Heerlijk Helder
(2015)–Ann De Craemer, Jan Hautekiet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |||||||
[pagina 43]
| |||||||
Hoofdstuk 2
| |||||||
[pagina 44]
| |||||||
Op 22 oktober 2014 volgde de uitspraak van de Raad van State. De reactie van Ewout Klok was die dag live te beluisteren op NPO Radio 1. Tijdens de uitzending leest de man het vonnis dat hem net is bezorgd, maar hij begrijpt er geen snars van. Mag hij nu wel of niet alcohol verkopen? Hieronder volgt een transcriptie van een fragment van de uitzending: Journalist: Wij zitten samen nu de hele lap tekst te bestuderen. Mijnheer Klok, komt u er eens bij. Bent u nu wijzer? Mag u nu drank verkopen of niet? | |||||||
[pagina 45]
| |||||||
zondheid, Welzijn en Sport tot vergoeding van de bij de in verband’ - wacht even... Het had een sketch van Van Kooten en De Bie kunnen zijn, maar het was bittere realiteit. Ewout Klok is aanvankelijk nog optimistisch en denkt dat hij weer alcohol zal mogen verkopen. Tegen het einde van de radio-uitzending echter wordt online een persbericht verspreid waarin duidelijk wordt gezegd dat ‘het gevolg van de uitspraak is dat alcoholverkoop bij benzinestations bij wet verboden blijft’. Dat kon een leek als Ewout Klok echter onmogelijk afleiden uit het vonnis zoals hem dat werd bezorgd. Daarin staan, verspreid over zeven pagina's, zinnen als deze: 3.1. Dit betoog slaagt. | |||||||
[pagina 46]
| |||||||
het advies van de VWS-commissie bezwaarschriften Awb (hierna: de VWS-commissie) is overgenomen, voldoende heeft gemotiveerd. Nu de door de rechtbank gegeven motivering waarom het beroep ongegrond is slechts in zeer beperkte mate is ontleend aan het besluit op bezwaar met het daarin overgenomen advies van de VWS-commissie en deze motivering voornamelijk is gebaseerd op overwegingen die voor het eerst in het bij de rechtbank ingediende verweerschrift en de daarover ter zitting gegeven nadere uitleg zijn geformuleerd, kan niet worden geoordeeld dat de rechtbank deze grond bij haar beoordeling heeft betrokken. De Afdeling zal deze beroepsgrond alsnog beoordelen. Volgens de wet slaagt het betoog (juristentaal voor ‘u heeft gelijk op dit punt’), maar geslaagd is het qua duidelijkheid absoluut niet. De zinnen blijven ergens net achter je netvlies zweven: je leest ze wel, maar doorsijpelen naar je hersenpan doen ze niet. Dat kan ook niet anders, want niet alleen telt de tweede zin van bovenstaande paragraaf 82 (!) woorden, maar hij wordt ook gewurgd door tangconstructies als ‘de door de rechtbank gegeven motivering’ en ‘het bij de rechtbank ingediende verweerschrift’. Een zin bevat een tangconstructie als woorden die grammaticaal bij elkaar horen worden gescheiden door andere woorden. In dit geval worden ‘de motivering’ en ‘het verweerschrift’ in de tang gehouden. Als de Raad van State een perstekst kan verspreiden die concreet zegt wat het vonnis inhoudt, waarom kon ze dan ook niet meteen duidelijk zijn in het vonnis zelf? In gedachten zien we de rechter al zijn of haar toga aantrekkenGa naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 47]
| |||||||
om een beproefde verdediging naar voren te brengen: dat omslachtige formuleringen noodzakelijk zijn om de rechtszekerheid van een tekst te garanderen. Zo'n betoog slaagt niet, maar daar komen we later nog op terug. Het was voor de Raad van State in elk geval een kleine moeite geweest om het vonnis alvast op de eerste bladzijde kort en bondig samen te vatten, zodat Klok de uitkomst kon begrijpen zonder meteen naar zijn advocaat te moeten bellen.
