Van Odrimond, Millimas en anderen(1941)–Jac. van Hattum, Maurits van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Tokkeltuit en z'n vader Ken je den kleinen Tokkeltuit? Hij vindt, dat Vader niets beduidt: een Pa is er maar wat op toe: één ding bestaat: dat is z'n Moe; en Vader denkt: ‘Dat komt nog wel; hij is te klein nog voor het spel.’ - Er wordt heel veel voor hem bewaard, want Vader is een prachtig paard; o, Tokkeltuit is nú nog klein, maar eenmaal zal hij ruiter zijn en rijdt de gang af en terug op Vaders brede paarderug. - Maar nu...; nee', als hij Vader ziet, dan denkt ie: ‘Dat is Mammie niet’ want Moeder komt op dit uur aan met custardpap en een banaan, en om het jeuken van z'n maag ziet hij z'n Moeke-moesje graag. En Moeder zegt: ‘Zo, spreeuwenjong, wat huil je weer met bibbertong; komt voor M'nheer de pap te laat? Wat maakt m'n kleine man zich kwaad. Kijk, Vader, hoe de kleine vent het klappen van de zweep al kent.’ [pagina 20] [p. 20] En Vader kijkt, glimlachend, toe en denkt: ‘Zo'n jongen en zo'n Moe is er geen tweede span op aard’ - hij krabt verlegen in z'n baard en lacht om zoveel groot geluk - ‘Wat is zo'n kereltje toch druk.’ Vorige Volgende