaas te brengen met: We zijn te schepe en we moeten varen. Ook in Heist en Ieper kennen ze die. We moeten verder, want het leven staat niet stil. De moeder van Monique uit Rotselaar bleef positief als ze wilde zeggen dat we niet te ver vooruit moesten zien, maar vooral moesten genieten van het nu: Tegen die tijd hebben er nog veel vogeltjes gekakt die nu nog geen kontje hebben. De oma van Daniëla uit Genk had het wel eens over de vergankelijkheid, ook van het menselijk lichaam: Alles slijt: je kleed, je sokken, je bezit en je lijf. Maar gelukkig zijn niet alle wijsheden zo negatief geformuleerd.
| |
| |
| |
Gelukkig zijn
Je hebt van die mensen die voor het geluk geboren zijn. Voor wie minder geluk heeft, kan dat een doorn in het oog zijn, maar moeders konden dat dan ook wel weer relativeren. Voor een doorsneegezin geldt immers dat zowel geluk als ongeluk deel uitmaakt van het leven: 't Is nooit kermis aan de vier hoeken van je gat. Dat velen het meestal slechter getroffen hebben dan jijzelf, wilde Mimines moeder uit Aalst haar dochter meegeven: Kijk altijd onder u, dan ben je altijd gelukkig, of Ieder gaat naar de markt met zijn kruis, maar komt met zijn eigen kruis weer naar huis. Dat kruis inspireert wel meer mensen tot een wijsheid. In Asse bijvoorbeeld zeggen moeders volgens het Woordenboek van het Asses: Ieder heit zen kraaisj, maa(r) dat van 'n ieënn es zwaader a(l)s dat van 'n annern. De context waarin moeders wijsheden bedenken, is overigens niet altijd even lichtvoetig. Na het overlijden van een kind zei de moeder van Mirjam uit Torhout: Iedereen heeft een kruis te dragen in het leven, alleen, de ene kan het dragen, de ander moet het slepen. Daar word je wel even stil van.
Ook Hildes moeder uit Turnhout gaat ervan uit dat het niet altijd kan meezitten: Je moet het goede met het kwade nemen, leert ze haar kinderen. Dat je geluk moet koesteren, is iets dat vele moeders hun kinderen willen aanleren, en vooral dat geluk niet in materiële dingen zit: Geluk is niet wat je in je handen hebt, maar wat
| |
| |
tussen je beide oren zit! Maar ook dat je niet te veel mag verwachten en met kleine dingen gelukkig moet zijn, is een van de levenslessen van onze Vlaamse moeders. Roos' moeder uit Deinze verwoordt het als volgt: Als je je lat maar laag genoeg legt, ben je altijd gelukkig. Nochtans horen we in deze eenentwintigste eeuw veel vaker: Je kunt de lat niet hoog genoeg leggen.
Sommige moeders zijn ervan overtuigd dat je je eigen geluk een handje kunt helpen. Hildes moeder uit Wetteren noemt geluk wel toeval, maar je moet er zelf toch iets aan doen, al is het maar je handen uitsteken om het te vangen: Het geluk vliegt, die 't vangt heeft het. Ook vele anderen kennen deze wijsheid.
Geluk komt te paard, maar het gaat te voet weer weg, verzuchtte de tante van Jenny uit Roeselare. Tante Stefanie, honderdendrie intussen, bedoelde dat iets naars zoals ziekte of tegenslag je in een ogenblik kan overkomen, maar slechts langzaam verdwijnt. Een zoektocht op internet toont aan dat heel wat dingen te paard komen en te voet weer weggaan: vertrouwen, angst, verwarring, ziekte, ongeluk, stress, imago en zelfs chagrijn. Soms is het ook omgekeerd: Vertrouwen komt te voet en gaat te paard weer weg.
In Asse vragen ze dan weer om je tegenslag niet voortdurend met Jan en alleman te delen. Voor je het weet, houdt het nooit op, staat er in het Woordenboek van het Asses: Zet a kraaisj ni baaite, want a(l)s ge dat van
| |
| |
een anner ziet zaint koeinnen venher rap binntrèkken. Vernederlandst klinkt dat ongeveer als: zet je kruis niet buiten, want als je dat van een ander ziet, zou het opnieuw rap naar binnen kunnen trekken.
Volgens de moeder van Hilde uit Gent zijn sommigen voor het geluk geboren en anderen niet. Toen ze weer eens net naast een buitenkansje greep, zei ze: Het water stroomt altijd naar de zee. Dat moet je lezen als: geluk gaat altijd naar wie het het minst nodig heeft, geld komt altijd bij wie al rijk is. Deze wijsheid is, waarschijnlijk door de eenvoud ervan, vrij algemeen bekend. Naast ‘stromen’ wordt ook ‘lopen’ gebruikt: Het water loopt altijd naar de zee. Dat er van die echte geluksmensen zijn, valt niet te ontkennen, volgens Annicks moeder uit Oostende: Ze kakt in eur hand en 't is een pannekoeke. Iets platter klinkt het bij Karina: 't Zijn altijd dezelfde. Ze schijten in nunder hand en tis een pannekoeke. Deze wijsheid is ook bekend in de buurt van Roeselare. Clinckemaille schrijft in zijn woordenboek: Ne shansaar... den dien eet oolsan shanse! Dame moste in z'n and'n schiett'n, 't is nog ne pannekoekke! Het gaat hier wel degelijk over schijten en niet over ‘schieten’, want de ij wordt in heel Roeselare als een ie uitgesproken. Voor wie het West-Vlaams moeilijk is, kan deze summiere uitleg misschien helpen: wat een gelukzak, die heeft altijd geluk. Als we in zijn hand zouden kunnen schijten, het is nog een pannenkoek.
| |
| |
Voor Lieve uit Antwerpen ligt geluk in kleine dingen, en mag je je vooral niet door angst laten afremmen: Uitgeschoven is ook gedanst. In het Oostends Woordenboek van Desnerck vinden we een classic in West-Vlaanderen: Ja mo ja, 't en is oal gin hoar snien. Het is ook bekend in Herk-de-Stad: T'e allemool gin hoor sneije. Het is met andere woorden allemaal niet zo eenvoudig en vanzelfsprekend als het knippen van haar. Een mens kan al eens tegenslag hebben, niet alles in het leven is heerlijk. Een andere Oostendse evergreen: 't En is nie oal suuker én zaim, suiker en honing dus. Een bijzondere culinaire vergelijking die ook buiten Oostende bekend is, om aan te geven dat het niet altijd allemaal even positief verloopt.
