De pothoofdplant(1936)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Herhalingsoefeningen ‘Tra-ra - tra-ra’, daar komt hij neuriënd binnen de groot-majoor: wij springen in de stand; hij salueert, wenkt met zijn fraaie hand ten teken, dat wij kunnen herbeginnen. Zes passen later komt zijn adjudant - schoolmeesterszoon, van niets tot luit' geklommen - zijn sterren hebben steeds het meest geglommen aan 't firmament van 't Harderwijkse Zand. De groot-majoor is van oer-oude adel - liever verheerd zijn ook wij, dan verknecht - - wat zat die luitenantstenue weer slecht; wat hing hij weer belabberd in het zadel. - ‘Tra-ra - tra-ra....’ - hij trommelt aan de ruiten de groot-majoor - en in de prille zon treedt buiten aan het derde bataljon; hij zwiept de rijzweep, spelend, langs zijn kuiten. De luitenant benut de fraaie kans om zijn papa's collega te kleineren - hoe prikkelt hem mijn critisch observeren - ‘Wat doe jij eig'lijk,’ vraagt hij, ‘ordonnans?’ [pagina 46] [p. 46] De adel aan het raam schijnt op te letten, - hij kent de burger in zijn adjudant - en weerom wenkt hij met zijn fraaie hand: ‘Haal, als je wilt een doosje sigaretten....’ Dit is het teken om te eclipseren; uit de cantine keer ik eerst weerom, wanneer een verre en heel vage trom mij zegt, dat zij door Ermelo marcheren. Vorige Volgende