----
De ergernis van ‘de mensen’ aan onduidelijke taal is waarschijnlijk het grootst bij juridische taal. Een flink pak van de voorbeelden van onheldere taal die de luisteraars van #HeerlijkHelder ons toestuurden, ging in elk geval over juridische documenten - van dagvaardingen tot vonnissen tot de voorwaarden van een verzekeringscontract. Meer dan politieke taal heeft juridische taal een concrete impact op het dagelijkse leven van de betrokkenen. Nieuw is de strijd voor begrijpelijke juridische taal niet. Toen in de Slag bij Hastings (1066) hertog Willem II van Normandië de Angelsaksische koning Harold II versloeg, had dat ook gevolgen voor de taal: wetteksten werden voortaan in het Frans en Latijn opgesteld, want dat waren de talen van de hogere klasse. Het ongenoegen daarover leidde in 1362 tot de Statute of Pleading, dat bepaalde dat alle pleidooien moesten worden gehouden, beantwoord en beoordeeld in het Engels. Maar ook dan kon juridische taal nog als Latijn klinken, zelfs voor een jurist als Jeremy Bentham (1748-1832). Deze rechtsfilosoof en sociaal hervormer noemde de taal vanGa naar voetnoot+ ad- | |||||||
[pagina 48]
| |||||||
vocaten ‘excrementitious matter’ (in helder Nederlands: stront) en ‘literary garbage’. Voor hem was begrijpelijke juridische taal essentieel voor goed bestuur: ‘Pas als de terminologie en taal van de wet beter zullen worden, kan het grote doel van goed bestuur ten volle worden bereikt.’ Aan de overkant van de plas bekritiseerde op ongeveer hetzelfde moment als Bentham de Amerikaanse president Thomas Jefferson (1743-1826) de taal van wetten en decreten. Hij hekelde de eindeloze tautologieën en haakjes binnen haakjes en het gebruik van termen als ‘voornoemde gevallen’. Het zijn kenmerken die de rechtstaal volgens hem onbegrijpelijk maken, niet alleen voor gewone mensen, maar ook voor kenners van de wet zelf. Ook in de Verenigde Staten werd in de twintigste eeuw voor het eerst een wet goedgekeurd die het belang van heldere taal uitdrukkelijk vooropstelt. In 1978 tekende president Jimmy Carter een federale wet met als eerste zin: ‘Regulations shall be as simple and clear as possible.’ Eigenlijk begonnen de inspanningen al acht jaar eerder met Citibank, dat er in 1970 een doelstelling van maakte om de documenten te vereenvoudigen die klanten moesten ondertekenen bij een lening. Deze zin: You can delay enforcing any of your rights under this note without losing them. kwam in de plaats van deze woordenbrij: No failure or delay on the part of the Bank in exercising, and no failure to file or otherwise enforce the Bank's security interest in or with respect to any Collateral, shallGa naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 49]
| |||||||
operate as a waiver of any right or remedy hereunder or release any of the undersigned may be extended or waived by the Bank, any contract or other agreement evidencing or relating to any Obligation or any Collateral may be amended and any Collateral exchanged, surrendered or otherwise dealt with in accordance with any agreement relative thereto, all without affecting the liability of any of the undersigned. Citibank stond daarmee aan de wieg van de ‘plain English movement’, een overkoepelende naam voor initiatieven die zich inzetten voor klaar en duidelijk Engels. Het initiatief van de bank zou ertoe leiden dat zo'n dertig Amerikaanse staten wetten aannamen die bepaalden dat bijvoorbeeld consumenten- en verzekeringscontracten in duidelijke taal moesten worden opgesteld. Een recentere overwinning voor de ‘plain English movement’ was dat de Amerikaanse president Barack Obama in 2010 een wet ondertekende waarvan alleen al de naam een duidelijke verwijzing naar heldere taal is: de Plain Writing Act. Die wet bepaalt dat niet alleen federale wetten maar alle documenten van de federale overheid bestemd voor het publiek in eenvoudige taal moeten worden geschreven. Terug naar het land van Jeremy Bentham, want ook in Groot-Brittannië is de ‘plain English movement’ al een hele tijd actief. In 1979 ging Chrissie Maher er van start met haar Plain English Campaign. Maher was de onbegrijpelijke overheidsdocumenten beu, nam er enkele honderden mee naar Parliament Square in Londen en scheurde ze aan stukken. De Plain English Campaign is inmiddels een organisatie waarop bijvoorbeeld overheidsdepartementen graagGa naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 50]
| |||||||
een beroep doen. Van de Plain English Campaign verschenen over juridische taal onder meer Language on Trial. The Plain English Guide to Legal Writing (1996) en de online gids The A to Zo Guide to Legal Phrases.
