Van Odrimond, Millimas en anderen(1941)–Jac. van Hattum, Maurits van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Ons kleine neefje Tokkeltuit Ken je den kleinen Tokkeltuit? Hij is Marjon d'r eerste spruit. Die blaast, als meende hij het heus, vaak belletjes op mond en neus. Dan zegt Marjon: ‘M'n kleine vent, 'k geloof, dat jij verkouden bent. Maar 't is geen wonder, Tokkeltuit; Jij trapt ook steeds je kleertjes uit en gooit je dekentjes opzij; je laat je Moe geen half uur vrij; slechts één van beiden wordt verwend; ik ben het niet, m'n kleine vent.’ Zo knort ze dan wat op d'r pop, en beurt hem tot de zolder op. Ze zegt: ‘Straks komt je Vader thuis en 'k heb geen sikkepit in huis; ik moet er heel, heel even uit, m'n allerliefste Tokkeltuit. Hier is je nieuwe gummievis, die ook al niet gelukkig is; je keilt em aldoor op de grond en steekt z'n staart ver in je mond; en tegen Bruin, je teddybeer, ga j' ook zo ijselijk te keer. [pagina 22] [p. 22] [pagina 23] [p. 23] Zal je nu even zoet zijn, zeg? Want Mammie moet heus even weg.’ Hij denkt: ‘Nou, vort; dat moet dan wel’ en blaast tevreden bel na bel; ze gaat...; en onze kleine guit trapt, kalm, alweer z'n kleertjes uit. En ligt met beî z'n beentjes bloot en vindt: ‘Wat is de wereld groot’ - en smijt z'n beesten één voor één weer even ernstig om zich heen; en trekt z'n stout afwachtend snuit van d' altijd eend'ren Tokkeltuit. Vorige Volgende