De pothoofdplant(1936)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Het is genoeg gelopen.... Het is genoeg gelopen en ik kan de brand der keien langer niet verdragen; weer zijn mij honderd deuren toegeslagen; men vreest den vreemden, fanatieken man. Van zeep en veters, schuur- en postpapier ga 'k mank, alsof ze een centenaar mij wogen; en ieder uur brandt achter mijne ogen het vuur, de haat van het getreiterd dier. Ahàsverus.... de wandelende jood.... ik deel mijn wijk met vele lotgenoten; ons worden eend're deuren toegesloten; wij zijn de broeders van dezelfde nood. O, veilig volk, dat achter veilig slot ons afwijst, Gij kent niet de gloed der stenen, de brand der voetzool en het wicht der benen, waar kleed en schoeisel van het lichaam rot. O, veilig volk in Uw gezapigheid, wel zijt Gij nog in Abrahams schoot gezeten; eens wordt de deur ons niet meer toegesmeten, wanneer de haat Uw doffe koppen splijt. Het is genoeg - het evenbeeld van God kan nô' de brand der keien nog verdragen; weer zijn mij honderd deuren toegeslagen, door 't veilig volk, trots achter veilig slot. Vorige Volgende