En in het Nederlandse taalgebied? Daar kwam de inzet voor heldere juridische taal tot nu toe vooral van enkelingen. Schrijver-politicus August Vermeylen stelde in Kritiek der Vlaamsche Beweging (1905) dat het ‘zonder verdere bewijsvoering’ vanzelfsprekend moet zijn dat in een Vlaamse rechtbank Vlaams wordt gesproken, maar dan nog, meent hij, valt de taal van de ‘heren in zwarte en rode rokken’ niet te begrijpen: Zij hebben zelf jaren en jaren lang gestudeerd om in die wetten wat klaar te zien, en nog kunnen zij 't doorgaans niet eens worden omtrent het vonnis, dat dikwijls oudere heren wat later breken, vaststellend dat de eersten zich vergist hebben. Hoe kunnen we wijs worden uit het zonderlinge bargoens dat zij spreken? Vertaalt de juridische taal in 't Vlaams, het baat een eenvoudig mens maar weinig: elk woord zal hem een vreemd werktuig schijnen waarmee men hem de keel toestropt, en hij zal alleen vermoeden dat al die ijzeren wetten, die men vóór hem laat knersen, gemaakt zijn om de voordelen van enigen te beveiligen. In Nederland pleitte een heer in zwarte rok, de Nederlandse hoogleraar notarieel recht Adriaan Pitlo, al in 1953 voor beter juridisch taalgebruik. In het tweede deel van de Ars Notariatus, over ‘Taal en stijl der notariële akten’, schrijft hij:Ga naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 51]
| |||||||
Een akte dient zo te luiden, dat de leek er voor hem verstaanbaar Nederlands in vindt, want het is van groot algemeen belang, dat de massa vertrouwen stelt in de jurist. Zolang deze een geheimtaal spreekt en schrijft, kan hij geen vertrouwen vinden. ----
Waarom blijft juridische taal dan vaak zo'n onontwarbaar kluwen, ondanks het besef van zelfs mensen binnen de rechtspraak dat het anders moet? Daar bestaat een populaire verklaring voor die vooral de advocatuur niet graag hoort: dat er bewust onbegrijpelijk wordt geformuleerd omdat mensen als Ewout Klok dan om uitleg moeten vragen, en extra uitleg betekent dat er extra kan worden gefactureerd. Rechters, magistraten en advocaten halen een eervoller reden aan om hun juridische jargon te verdedigen. Eenvoudige taal is in ons vak onmogelijk, klinkt het dan, want rechtspraak gaat over ingewikkelde ideeën die een grote nauwkeurigheid eisen. Onze teksten zijn juridisch enkel en alleen waterdicht, luidt de redenering, door, ten eerste, specifieke vaktaal te gebruiken, en ten tweede, aan elke zin die op meer dan één manier zou kunnen worden geïnterpreteerd voldoende woorden toe te voegen, zodat de wet beschermd is tegen mogelijke verkeerde interpretaties.
