De pothoofdplant(1936)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Goede raad Ik voel mij een hoger beest, in jou gekooid; wat erger is: die kooi zelf toegeslopen; voor temmersvoeten heeft geen dier gekropen, zo laag, zo laf, zo liederlijk vergooid. Maar ik ben meer, dan dat lafhartig dier, dat, bronstig, gromt bij 't wentelen en keren en dat jij zelf, vol afschuw, tracht te weren, meer, dan die straathond, met zijn geil plezier. Meer, dan dat beest, dat jou en mij tempteert: de wulpse sater met de ruige poten, en meer, dan al zijn trieste rotgenoten en ik weet, dat eens dat meerder triumfeert. Oorlof, mijn Lief, zolang de sater woedt.... En geeft hij kopjes langs Uw fraaie kuiten, dan kunt Gij hem gevoeglijk buitensluiten; ik weet ook niet, wat ik U raden moet. Vorige Volgende