M. Buysman
Jan Frederik Helmers. 7 Maart 1767 - 26 Februari 1813
o Wonderschoon gewrocht van Nêerlands poëzie!
Onschatbaar monument! - 't onsterfelijk genie
Spreekt uit deez' wêergalooze zangen; heerlijk schoon
Vlocht het zichzelf een onverwelkb're lauwerkroon.
Verheven geest! ontvang den dank van 't nageslacht!
Helaas! slechts stamelend en zwak u toegebracht.
Het vuur, dat u bezielde voor 't heilig vaderland,
Ontgloeit ge in elks borst door uwe meesterhand,
Die ons zoo heerlijk maalt der vad'ren heldendâan;
Zoo meen'gen heldendood, voor Nêerlands legervaan;
Zoo menig schitterend blijk van trouw aan 't vaderland;
Van ware vrijheidsliefde, die als een heil'gen band,
't Bataafsche volk vereende in 't barnon der gevaren;
Door alle eeuwen heen, sinds tweemaal duizend jaren;
Dit schoon en grootsch taf'reel, van edel, roemrijk streven,
Zien we in uw meesterwerk met nieuwe kracht herleven:
Deez' lofzang, nazaat! op het machtig voorgeslacht,
Zij voor u niet vergeefs, den vad'ren toegebracht!
Thans rust o Nederland! reeds bijna tachtig jaren,
Uw groote vaderlandsche zanger, die de snaren
Van 't heiligste gevoel met onwêerstaanb're kracht
Wist te doen trillen; slaapt reeds lang in d'eeuwgen nacht
Des doods, doch zonder dat een waardig grafgesteent,
Tot op deez' dag, des dichters afgelegd gebeent',
Bedekt; de plaats aanwijst, waar rust het stoffelijk overschot,
Van hem die 't vurigst minde zijn vaderland naast God.
Volgt daarom, Nêerlands Volk! de inspraak van het hart;
Eert Nederland! de asch van Amstel's grooten Bard.
'k Heb dan niet vruchteloos mijn stem tot u verheven;
Niet vruchteloos gepoogd voor u te doen herleven
De herinnering aan hem die, zelfs in 't diepste duister
Het vaderland ons maalt ten toppunt van zijn luister;
Het voorgeslacht, in 't overheerlijkst lofgedicht,
Het schoonste monument voor eeuwig heeft gesticht.
(Red.) Wij hebben aan bovenstaande poging van den heer Buisman [sic] tot oprichting van een gedenksteen voor Helmers geen plaats willen weigeren, al willen wij daardoor niet beweren zijn vereering voor Helmers als dichter, wel als enthousiast vaderlander, te deelen.