Van dat argument maakte de Amerikaanse hoogleraar en jurist Joe Kimble al meermaals brandhout. Kimble spreekt met kennis van zaken: al meer dan vijfentwintig jaar leert hij studenten aan de Thomas M. Cooley Law School omGa naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 52]
| |||||||
betere juridische teksten te schrijven. Sinds 1999 adviseert hij ook de Amerikaanse overheid bij het opstellen van federale rechtsregels. In zijn recentste boek Writing for Dollars, Writing to Please. The Case for Plain Language in Business, Government and Law (2012) herhaalt hij wat hij eerder in ‘Plain English. A Charter for Clear Writing’ (1992) schreef: eenvoudige taal staat juridische precisie niet in de weg. ‘Voornoemde beklaagde’ is niet exacter dan ‘de beklaagde’; ‘in het geval van het in gebreke zijn van de kant van de koper’ is niet preciezer dan ‘wanneer de koper in gebreke is’. Sterker nog: volgens hem staat net wollige juridische taal precisie in de weg. Alleen al de complexe zinsbouw van juridische teksten, met eindeloze zinnen die zich vaak als Russische poppetjes in andere zinnen verschuilen, zijn een perfecte dekmantel voor inexactheid. Bij klare taal wordt het net moeilijker om fouten niet op te merken. Volgens Wessel Visser, medeauteur van De Grondwet in eenvoudig Nederlands (2007), was de kredietcrisis van 2008 er met eenvoudiger taal zelfs niet gekomen: ‘Want dan hadden de Amerikaanse hypotheeknemers en de risk-managers beter begrepen welke risico's ze dreigden te lopen. Dat besef is er bij de Nederlandse beleidsmakers: zij willen moeilijk taalgebruik in zakelijke teksten beëindigen omdat dat onze samenleving ontzettend veel geld kost’, aldus Visser in een interview met Taalschrift.org. Het is een boude stelling om zonder meer de oorzaak van de kredietcrisis bij het taalgebruik te leggen: de blinde drang tot verrijking van de bankiers en de blinde goedgelovigheid van de klanten zullen wellicht een grotere rol hebben gespeeld. Feit is wel dat de taal zal hebben geholpen om de addertjes onder het gras van de hypotheken weg te moffelen.Ga naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 53]
| |||||||
Ook de bekende Nederlandse strafpleiter Inez Weski gebruikt het argument van de precisie om juridisch jargon te verdedigen. In februari 2015 was ze te gast bij Ruth Joos op Radio 1, die haar erop wees dat je juridische taal haast moet ontcijferen. Weski antwoordde dat er in Nederland al zeker vijftien jaar geleden discussies zijn geweest over hoe de dagvaarding moet luiden en over hoe begrijpelijk wetsbepalingen moeten zijn. Pogingen om dat te versimpelen stranden volgens haar elke keer weer. ‘Natuurlijk, het moet wel correct Nederlands zijn. Je moet niet tien keer “maar” en “vermits” zeggen, en op het laatst niet meer weten of het een ontkenning in zijn totaliteit was, of net niet. Daar is vaak wel verbetering in te brengen. Maar niet van, “weet je wat, we doen het zo”, en dan gaat men vaak begrippen nemen die je misschien op straat gebruikt, maar die vaag en voor zo veel interpretatie vatbaar zijn dat het alleen maar onrecht tot gevolg heeft.’ Het resultaat van zo'n vereenvoudiging, aldus Weski, is soms ‘jip-en-janneketaal’. Helemaal ongelijk heeft ze niet. Neem bijvoorbeeld De Grondwet in eenvoudig Nederlands van de net geciteerde Wessel Visser en Karen Heij. Jan Renkema heeft hun publicatie in Onze Taal genadeloos gefileerd en komt tot de conclusie dat vereenvoudiging in dit geval precisie in de weg staat. Dat klopt ook: De Grondwet in eenvoudig Nederlands is geen vereenvoudiging maar een verkleutering. In artikel 1 van de Nederlandse Grondwet staat bijvoorbeeld dit: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.Ga naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 54]
| |||||||
In De Grondwet in eenvoudig Nederlands wordt dat: In Nederland behandelen we iedereen op dezelfde manier. Natuurlijk alleen als de situaties hetzelfde zijn of heel veel op elkaar lijken. De herschrijving is, ten eerste, minder precies, want ‘In Nederland’ zou ook kunnen betekenen dat je eerst Nederlander moet zijn om gelijk behandeld te worden. Ten tweede is er het tenenkrullende belerende toontje in de ‘Natuurlijk...’