De pothoofdplant(1936)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] De dichter In het rode hemd der revolutionnairen, schoon mét culotte, treedt de dichter nader, het angstzweet-van-de-statie aan z'n haren: hij is de bloem van ons revolte kader. Hij geeft een wenk en alle lichten doven; alleen hij staat daar in vijf duizend kaarsen, dan gaat zijn stem het orgelspel te boven: hij leest: ‘het lent van zijn opstand'ge vaersen’, de Marseillaise tracht hem t'overstemmen; het orgel dreunt meer, dan was afgesproken - ‘AVEC CULOTTE’ laat door niets zich remmen: Zijn Heilig Ik komt door de regels spoken: ‘IK HEB GELEDEN.... IK VOOR U GESTREDEN....; ‘IK HEB....; IK ZAL....; IK WIL U ALLES GEVEN....; ER IS DOOR MIJ GEWORSTELD EN GEBEDEN; O, Kèmerèden, U WAS GANS MIJN LEVEN....’ (hij is pas even dertig, onze zanger, was wat laat droog en leerd' in het derde lopen; tot twintig ging hij school, toen ging het niet langer, om knollen voor citroenen te verkopen.... [pagina 36] [p. 36] 't laatst gaf hij ons zijn lied, zijn stem, zijn handen en de perfectie-der-raffinementen, de weelde van de peerlenrij der tanden: opnieuw kon hij met z'n citroenen venten.) Klein in het licht staat daar de bloem van het kèder, in het rode hemd der revolutionnairen - schoon met culotte -; Marx brengt hij ons nèder: ‘De grote denker met de wilde hèren....’ Als ik mijn zin kreeg, dan: 't werd ‘sans-culotte’ en op Uw blote bibsjes werd geslagen, maar zolang duizenden U laten spotten, vermag ik niet U hier vandaan te jagen. Vorige Volgende