De pothoofdplant(1936)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Dichters Zij schreven verzen; schreven niets bij tijden en vreesden, dat het dichten was gedaan; tot weer hun monden wijsheid rhythmisch zeiden en weer copie ter perse is gegaan. Zij schreven verzen; schreven onderscheiden; elk schreef weer anders, schoon hij eender dacht; want zij vertolkten slechts hun ene lijden: de mens op aarde, die zijn hemel wacht. Zij schreven verzen; prevelden gebeden, maar hadden van hun dagen niets verstaan; zij wisten niet, wat veel millioenen leden; zij waren slechts met eigen lot begaan. En toen zij toch een dag de brand bespeurden, sloten zij zeer zorgvuldig raam en deur.... en in hun kamer, waar roô-rozen geurden, werkten zij voort aan 't rhythmisch, schoon gebeur. En toen de hemel, dond'rend, nederkraakte en d'aarde uit haar oude banen schoot, dronk d'ene thee, waar d'and're verzen maakte en wijl de derde het laatste venster sloot. Vorige Volgende