-zin. En ten derde: moest deze zin wel herschreven worden? Onbegrijpelijk is de oorspronkelijke formulering verre van. Een tekst als de Grondwet, betoogt Jan Renkema, zou meer baat hebben bij een toelichting dan bij een vereenvoudiging. Dat geldt, toegegeven, bij uitbreiding voor wel meer wetteksten waar het grote publiek veel minder mee in aanraking komt dan met de juridische documenten die in onze brievenbus belanden. Er zijn verschillende soorten juridische teksten en de rechtsgebieden waar het publiek direct mee geconfronteerd wordt, zoals familie- en strafrecht, moeten prioriteit krijgen in de aandacht voor helder taalgebruik. Dat zegt ook strafpleiter Walter Van Steenbrugge in het interview op pagina 67: ‘Als het gaat om het heel persoonlijke van de mens, of om menselijke schade, is onheldere communicatie absoluut te vermijden.’ Dat betekent evenwel niet dat bij andere juridische teksten niet naar verbetering moet worden gestreefd. De richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen voor de beveiliging van speelgoed - om maar één gedrocht te noemen - heeft natuurlijk deskundigen als publiek,Ga naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 55]
| |||||||
maar volgende paragraaf is zelfs voor Europarlementariërs een geseling: Overwegende dat het, ten einde het bewijs van overeenstemming met de fundamentele voorschriften te vergemakkelijken, onontbeerlijk is om op Europees niveau over geharmoniseerde normen inzake, met name, de constructie en de samenstelling van speelgoed te beschikken, waarvan de inachtneming voor die produkten een vermoeden van overeenstemming met de fundamentele voorschriften schept; dat deze op Europees niveau geharmoniseerde normen door particuliere instanties worden opgesteld en hun status van niet-bindende teksten moeten behouden; dat in dit verband de Europese Commissie voor normalisatie (CEN) en het Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie (CENELEC) worden erkend als de instanties die bevoegd zijn de geharmoniseerde normen, overeenkomstig de op 13 november 1984 ondertekende algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie en deze beide instanties vast te stellen; dat in deze richtlijn onder geharmoniseerde norm een technische specificatie (Europese norm of harmoniseringsdocument) wordt verstaan die door een van deze instanties, of door beide, in opdracht van de Commissie overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 83/189/EEG van de Raad van 28 maart 1983 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften (5), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, en krachtens de algemene richtsnoeren is vastgesteld;Ga naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 56]
| |||||||
Er volgen nog achttien paragrafen die beginnen met ‘overwegende dat’, allemaal voorafgaand aan de uiteindelijke hoofdzin: ‘heeft de Raad van de Europese Gemeenschappen volgende richtlijn vastgesteld’. Hoeveel meer tijd kost het onze verkozenen en hun medewerkers in Brussel en Straatsburg niet om zich een weg door deze taaljungle te banen dan wanneer de tekst in heldere en korte zinnen zou zijn geschreven? Een zin niet beginnen met ‘overwegende dat’, waarna zin na zin op elkaar wordt gestapeld zodat je als lezer uiteindelijk vergeet wat er te overwegen valt, zou al een goed begin zijn.
----
De noodzaak tot precisie als verantwoording voor het formele, abstracte en archaïsche juridische taalgebruik moeten we dus niet weglachen, maar tegelijk wordt precisie te vaak als excuus gebruikt om de strijd voor heldere taal de kop in te drukken. Er zijn namelijk nog andere redenen waarom juridische taal is zoals ze is, en die zijn niet zo moreel hoogstaand als de roep om exactheid en waterdichtheid. Laten we, alvorens dieper op die redenen in te gaan, eerst vijf dorre pennenvruchten bekijken van advocaten, gerechtsdeurwaarders en notarissen, waarbij u (schrappen wat niet past): uw mond mag laten openvallen van verbazing/de wenkbrauwen mag fronsen/in een lachkramp mag schieten. Het gaat stuk voor stuk om voorbeelden die de luisteraars van Radio 1 ons toestuurden.Ga naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 57]
| |||||||
1. Uit een brief van een gerechtsdeurwaarder aan een advocaat: Waarde Meester, Een mens vraagt zich na lectuur hiervan spontaan drie dingen af:
2. Uit een brief van een notaris over het ondertekenen van een verkoopakte bij volmacht: De authentieke volmacht zal getekend worden in mijn kantoor op: | |||||||
[pagina 58]
| |||||||
verkoop dienen aanwezig te zijn om deze volmacht te ondertekenen. Een mens vraagt zich na lectuur hiervan spontaan één iets af: heeft deze notaris samen met de gerechtsdeurwaarder aan de whisky gezeten?