| |
Wie goeddoet
Rita uit Moorslede hoorde haar moeder wel eens zeggen: De wilde is een kwao bieste. Je herkent in wilde het in het West-Vlaams korter uitgesproken ‘weelde’. Te veel van het goede of te veel weelde is dikwijls niet goed voor de waarden van de mens. Ook in Brugge is dit bekend, naast 't Zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen. Ze kennen er ook nog Weelde en jeukte zijn ondragelijk. Nog bekender is het standaardtalige: Je oogst wat je zaait. Als je goeddoet voor een ander, krijg je zelf veel goeds terug, zo wist ook Lieves moeder uit Waregem. Omgekeerd is dat volgens haar trouwens ook zo.
| |
| |
Dirk uit Diksmuide leerde thuis dat je de kansen in je leven moet grijpen als ze zich aandienen, dat je moet maken dat je nergens spijt van hebt als Pietje de Dood op je schouder tikt. Mensen maken wel vaak grote plannen om ver weg te trekken, maar uiteindelijk vertrekken ze ofwel niet, of ze komen sneller dan gepland weer naar huis: Maak dat je voor niets moet terugkeren. In Gent en Kortemark zijn ze het ermee eens: Achter ons trekken ze de leer op.
Als er bij Griet in Kortrijk thuis iets gebeurde dat iemand erg raakte of verdriet deed en later bleek dat er toch nog een positief gevolg aan was, dan was de conclusie: Niks is zo slecht dat er niets goed aan is. En de moeder van Leen uit Geel wist dat je het goede leven niet té veel moest uitdagen: Onze Lieven Heer niet naar de ogen steken!
| |
Het is wat het is...
Moeders willen hun kinderen met hun wijsheden vaak weerbaar maken, attent maken voor gevaren, bedreigingen, vallen. Maar sommige moeders hebben ook het nuchterheidsserum ingenomen en geven elk op hun manier uiting aan een soort voetjes-op-de-grond-attitude. Zo behoeden ze hun kinderen voor overdreven angsten, onzekerheden en spanning. Een klassieker is: God schept de dag en moeder de soepe, het routineuze ritme van het leven, ook in het gezin van Rudi uit Lop- | |
| |
pem. Twee zekerheden die houvast bieden, maar die er tegelijk op wijzen dat we maar weinig vat hebben op de invulling van die dag en bij uitbreiding de richting van ons leven. Wie met weinig content is, is veel gelukkig: ten huize Ludwina in Antwerpen hoefden ze er zelfs God of de soepboer niet bij te halen om heel prozaïsch te zeggen dat geluk geen hogere wiskunde is. En zeker niet uit te drukken in een of andere munteenheid.
Ook het grillige weer kan soms enkel met berusting bestreden worden. Linda uit Bree leerde van haar moeder dat regen van voor acht ure nooit heel de dag blijft dure en haar stadsgenote Reinhilde voegt er zelfs aan toe dat het vaak zo was: je stond op met regen, en zodra je om acht uur op je werk was, hield het op met regenen. Tot datzelfde inzicht kwam de moeder van Marleen in Kortrijk: Een regentje in het morgenuur kan ook een blijde dag voorspellen. Dat het hier en daar soms figuurlijk waait, wist ook de moeder van Karel uit Lendelede: 't Is stille woa dat 't nooit woait... In het Woordenboek van het Asses wordt dat 't Es stil waa(r) dant ni wot! Waar wordt er niet eens een woord luider gezegd dan het andere? Deze wijsheid is dan ook overal bekend.
| |
Blekken tetten
Patrick uit Antwerpen is zich ten volle bewust van zijn maatschappelijke opdracht: moederlijke wijsheden moeten en zullen doorgegeven worden. Zelfs al ben je
| |
| |
niet helemaal zeker van de betekenis ervan. Want wat is het geval? Zelf was hij te verlegen om naar de betekenis te vragen. Ook wij vonden in de literatuur geen aanwijzingen om Patrick te helpen. Een les: durf af en toe toch maar aan moeder of grootmoeder te vragen hoe je de wijsheid precies moet verklaren. Achter ons komen er met houten koppen en blekken tetten: het is op zich geen fraai gezicht, maar bekken doet het wel. Hij vermoedt dat bedoeld werd dat er na ons rare mensen komen, maar het zou er ook op kunnen wijzen dat wij de eersten en enigen van onze soort zijn. Ach, soms moet de exacte betekenis niet te hard gezocht worden, je vóelt dat het vooral betekent: leef in het nu, en maak je niet te veel zorgen over wat er na jou gaat gebeuren. Een beetje je-m'en-foutisme? Dat kan, maar niet noodzakelijk. Mensen die genieten van wat hier en nu gebeurt, kunnen ook inspirerend zijn voor hun nazaten. En wellicht is het dát wat Patrick van de wijsheid van zijn moeder heeft onthouden. En het mooiste? Patrick heeft de wijsheid zelf aan zijn kinderen doorgegeven. In tijden waarin je alles graag met de ander deelt, zijn behalve grasmachines of aanhangwagens ook wijsheden gemeengoed.
Bij Mechelaar Frans neigt het meer naar fatalisme: Een noorderwind mag komen vanwaar hij wil, hij is altijd koud. Je kunt jezelf veel wijsmaken, maar sommige minder aangename dingen moet je gewoon aanvaarden, anders maak je jezelf ongelukkig.
| |
| |
Soms slaag je erin de fataliteit van een wijsheid te doorbreken door ze uitdrukkelijk niet te gebruiken in de situatie waarin je ze zelf te horen kreeg. Dat deed Gerda uit Aalst op een bijzondere manier. Toen ze aankondigde dat ze alles anders en beter zou doen, repliceerde haar moeder: Fluit het, maar zing dat toch maar niet. Toen jaren later haar eigen dochter ook beweerde alles anders te zullen gaan doen, zag ze de kans schoon om de wijsheid te ontkrachten. Ondanks de grote verleiding zette ze de wijsheid níet in tegen haar eigen dochter, waarmee ze meteen het tegendeel bewees van wat de wijsheid beweerde!
