De pothoofdplant(1936)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Gelders dorpspotentaat De kruidenier is vet en imposant; op zomeravonden kunt gij hem vinden met z'n gezin onder de forse linden; over z'n buik reikt hand zich nauw' aan hand; - de vingertoppen hebben iets contact; alleen wanneer hij lacht, wordt dat verbroken - hij heeft al veertig jaar naar drank geroken en lacht het vetst, als hij er eentje pakt. Hij is ouderling - dat is een schoon bedrijf: hij staat tot Dominee, als Jezus tot God-Vader; verdoolde daggelders brengt hij de kerk weer nader; houdt met z'n lei protesten van zijn lijf. - Z'n lei, die is, als Gods geduchte boek; z'n buik, z'n lei, z'n afgesleten sloffen zijn Het Gezag - hij zal de dorpers poffen, maar krijgt ze, poffend, allen in zijn hoek. De kruidenier is vet en imposant en alle dorpers zijn zijn schuldenaren; hij tilt zijn petje, krabbelt in zijn haren en weet zich machtig naast den predikant. Hij zit al zes maal vier jaar in de raad en Burgemeester pleegt hem, lachende, te stompen in 't vette buikje, als hij op z'n klompen en handje-gevend naar zijn zetel gaat. [pagina 63] [p. 63] Het is alles vet, die hele magistraat; bij kilo's gaat het intellect naar binnen en dit consortium van dubbel-kinnen bestuurt een lompen-proletariaat. Ik zag jou deze zomer, kruidenier, met jouw gezin onder de forse linden: een nijlpaardvader tussen zijn beminden: een walgelijk, over-verzadigd dier. Notabele - de wereld loopt ten end' jouw wereld van die lei en buik en sloffen en de Vergelding zal aan jou niet poffen: o, vette varken, dat zijn lot niet kent. Vorige Volgende