De pothoofdplant(1936)–Jac. van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Klacht Dat Gij m'ook dit ontnomen en verhinderd hebt: mijn stille geven, hoe 'k duizend maal gekomen ben de kleine flakkervlam van 't leven te hoeden en mij overboog en zweeg, waar onze ogen spraken; - o, hoe de scheiding toen reeds woog en geen de ander aan dorst raken, omdat reeds alles anders was, gemeten naar een and're waarde: een zieke, die niet meer genas en vrij zich maakte van de aarde en niet belemmerd wilde zijn en dit niet hoefde uit te spreken, waar, boven alle aardse pijn, die ogen zo God-Schouwend keken. Toch hebt Gij, Dood, die kleine vlam nog onverwacht tot U genomen: - o, avond, dat ik tot haar kwam en wist: ‘Ik ben te laat gekomen....’ Vorige Volgende