En in Tielt ontraadt de moeder van Ivan ons ten stelligste om te hard in te grijpen in onfrisse situaties: Hoe meer je erin roert, hoe meer het stinkt. Die wijsheid kan aanmanen tot laksheid, maar ook aanzetten tot een zekere afstand ten opzichte van duistere zaakjes. Zoals wel vaker: het is aan de ontvanger om uit te maken hoe hij moeders wijsheid uiteindelijk in praktijk brengt.
Te veel weten is niet altijd goed, hoorde Joan op de markt in Ledeberg: Hoe minder je weet, hoe beter je slaapt!
Als de moeder van Kathleen in Oudenaarde iets niet gedaan kreeg en niemand haar kon helpen, maakte ze zich er snel van af met Den dienen die 't beter kan es nie gekomen. Misschien gebruikte ze dit wel als antwoord als iemand tegen haar zei: ‘Je zou beter dit of dat doen’? In Wenduine blijven ze er filosofisch onder als
| |
| |
iets niet gemakkelijk gaat: Als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat. Deze omwisseling van werkwoorden in twee delen van de zin komt wel vaker voor in onze moederlijke wijsheden. Het laatste woord van berusting is voor Martina's moeder uit Lier: Met de laatste tand van de eg komt alles goed.
| |
Geld moet rollen
Moeders willen hun kinderen graag meegeven dat geld niet het belangrijkste is in het leven. Maar ze beseffen ook als geen ander dat je het wel nodig hebt. Leven zonder geld is immers een utopie. De gulden middenweg is dus ook bij geldzaken van belang: je hebt geld nodig, je mag het uitgeven om van het leven te genieten, maar je moet voorzichtig zijn, want zonder geld red je het niet. Ouders leren hun wellicht iets oudere kinderen spaarzaam te zijn, maar willen ook niet dat ze te gierig worden. Na je dood kun je dat geld immers niet meer gebruiken, je neemt het niet mee. Rijk sterven is ook dood zijn, wist de moeder van Ludwina uit Antwerpen. Lieves moeder uit Beverlo maakt het duidelijk met: Ons laatste hemd heeft geen zakken. Dat hemd wordt een jas bij Maarten uit Asse: Onze laatste jas heeft geen zakken. In het Woordenboek van het Asses wordt het zelfs een kostuum: In a leste kostum daa(r) zen gin zakken in, net als in Gooik. Peetermans noteert in zijn Guuëks 2. Dialectstudie van een Pajottenlandse omgangstaal: Ien a leste kostuum zen gieën
| |
| |
zakken. Florentine uit Oppuurs ten slotte houdt het bescheiden met: In uw laatste pyjamabroek zijn geen zakken. Jassen, hemden, kostuums of pyjamabroeken, met of zonder zakken: uiteindelijk nemen we niets mee na onze dood.
Van de kledij naar de doodskist zelf. Die wordt in het Pajottenland lichter genoemd. Daa(r) es nog gin n ieëne met twieë lichters begraaven! Eén doodskist moet volstaan, ook al wil je nog zoveel meenemen, begraven worden in twee kisten is geen optie. In Kampenhout verleggen ze de aandacht naar het vervoermiddel: Ik heb nog genen enkele lijkwagen met nen trekhaak gezien, voor wie zijn centen niet durft uit te geven. Bruno uit Hasselt gaat nog verder en zoekt het bij de grafzerk zelf. Hij had een nonkel Fernand, vrijgezel en kwistig met geld als het op drank en meisjes aankwam. Daarop aangesproken door zijn oudste broer, Bruno's vader, zei Fernand: Aan een zerk zijn geen laatjes. En op het kerkhof zelf vinden we de wijsheid van Yves uit Brugge, voor iemand die zijn geld niet durft uit te geven of spaarzaam is voor later: Hij zal de rijksten van het kerkhof zijn, of in vraagvorm: Wilt ge misschien de rijkste op het kerkhof zijn? Ook Leo uit Mol zoekt het daar: Op het kerkhof rammelt niemand met zijne portemonnee.
De moeder van Lien uit Wilrijk zei altijd: Beter rijk te leven dan rijk te sterven. Haar vader was een hardwerkende zelfstandige bouwondernemer die te vroeg
| |
| |
is overleden. Haar moeder bleef als jonge weduwe achter, en dus beseft Lien dat ze maar beter van het leven kan genieten in plaats van alles te sparen voor de kinderen. Beter nu nemen én geven, en niet wachten tot ze er niet meer zijn.
Bij Erik in Aalter hadden ze een schoenwinkeltje in de straat waar de lijkwagens op weg naar de kerk passeerden. Als het een rijke en gierige overledene was, dan wilde moeder zonder al te veel omwegen duidelijk maken wat ze van die persoon dacht: Ze hebben zijn geld gesmolten en in zijn hol gegoten. De moeder van Erik zei trouwens ook wel eens: Profijtig zijn in 't huishouden en 't geld verdrinken. Ze spoorde hem hier niet mee aan zijn geld enkel aan alcohol uit te geven, maar bedoelde dat je je geld beter kunt uitgeven om te profiteren van het leven dan het allemaal aan het huishouden te besteden.
Bij Pieter in Kortenberg haalde moeder er zelfs wat Frans bij: Avoir est avoir, recevoir c'est l'art. Ze besefte zelf dat er redelijk wat haar op haar Frans stond, en dus mocht het ook dit zijn: Hebben is hebben, krijgen is de kunst. Deze wijsheid was ook in de streek van Oudenaarde bekend. In gewone mensentaal: wees tevreden met wat je krijgen kunt en laat je kansen niet voorbijgaan.