3. Uit ‘een dagvaarding van gezworene’ door een gerechtsdeurwaarder. Een man moest zetelen in een volksjury voor het hof van assisen. Omdat hij niet thuis was toen de gerechtsdeurwaarder langskwam, kreeg hij een brief in de bus waarin een zin stond die hij niet begreep: En opdat de betekende tevens bevolene partij hiervan niet onwetend zou zijn heb ik haar gelaten, zijnde en sprekende als hierboven, kopij van mijn huidig exploot van de betekende stukken, onder gesloten omslag, conform de wet, zo nodig. Een ‘exploot’ is volgens Van Dale ‘aanzegging door de deurwaarder en de akte daarvan’ en ook ‘knappe, opzienbarende prestatie’. Dat laatste is deze brief in geen geval. De zin is niet alleen nodeloos omslachtig, maar in een brief die rechtstreeks aan iemand wordt gericht, is het ook vreemd om in de derde persoon over hem of haar te spreken. De deurwaarder had simpelweg kunnen schrijven: U was niet thuis op het moment dat ik bij u aanbelde om u een dagvaarding te bezorgen, waarbij u wordt opgeroepen om voor de rechtbank te verschijnen. Om uGa naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 59]
| |||||||
niettemin op de hoogte te stellen van de dagvaarding, bezorg ik u daar een kopie van. 4. Uit een mail van een luisteraar: ‘Onderstaand een tekst uit een brief die ik toegestuurd kreeg in een zaak die ik heb laten inleiden bij de arbeidsrechtbank. Ik denk dat ze bedoelen: “We hebben de tegenpartij aangeschreven en ze hebben geantwoord. Uw advocaat kan het antwoord inkijken.” Waarom schrijven ze dat dan niet zo?’ Hierbij wordt u medegedeeld dat mijn ambt in de zaak (...) de volgende stukken neerlegt ter griffie van de Arbeidsrechtbank te (...) waar ze door u kunnen ingezien worden: 5. Uit een ‘overeenkomst tot verkoop van een woning’, opgesteld door een notaris, waar artikel 3 over de ‘hypothecaire toestand’ gaat: Indien hypothecaire lasten het Onroerend Goed bezwaren en/of een derdenbeslag geldig aan de instrumenterende notaris zou zijn betekend, voor een bedrag datGa naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 60]
| |||||||
hoger is dan de verkoopprijs, dan gebeurt deze verkoop onder opschortende voorwaarde dat de schuldeisers schriftelijk hun akkoord betuigen, binnen de termijn voorzien voor de ondertekening van de authentieke akte, om opheffing te verlenen van de door hen genomen inschrijvingen, overschrijvingen of beslagen. Deze voorwaarde is bedongen in het voordeel van de Kopers die de enigen zijn die haar mogen inroepen. Waarom, als er zo veel ergernis is, blijven onze dienaren der wet dan toch zo wollig schrijven? Het taalgebruik van juristen is ten eerste ook een prestigezaak: ze denken dat ingewikkelde taal hun meer status geeft. Velen geloven dat ze intelligenter overkomen wanneer ze moeilijke woorden gebruiken, maar het tegendeel is waar: uit een onderzoek uit 2005 van Daniel D. Oppenheimer van Princeton University bleek dat mensen de eenvoudigste teksten aanwijzen als de intelligentste. Shakespeare heeft dat het best verwoord in Hamlet: ‘Therefore, since brevity is the soul of wit,/ And tediousness the limbs and outward flourishes,/ I will be brief.’ (‘Daar kortheid steeds de ziel der wijsheid is/ En woordenpraal de leden en de tooi,/ Ben ik dus kort’ - vertaling Willy Courteaux.) ‘Als je iets niet eenvoudig kunt uitleggen, heb je het zelf niet begrepen’, zei Albert Einstein. Ten tweede kan ook onzekerheid over de rechtsmaterie, die inderdaad vaak heel complex is, de oorzaak zijn van loodzware juridische taal. ‘De onnodige paraphrasering van wetsartikelen vindt voor een deel haar oorsprong in het gebrek aan rechtskennis van de redacteur’, aldus Adriaan Pitlo in Ars Notariatus. ‘Wie niet zeker is van zijn zaak, is bang iets over te slaan.’Ga naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 61]
| |||||||
Ten derde is helder communiceren moeilijk. Eenvoudig schrijven is moeilijker dan ingewikkeld schrijven. Cicero wist dat al: ‘Een heldere stijl lijkt op het eerste gezicht gemakkelijk te imiteren, maar wanneer je het probeert, blijkt dat er niets moeilijker is.’