Bij Rosanna in Ukkel ten slotte hielden ze het op een filosofisch Als 't op is, is 't koken gedaan! Deze laatste is bekend in heel Vlaanderen en Nederland.
| |
| |
| |
Geef niet alles weg
Tegelijk vonden moeders het uiteraard niet goed dat je alles uitgaf. Er moest nog een appeltje voor de dorst overblijven. Kleed je niet uit voor je gaat slapen! hoorden Josette en Gilberte, beiden uit Antwerpen. Piet uit Huise hoorde de variant: Ontkleed je niet voor het slapengaan. In Asse wordt dat: Doe noeët a hum ni aait veu(r) dat ge slaapen goit! Met alweer een dubbele negatie (nooit nie) in het dialect. Een hum is een hemd. Het zijn waarschuwingen om zuinig te zijn, om niet alles weg te geven, om een beetje reserve te houden voor ogenblikken waarop je ze nodig zou kunnen hebben. Er zijn regionale varianten: Ge 'n meugt u noois ontkleen voor da je na bedde ga. (West-Vlaams Zakwoordenboek), Ge 'n meugt u nooi on(t)kleen voor da je na bedde ga. (Kortrijks Woordenboek), Ge moogt u nooit niet ontkleeren voordat gij naar 't bed gaat. (Leuvensch Taaleigen-Woordenboek), Ge moogt u nooit ontkleen eer dag ge naar bedde gaat (Brugge, Biekorf (1960))
In West-Vlaanderen heeft nooit soms een s in het dialect, de weggevallen t van nooit is typisch voor Kortrijk, en de dubbele negatie komt blijkbaar ook voor in Leuven.
In het Hageland (Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon) houden ze misschien hun kleren aan, maar ze hebben ook iets met bedden: Deë ze bed verkoept, lee (ligt) me ze gat oep 't stroeë. Je kunt het ook vanuit een positiever standpunt bekijken, zoals Pletinckx in
| |
| |
zijn Woordenboek van het Asses. Een van zijn moeders waarschuwt: Ge moet u berre opmaken veur da ge erin kruipt.
Met andere woorden, hou een zekere reserve, geef het niet allemaal weg, of zorg er tenminste voor dat je zaakjes geregeld zijn. Je weet toch maar nooit wat er kan gebeuren.
| |
Werken voor je geld
Geld jongt niet, vertelde Maria uit Melsele aan haar zoon Guido. Alleen als je werkt, wordt er winst gemaakt. Moeders waarschuwen hun kinderen ook graag dat het leven vooral duur is als de kinderen wat ouder worden. Ge moet sparen in de doeken, niet in de broeken, zei Marcs moeder uit Oudenaarde. Mensen met kleine kinderen hebben vaak de illusie dat sparen beter zal lukken als de kinderen groter zijn, maar na de kosten van stapels luiers en dozen melk komen de schoolrekeningen, kledij, schoolreizen, inschrijvingsgeld voor de universiteit en studentenkamers. Ook Geert verwoordt het zo: Wie niet kan sparen in de doeken (luiers) zal ze ook niet sparen in de broeken (puberteit). Van ‘pampers’ is nog geen sprake!
| |
| |
| |
Geld opent deuren
In Brugge wordt ‘geld’ uitgesproken als hald. Het Brugs Woordenboek vermeldt: Die hald eejt kan kloppen, die gin eejt moe z'n muule stoppen. Geld opent vele deuren. Wie geld heeft, kan dus op de deur kloppen, wie geen geld heeft, heeft geen mogelijkheden en kan dus beter zwijgen. ‘Hou je mond’, in het West-Vlaams een beetje ruwer gesteld als ‘stop je muule’. Het tijdschrift Biekorf vermeldt voor Brugge ook een variant met tafel: Die geld heeft, mag op tafel kloppen en die geen heeft, moet zijn muile stoppen. In het Kortrijks Woordenboek klinkt het iets minder ruw, de ‘muule’ wordt er ‘tote’: Die geld he mag kloppen en die ter geen en he, moe(t) zijn tote stoppen. Debrabandere schreef ook het West-Vlaams Zakwoordenboek en daar vinden we niet ‘kloppen’ maar ‘klappen’, een ouder dialectwoord voor ‘praten’: Die geld he mag klappen en die 't er geen en he moe zijn tote stoppen. We vragen ons af wat het meeste meespeelt: het rijm (kloppen-stoppen) of de betekenis (‘klappen’ = praten, tegenover ‘tote stoppen’ = zwijgen)?
Geld kan mensen echter sterk beïnvloeden. Sommigen doen alles voor geld, en ook dat zien we weerspiegeld in moederlijke wijsheden. Tom uit Bevel en Anne uit Leuven horen het hun moeder nog zeggen: Veu geld danst den béér. De uitdrukking moet iets te maken hebben met een kermisattractie, zegt Pletinckx in zijn Woordenboek van het Asses. Varianten op dit
| |
| |
thema vinden we onder andere in Antwerpen: 't Is veur 't geld dat de bèèr danst. Jaspers moeder stelde het nog een beetje plastischer voor: Geld, geld, voor het geld kust de boer het gat van zijn varken door de doornhaag! In Herentals hebben ze ook iets met een doornhaag, maar de context is wel verschillend in de volgende zeispreuk: Liefde is blind, zei de boer, en hij kuste het achterwerk van zijn varken door een gat in de dorekenshaag. Heeft liefde dan met geld te maken in de boerenstiel?
Niet alleen beren dansen, ook duivels - toch altijd geassocieerd met het kwade - doen dat. Pletinckx noteert in zijn Woordenboek van het Asses: Veu(r) 't géld danst 'n duuvel en Géld doet 'n duuvel dansn! Ook in het Woordenboek van het Schellebels Dialect is het de duivel die danst: Mee géld keunde den duuvel doen dansen. En in West-Vlaanderen is het eveneens bekend. Biekorf vermeldt 't Geld doet den duivel dansen voor Brugge. Als je geld hebt, gaan er vele deuren open.
| |
Geld maakt (niet) gelukkig
In Roeselare waren ze er wel mee bezig, met geld, en blijkbaar ook met krieken. De moeder van Karlien besefte: Met geld koop je krieken, de schoonste van de markt. En Oma Fientje van Goedele maakte het helemaal af: Geld maakt niet gelukkig, maar je koopt er kersen mee, de mooiste van de markt. Minder door- | |
| |
zichtig is misschien het Meetjeslandse Mee 't geld kuuëpte de bodre, vermeld in het Dialectwoordenboek Zuidwest-Meetjesland. Bodre, in het Nederlands boter, was vroeger immers een luxeproduct. De gewone man smeerde smout op zijn brood, want dat konden de meeste mensen zelf produceren bij de slacht van de varkens. Boter werd gemaakt van koeienmelk en werd verkocht op de markt. Ook zeep was blijkbaar geliefd. In Brugge zegt men volgens Biekorf (1960): 't Is al geld dat de klokke slaat, met geld koopt ge zepe.
Ann uit Zelzate kreeg huwelijksadvies mee van haar moeder, en heeft nu spijt dat ze dat niet opgevolgd heeft: Het is maar wat rijker te trouwen! Gemakkelijker gezegd dan gedaan, natuurlijk. Of is jouw eerste vraag bij een date hoeveel geld je eventuele schoonouders hebben? Overal bekend in Vlaanderen is in deze sfeer: Je familie kan je niet kiezen, maar je schoonfamilie wel.
Een wijsheid die je op twee manieren kunt interpreteren kwam voor bij Christof in Torhout: Fluiters hebben geen geld, iemand die fluit, heeft geen zorgen. En dus: iemand mét geld heeft altijd zorgen en fluit niet. Bijzondere Torhoutse logica.
| |
Meer, meer, meer...
Duivelszak is nooit vol, zei Karliens moeder uit Roeselare. Wie veel heeft, wil steeds meer. En blijkbaar
| |
| |
gaat het ook gemakkelijker als je al een goed startbedrag hebt. Vera uit Halen, Tine uit Kapelle, Jos uit Herentals, Ludovica uit Wuustwezel en vele anderen met hen hoorden thuis dat de duivel altijd op de grootste hoop schijt. Iets positiever klinkt het uit de mond van Lisettes moeder uit Duffel: Wie het dichtst bij het vuur zit, warmt zich het meest. Dat geldt niet alleen voor materiële dingen. Als je ergens nauw bij betrokken bent, geniet je het meeste voordeel.
| |
Het breed laten hangen
Wie geld heeft, laat dat vaak ook blijken. Marc uit Appels en Marleen uit Zingem horen het hun moeder nog zeggen: Wie het lang heeft, laat het lang hangen. Wie het nog langer heeft, laat het slepen. In het Standaardnederlands is het ‘breed’ in plaats van ‘lang’: Wie het breed heeft, laat het breed hangen. Deze wijsheid wordt vooral afkeurend gebruikt. Waarschijnlijk wordt hier verwezen naar de kledij. Wie geld heeft, kan meer stof voor zijn kleding gebruiken, en laat dat dan ook op die manier zien. Maar niet iedereen kan even goed om met zijn rijkdom, beseften ze bij Marleen in Balen. Haar ouders gebruikten een al ingeburgerd spreekwoord om daarop te wijzen: Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen.
Misschien kun je het geld beter bij de rijken halen? 't Kan beter af van een kerk dan van een kapel, wist
| |
| |
Ria uit Turnhout. Elders klonk het iets soberder: Het komt beter van de kerk dan van de kapelle. Ook in enkele dialectwoordenboeken zijn deze wijsheden opgenomen. In het Woordenboek van het Asses wordt het Nederlandse ‘dan’ in het informele circuit ‘als’: Beter van een kerk als van een kapelle. Ook in het Idioticon van het Antwerpsch Dialect kennen ze de uitdrukking met ‘als’: 't Kan beter van de kerk als van de kapel. En dat niet iedereen in Antwerpen katholiek is, merken we aan een tweede mogelijkheid in hetzelfde woordenboek: 't Kan beter van een stad als van een durp. Deze variant wordt ook in de standaardtaal gebruikt (maar dan natuurlijk met dorp in plaats van durp). Een iets andere betekenis van deze wijsheden is dat wie het meest heeft, ook het meest kan missen. Of hoe een wijsheid aan twee kanten van het spectrum - arm en rijk - gebruikt kan worden.
Dat niet iedereen voldoende financiële middelen heeft, daarvan waren de ouders van Erna uit Beernem zich bewust: Je kunt een kei het vel niet afdoen. Iemand die je geld schuldig is, maar zelf geen middelen heeft, kan zijn schuld niet aflossen. De wijsheid is ook elders bekend, zoals blijkt uit de woordenboeken. ‘Kei’ wordt in het Pajottenland kar, het vel kan in zo'n wijsheid ook al eens de huid zijn. Vladen betekent ‘villen’ en wordt nu nog nauwelijks gebruikt, vroeger was het bekender. Ook de kei is op zijn retour. Tegenwoordig is het een steen, als we Jan Bucquoy in de krant De Tijd mogen geloven: Een steen kan je niet stropen. Variatie is er voldoende: afstriepen, afdoen, vladen.
| |
| |
Ge kunt geene(n) kei het vel afdoen. (Idioticon van het Antwerpsch Dialect)
Ge kunt geene(n) kei de huid afdoen. (Idioticon van het Antwerpsch Dialect)
Doet in kää mär 't väl af. (Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon)
Ge koent 'n kaai het vèl ni àfstrieëpe. (Tienen)
Ne kar koeinde ni strieëpen. (Woordenboek van het Asses)
Ne kar koeinde 't vèl ni afdoen. (Woordenboek van het Asses)
Ge koeint ginne kar 't vèl afdoen. (Woordenboek van het Asses)
Je kan gin keej vloan. (Brugs Woordenboek)
Ge 'n keun gene kei vlaan. (Kortrijks Woordenboek)
J' en ka gin kéj vloan. (Oostends Woordenboek)
Je kù gèng kèj vlòòn. (Poperinge)
| |
Gierig?