Toch zou iedereen die juridische boodschappen bij het grote publiek overbrengt die inspanning moeten leveren. Er is het morele argument: het gaat om eerlijkheid tegenover de lezer, die er alle belang bij heeft ten volle te begrijpen wat hem of haar wordt meegedeeld. Klare juridische taal komt bovendien niet alleen de ontvangers van de boodschap ten goede. Ook advocaten zelf hebben er belang bij - commercieel belang, met name. ‘Begrijpelijke taal is niet alleen goed voor de toegankelijkheid van het recht en van justitie’, zegt Joe Kimble. ‘Het is ook een big economic issue: de besparingen kunnen gigantisch zijn.’ Toen Citibank in de Verenigde Staten zijn documenten herschreef, halveerde het met 50 procent de tijd om personeel op te leiden en verbeterde het aanzienlijk de nauwkeurigheid van de informatie die het personeel aan klanten gaf, waardoor dan weer minder tijd aan hun vragen besteed hoefde te worden. Waarop wacht de rechterlijke macht dus nog? Er worden niettemin al stappen in de goede richting gezet. Karl Hendrickx, docent Rechtstaalbeheersing aan de Universiteit Antwerpen en buitengewoon gastdocent aan de KU Leuven, besteedt in zijn lessen ‘Juridisch schrijven’ veel aandacht aan helder taalgebruik. Helaas neemt zijn vak slechts 26 uur van het curriculum in beslag. De vraag is hoeveel studenten kunnen leren in die beperkte tijd. Als je ziet hoe Hendrickx in het Tijdschrift voor Wetgeving concreetGa naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 62]
| |||||||
juridische zinnen onder de loep neemt en die herschrijft, vraag je je af waarom deze man aan onze universiteiten niet meer tijd krijgt om zijn vak te doceren. Ook het Justitieplan dat de Belgische minister van Justitie Koen Geens eind maart 2015 voorstelde, is een stap vooruit. Er was slechts één zin waarover je als ‘gewone’ lezer struikelt: Het actuele systeem stelt dat het hoger beroep schorsende werking heeft, behoudens indien de eerste rechter anders beslist. Dit systeem wordt omgekeerd in die zin dat, met uitzondering van een aantal limitatief opgesomde zaken, het hoger beroep alleen een schorsende werking heeft indien de rechter dit uitdrukkelijk bepaalt. Een verzachtende omstandigheid is dat het Justitieplan een tekst is die maar weinig burgers zullen lezen, al zou ook hier, zoals al aangehaald, toegankelijkheid de norm moeten zijn. In Nederland tot slot betekende de Wet op het Financieel Toezicht van 2007 winst voor helder juridisch taalgebruik. Die wet maakt de zogenaamde financiële bijsluiter, die al sinds 2002 bestond, verplicht voor ‘complexe financiële producten’ van banken en verzekeraars. De bijsluiter moet de consument wijzen op de eventuele risico's en gevolgen van het aanschaffen van het financiële product. Die informatie wordt vaak ‘verstrekt’ in de kleine lettertjes van verzekeringscontracten of beleggingen, en die kleine lettertjes zijn dikwijls het laatste juridische bastion van banken en verzekeraars. In 2006 werd de bijsluiter uit 2002 herschreven, met als doel korter en duidelijker te zijn,Ga naar voetnoot+ om- | |||||||
[pagina 63]
| |||||||
over ophouden. ‘Zwangerst’ is de dame die drie weken over tijd nog een klimaatconferentie voorzit. Blijf gerust even in zwang, het is trendy tegenwoordig. dat consumenten bij een evaluatie hadden aangegeven dat de tekst te ingewikkeld was en daardoor niet alle risico's duidelijk waren. ‘Het proza waarin de bijsluiters zijn opgesteld is zelfs voor financiële experts moeilijk te begrijpen’, schreef de Volkskrant. Minister van Financiën Gerrit Zalm liet de bijsluiter daarom herschrijven.