Alle rijkdom begint ergens, dus spaarzaam zijn is niet slecht. Een kwartje is het begin van een miljoen, hoorde Karlien in Roeselare. Ook andere munten kunnen: Een frank is het begin van... en tegenwoordig zal het ook al wel in euro kunnen. Frieda uit Ekeren herinnert zich een wijsheid die zich in het familiale collectieve geheugen heeft genesteld zonder al te duidelijk aanwijs- | |
| |
bare betekenis: Als het over de kop kan, kan het ook over het gat! Ze vermoedt dat het te maken heeft met het feit dat haar moeder een zeer vrijgevige vrouw was die het niet begrepen had op gierigaards. Ze gebruikte de wijsheid in verschillende omstandigheden, maar vooral als ze duidelijk wilde maken dat je iets maar beter goed kon doen dan half. Als je bijvoorbeeld op reis of uit eten gaat, beknibbel dan niet op details. Als je het niet helemaal goed kunt doen, doe het dan niet.
Daar gaat niet anders buiten dan de rook uit de schouw spreekt voor zichzelf. Het is onder andere bekend in Oostende, Berlare en Gent. In Anzegem bij Jo wordt de schouw de ‘kave’: 't En es moar de rook die doar deur de koave goat, zulle. Deze variant met de ‘kave’ voor iemand die zeer gierig is, is ook bekend in Kortrijk en in Zuid-Oost-Vlaanderen.
| |
Tevreden met wat je hebt
Igna uit Zolder is geboren in 1944, haar moeder heeft dus volop de oorlog meegemaakt en wist: Ge moet niet kijken naar iemand die meer heeft dan gij, kijk naar iemand die minder heeft. Bij Hanni in Berchem werd geldelijke welstand gerelativeerd met: Als het met geld alleen kan opgelost worden, kan het nooit echt erg zijn. Geld is een middel, geen doel op zich. Gezondheids- of relatieproblemen vallen niet op te lossen met geld alleen, die brengen je emotionele schade toe.
| |
| |
| |
In goede en kwade dagen
Over trouw en huwelijksgeluk, en dus ook over mannen, gaven moeders gewild of ongewild vaak commentaar. Voor het huwelijk werden dochters gewaarschuwd dat ze goed moesten nadenken over hun keuze. We gaan er immers nog altijd van uit dat een huwelijk voor de rest van je leven is, ook al weten we dat dat in de helft van de gevallen niet meer opgaat. Ilse uit Diest kreeg al snel deze waarschuwing van haar moeder toen ze haar eerste vriendje had: Ze blijven niet komen voor je schoon ogen, hoor!
Sommige wijsheden worden meteen twee generaties verder doorgegeven. Zo bijvoorbeeld bij Tom in Bevel, waar een van de grootmoeders zei tegen de kleindochters die geen vriendje vonden: Ge moet den hietsten de geriedste ni pakken. Een oproep om niet halsoverkop de eerste de beste jongen te nemen die zich aandient. Een goed lief vinden mag immers tijd en overpeinzing kosten. Tamara's moeder uit de Leuvense regio waarschuwde haar dochter op een andere manier als die over een nieuw vriendje begon te praten: Kinneke, nen nieve beustel keirt goe. Keren betekent vegen. In de standaardtaal kennen we Nieuwe bezems vegen schoon. In een andere context kunnen vooral oudere werknemers er nog een vervolg aan breien: Nieuwe bezems vegen schoon, maar oude bezems kennen alle hoeken (en gaten), vooral als jongere nieuwkomers in een bedrijf de gang van zaken helemaal willen aanpassen. Je kent het modewoord wel, innovatie!
| |
| |
Rita in Zwevezele kreeg deze gouden raad: Een vogel die te verre vliegt wordt bedrogen of bedriegt. In Vlaamse Volkstaal wordt dat iets directer geformuleerd: Die ver gaat vrijen, bedriegt of wordt bedrogen. Je kunt je lief dus maar beter niet te ver gaan zoeken - een goede West-Vlaamse wijsheid. In het Woordenboek van het Asses staat dan weer: Hoe vèdder hoe raiker, hoe verder, hoe rijker, dus. Daarmee bedoelt men dat wie van ver komt goed kan liegen over zijn afkomst omdat hij in de streek niet bekend is. Andere varianten zijn: Magere vogels vliegen ver en Dichte stinkt, verre blinkt. Vlaamse Volkstaal vermeldt ook nog: Goede koeien vindt men op stal, kwikstaartjes overal, wellicht overgenomen uit het Idioticon van het Antwerpsch Dialect van Cornelissen en Vervliet: Goei koeikens vindt men op de(n) stal, kwikstèèrtjes overal. Jos uit Herentals hoorde van zijn moeder: Hitskes en britskes die vindt ge overal, maar de beste koeien die staan op stal. Ook Harrebomée nam dit al op in zijn Spreekwoordenboek. Een hit is een klein paardje, een beetje te vergelijken met een shetlandpony.
Nog sterker: je kunt beter thuis je vriend ontvangen dan elders te gaan, Een koetje wordt op stal bezocht. Ook Jos uit Herentals hoorde het vroeger wel eens, maar daar hadden ze paarden: Een peerd en een vrouw moet je zoeken onder de rook van de schouw. In Vlaamse Volkstaal is ‘zoeken’ vervangen door ‘halen’. In het Woordenboek van het Asses blijven ze ook bij de paarden: De beste pjeren wern op d' stal verkocht.
| |
| |
Mullebrouck kent er nog meer in Vlaamse Volkstaal: Het goede paard wordt op stal bezocht en thuis verkocht, of ook nog: Het slechte paard wordt naar de markt gebrocht en voor half geld verkocht. Ook leuk zijn de volgende wijsheden met dezelfde betekenis: Een goed peerd is op stal gegeerd, Paarden die op alle markten komen, deugen niet en De beste koeien staan op stal, behalve met kermis en carnaval.
| |
Het innerlijk telt
Heel wat moeders benadrukken dat het niet de schoonheid van een jongen is die telt. Dat maakte Marie-Anne in Tielt mee toen ze met haar zus praatte over een knappe jongen en de jongedames niet al te veel aandacht hadden voor het karakter. Wat ben je met ‘de schone’, 't is het kalf dat telt!, vond haar moeder. Met ‘schone’ bedoelde zij letterlijk de moederkoek, de nageboorte bij een koe, en figuurlijk het uiterlijk. Van buuketetjes en ruggevintjes: het dialect van rond Torhout speelt ook met de dubbele betekenis van ‘schone’. Wie er met mooie vrouwen pocht, krijgt soms lik op stuk: De schoine steekn me wiedre onder de vette. Deze wijsheid verwijst naar een oude gewoonte. Nadat de koe had gekalfd, stopte men de nageboorte diep genoeg onder een laag stalmest zodat de loslopende varkens die niet zouden vinden.
Bij Kathleen in Borgerhout hield de oma een oogje in het zeil toen zij en haar zussen de geslachtsrijpe leef- | |
| |
tijd naderden: Van een schoon tafel kunt ge niet eten. Dat kreeg ook Annemarie in Antwerpen te horen toen zij en haar zussen als brave en overbeschermde meisjes de eerste jongens over de vloer kregen. De brutaalste zus durfde er wel eens aan toe te voegen: Maar ge krijgt er wel meer goesting van. In Antwerpen antwoordde iemand anders: Maar storend is het niet. Ook Antwerps is: Van een proper tafel kunt ge nie eten. Dat hoorde Patrick van zijn moeder. Vera's moeder uit Ruisbroek waarschuwde haar dochter met iets meer woorden: Je bent niets met een schoon tafel als er geen eten op komt. Van een schoon tafel kan je niet eten komt ook voor in Booischoot bij Ann, en Marie-Claires moeder uit Reet zei het toen haar dochter als dolverliefde puber thuis binnenwandelde. Ze zei ook: Een schone vent heb je nooit alleen. En Marie-Claire weet vandaag: haar moeder had groot gelijk. In Antwerpen weten ze dat eveneens, want daar luidt de wijsheid: Van een schoon tafel kunt ge wel eten, maar ge eet er niet alleen van. Bij Nicole in Dendermonde is de tafel een bord: Wat zijde met een schoon talloor als er niks op komt.
| |
Er zijn er nog
Bij Paula in het Limburgse Heusden wisten ze dat je als meisje niet al te veel moeite hoefde te doen om een jongen te versieren: Achter een tram en een jongen loop je niet, binnen tien minuten komt er een andere. Er is meer dan ene duvel in de hel, zei de moeder van Ilse uit
| |
| |
Houwaart als haar dochter liefdesverdriet had. De moeder van Dianne was afkomstig uit het door de Antwerpse havenuitbreiding bedreigde polderdorp Doel. Daar is zelfs een haventje voor vissersboten en plezierbootjes. Begrijpelijk dus dat ze de metafoor ging zoeken in de scheepvaart toen Dianne als puber haar eerste liefdesverdriet te verwerken kreeg: Er komen altijd mooiere bootjes aan dan er wegvaren. Een woord van troost om aan te geven dat het beste vast nog moest komen. Ook bij Nicole in Sint-Niklaas was dat de pleister op de hartverscheurende wonde: Er meren schonere schepen aan dan er vertrokken zijn. Joos neemt Daar komen altijd schooner schepen aan alsdat er afsteken op in zijn Waasch Idioticon. Hij noemt het een troostwoord, gebruikt om niet de dochters maar de jongens te troosten aan wie de hand van een meisje geweigerd werd. Mullebrouck noemt het troostgezegden in zijn Vlaamse Volkstaal. Een voorbeeld: Er komen net zoveel schepen aan als er wegvaren. Bij Katrien en Sophie in Gent en in Vlaamse Volkstaal mocht het wat sappiger en op rijm om aan te geven dat er nog wel jongens op de markt waren: Er zijn nog moeders met loeders.
Mullebrouck noteert er nog enkele in zijn Vlaamse Volkstaal:
Er zijn meer jongens dan kerken.
Er zijn nog moeders die zoontjes kweken.
| |
| |
Er zwemt nog even goede vis in de zee, als dat er ooit werd gevangen.
Er zijn er geen handvol, maar een landvol.
Ene verloren, tiene verkoren.
| |
Blijven investeren
De moeder van Beatrice uit Zevergem hoorde er eentje van haar Gentse tante: Oas ge jonk zijt moet eu schuune moake om te behoage, oas ge eiwd zijt om nie te mishoage. Het waren tijden waarin sommige vrouwen nog in termen van ‘behagen’ redeneerden. Henny uit Antwerpen hoorde van haar moeder wel eens: Hoe ouder de kapel... hoe schoner het kleedje! Het gaat hier over investeren in het uiterlijk. Danielle uit Diest kreeg als raad mee dat ze ook moest blijven investeren in de relatie zelf: Als je bloemen op tafel wil, zal je ze er zelf moeten op zetten. Maar Katrien uit Aalst kreeg op tamelijk directe wijze de goede raad de lat toch niet té hoog te leggen: Wie een kikker verlaat, komt bij een pad terecht. Ook Lievevrouw-Coopman kent iets vergelijkbaars in zijn Gents Woordenboek: Smijte ne pui weg, ge krijgt een padde in de plaatse. In het Waasland noteert Joos dan weer in zijn Waasch Idioticon: Jaagt ge nen puit buiten, ge krijgt een padde in de plaats.
| |
| |
‘Als je bloemen op tafel wil, zal je ze er zelf moeten opzetten.’
| |
| |
| |
Appetijt
Moeders manen hun kinderen soms ook aan tot een gezonde appetijt, in de relatie of na het huwelijk. Zo bijvoorbeeld de moeder van Sjoera uit Antwerpen: Het is niet omdat je al besteld hebt, dat je niet meer op de menukaart mag kijken. Daar hoeft geen tekening bij. Bij Werner in Wetteren klonk het zo: Brave poesjes lusten ook melk. Wellicht was dit eerder een waarschuwing dan een aansporing. De moeder van Sjoera was zélf overigens net gescheiden en had weinig zin in een nieuwe relatie. Ook in dit geval wist ze van wanten: Je moet geen heel varken kopen als je alleen maar een klein stukje worst nodig hebt. Ook dat behoeft geen verdere toelichting. Elders klonk het net iets anders: Je moet geen heel varken kopen om een stukje worst te proeven. De moeder van Sjoera was duidelijk een vrijgevochten vrouw. Ook de moeder van Jos uit Herentals kende de wijsheid Voor een stukske worst geen heel verken in bed willen. Duidelijker kan niet, denken we.