België heeft geen vergelijkbare wet. Is het niet hoog tijd om daar werk van te maken? Meer nog: zou ons land geen voorbeeld kunnen nemen aan de Plain Writing Act van de Amerikaanse president Obama uit 2010? Er zijn in het verleden al pogingen in die richting ondernomen. Op 18 maart 2015 diende Kamerlid Laurette Onkelinx een wetsvoorstel in ‘tot wijziging van artikel 43 van het Gerechtelijk Wetboek en ter bevordering van een begrijpelijke rechtstaal’. Het wetsvoorstel had een voorgeschiedenis: het werd ook al in 2008 en 2010 ingediend. ‘Dit voorstel neemt de tekst over van voorstellen DOC 52 1429/001 en DOC 53 0084/001’, klinkt het in de eerste zin van de toelichting bij het voorstel uit 2015. ‘Wegens de dringende noodzaak’, luidt het een paar paragrafen verder, ‘beperkt dit wetsvoorstel zich ertoe de akten van rechtspleging, met name de dagvaarding en de betekening van een rechterlijke beslissing, begrijpelijker te maken voor de geadresseerde.’ De tweede paragraaf van een wetsvoorstel dat begrijpelijke rechtstaal wil bevorderen doet echter qua helderheid meteen de wenkbrauwen fronsen: Ons inziens is het geenszins overdreven te stellen dat de rechtstaal, de vormgeving van de gerechtelijke akten en a fortiori de gerechtelijke wereld door buitenstaandersGa naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 64]
| |||||||
als onbegrijpelijk worden ervaren en slechts toegankelijk zijn voor ingewijden. Artikel 2 maakt het nog bonter: Artikel 43 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: ‘Op straffe van nietigheid dient het betekeningsexploot overeenkomstig de in Bijvoegsel II van dit Wetboek opgenomen modellen te worden opgesteld.’ Het wetsvoorstel bevat twee bijvoegsels waarin een poging tot vereenvoudiging wordt gedaan: een ‘Model voor een dagvaardingsexploot’ en ‘Modellen voor de betekening van een rechterlijke beslissing’. Een ‘dagvaardingsexploot’ - wérkelijk? En waarom het woord ‘betekening’ gebruiken als dat simpelweg betekent ‘bekendmaking’? Heerlijk helder zijn de formuleringen in de documenten zelf ook nog niet altijd: woorden als ‘verweerder’ of uitdrukkingen als ‘een vonnis dat werd gewezen door’ en ‘op straffe van nietigheid’ kunnen duidelijker. Als aanzet echter zijn de voorstellen al een hele verbetering tegenover de originele versies. Wat er concreet met het wetsvoorstel zal gebeuren is onduidelijk: op het moment dat we de laatste hand legden aan dit boek werd de status van ‘Parlementair Document 54K0970’ op de website van de Belgische Kamer als ‘hangend’ aangeduid. Het voorstel had zowel in 2008, 2010 en 2015 nochtans een ‘dringende noodzaak’. Nee, een wet over helderheid in gerechtelijke documenten betekent niet dat we plots in een justitieparadijs zullenGa naar voetnoot+ | |||||||
[pagina 65]
| |||||||
belanden. Maar zou het geen prachtig signaal zijn wanneer de wet zelf stelt dat de wet helder moet zijn? ‘Wie slordig schrijft legt daarmee in de eerste plaats de verklaring af dat hij zelf geen grote waarde hecht aan zijn gedachten’, zei filosoof Arthur Schopenhauer, en: ‘De waarheid is naakt het mooist, en de indruk die ze maakt is des te dieper naarmate haar uitdrukking eenvoudiger is.’ En de waarheid en niets dan de waarheid uitdrukken - is dat nu niet net waar justitie om draait?Ga naar voetnoot+ |
|