De oma van Noëlla in Nijlen en de moeder van Martina hadden een pasklaar advies in de aanbieding voor pasgetrouwde vrouwen: Ne vent/man mag alles eten, maar moet niet alles weten. Ze bedoelden: hou je man tevreden, zorg voor een goed gevulde maag en een proper huis, maar je hoeft je tegenover hem niet altijd te verantwoorden voor alles wat je doet of uitgeeft.
| |
| |
Toen Els uit Gent in een redelijk ongezonde relatie zat, fluisterde haar oma haar in: Soms moet je een andere band op je vélo leggen. Het was niet de eerste keer dat ze dat zei. Als ze vond dat Els iets op een andere manier moest aanpakken of iets nieuws moest proberen, kwam die wijsheid wel eens op de proppen.
Trouwen met iemand voor het geld is niet helemaal zonder risico's, wist de moeder van Leen uit Diksmuide. Wie trouwt met de trunte voor de munte, verliest de munte en houdt de trunte. Iets dat rijmt blijft gemakkelijker hangen in het geheugen, dacht moeder. Ook in Brugge is het bekend. Biekorf vermeldt: Die de trunte trouwt om de munte, verliest de munte en houdt de trunte. Deze wijsheid is al bekend sinds eind negentiende eeuw. Guido Gezelle nam ze op in zijn Duikalmanak. Een duikalmanak is een scheurkalender, denk maar aan De Druivelaar. Guido Gezelle koos voor de naam ‘duikalmanak’ omdat het ene blaadje zich verbergt achter het andere. Zich duiken wordt nu nog gebruikt in sommige dialecten. De school duiken betekent spijbelen. Gezelle gaf de Duikalmanak uit vanaf 1886. Hij verzorgde dertien edities.
In Melle rijmt Huberts moeder ook: Die de zot trouwt om zijn kot, verliest het kot maar houdt de zot. Clinckemaille noteert dezelfde wijsheid in zijn Dialect van Midden-West-Vlaanderen. We zien in beide varianten met ‘zot’ en ‘trunte’ zelfs meer dan rijm, we hebben hier te maken met een kruisstelling, een chiasme. Bij deze stijlfiguur worden de overeenkomstige ter- | |
| |
men van twee zinnen of formuleringen in omgekeerde volgorde geplaatst. ‘Zot’ en ‘kot’ en ‘trunte’ en ‘munte’ veranderen dus van positie in het eerste en tweede deel van de uitdrukking. Cats vermeldt ook: Een die een dant trouwt om haar wand, verliest de wand en houdt de dant. Dant is een oude naam voor een meisje, een vrouw. Kwant is de mannelijke tegenhanger ervan. De ‘wand’ verwijst naar de kleren. Elders wordt het als want of zelfs wandt geschreven. Of er in deze wijsheid verwezen wordt naar geld of enkel naar de vergankelijkheid van de schoonheid is ons niet duidelijk.
Ook Vlaamse Volkstaal en de diverse dialectwoordenboeken vermelden wijsheden over trouwen voor het geld:
Die een zot trouwt om zijn kot, verliest het kot en houdt de zot. (Vlaamse Volkstaal)
Die trouwt me(t) 'ne(n) zot om zij(n) kot, verliert het kot en houdt de(n) zot. (Idioticon van het Antwerpsch Dialect)
Die trouwt me(t) 'ne(n) zot om zij(n) klod, verliert de klod en houdt de(n) zot. (Idioticon van het Antwerpsch Dialect))
Als 't huwelijk is om 't gelletje, dan wordt het vaak een helletje. (Vlaamse Volkstaal)
Neemt ge een jonker om zijn geld en zijn goed, zo hebt ge
| |
| |
een pronker die ge dienen moet. (Vlaamse Volkstaal)
Trouw nooit met een bloedje voor 't goedje, want als 't goedje is verteerd, zit je met je bloedje in de hoek van de heerd. (Vlaamse Volkstaal)
Wijsheden die het alleen over de vergankelijkheid hebben en niet over geld komen ook voor. Verspreid in Vlaanderen vinden we bijvoorbeeld: Wie trouwt om het lijf, blijft achteraf zitten met het wijf. Een vergelijkbare wijsheid in Clinckemailles Dialect uit Midden- West-Vlaanderen klinkt zo: Wie een wijf trouwt voor haar lijf, houdt het wijf en verliest het lijf! In het Meetjesland gaat het noch om geld, noch om schoonheid: Trewde mee een neude vuuër huuër preude, g'he't gieën leude moar hewt de preude. We bevinden ons in het dialectgebied waar een t tussen twee klinkers een d wordt, zoals in preute en leute. Tenuisverschuiving heet zoiets in de taalkunde. Het komt voor in het westelijke deel van Oost-Vlaanderen. Het Dialectwoordenboek Zuidwest-Meetjesland vertaalt deze wijsheid als volgt: trouw je met een zeurkous voor de seks, dan heb je geen plezier maar hou je de zeurkous.
| |
Mijn kind, schoon kind
De Antwerpse grootmoeder van Tatiana uit Elsene vond haar kleindochter zo ravissant dat ze zei: Kin- | |
| |
neke, gij zoudt zelfs goed staan met een pispot op uwe kop. Nu ja, of Tatiana dat zou willen, is uiteraard andere koek. Maar als je niet vooraan stond bij het uitdelen van schoonheid, waren er cosmetische hulpmiddelen genoeg. Maria uit Lier leerde haar kinderen dan ook: Wat God niet geeft, geeft het doosje.
In de spiegel gluren om een glimp van jezelf op te vangen vond de Gentse grootmoeder van Veerle niet kunnen. Als een van haar kinderen of kleinkinderen te vaak in de spiegel keek, schudde ze het hoofd met de woorden: Schoonheid is maar een pelleke, de deugd zit onder 't velleke. De schoonheid van het leven zit in de dingen die je doet en zegt, dus kijk in je hart en niet in een spiegel, zegt ook de moeder van Regina uit Idegem. Een net iets andere versie is: Schoonheid is maar een pelleke, wat telt zit onder het velleke. Minder aansprekend maar met dezelfde boodschap vermeldt Joos in zijn Waasch Idioticon: De schoonheid zal verdwijnen en de deugd zal blijven schijnen.
|
|