Van Odrimond, Millimas en anderen(1941)–Jac. van Hattum, Maurits van Hattum– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] De jachtlust Weet je, wat verdrietig was? Odrimond en Millimas, die we nu wel zullen kennen, konden er maar niet aan wennen, dat de kleine ritseldieren, die in het bos het maanfeest vieren, van het muisje tot het konijn, alle schuw en angstig zijn. Ach, dat moest toch niet zo wezen, dat ze steeds gevaren vrezen, en nooit in-gelukkig zijn, door hun angst voor dood en pijn. ‘'k Zal de lieve wezel vragen, niet meer op de haas te jagen’ zei de goede Odrimond, die dat erg verdrietig vond. ‘Waarom eten ze geen gras?’ vroeg de tere Millimas, ‘of, om nog eens iets te noemen, malse, gele paardenbloemen?’ ‘Of radijs’ riep Odrimond, die radijs zo heerlijk vond; ‘er zijn planten toch te over voor zo'n zacht-gepelsde rover.’ [pagina 16] [p. 16] [pagina 17] [p. 17] Juist kwam daar de wezel aan en bleef bij de dwergjes staan. ‘Da's toevallig’ dachten beiden, toen ze ‘Goeden avond’ zeiden. ‘Als je over wezels praat, trap je bijna op hun staart’ lachte Odrimond verlegen. ‘Zo, heb ik een beurt gekregen?’ vroeg de wezel, ‘en waarover?’ ‘Wel jou bruine, slanke rover: beiden wilden we je vragen nooit meer op de haas te jagen...’ ‘Ach, wat moet ik nu weer horen? Dat is immers aangeboren’ zei de wezel, ‘je moest weten, dat we gras niet kùnnen eten. Al dat praten geeft geen zier, Wij doen 't niet voor ons plezier’ zei de bruin-gepelsde rover, ‘praat er maar niet langer over. Zelfs al zouden wij 't proberen: zoiets valt niet aan te leren; van een dier, dat planten kauwt, is 't gebit daarop gebouwd. [pagina 18] [p. 18] Neen, m'n beste Millimas: wezels eten nimmer gras; maar onthoud: er is geen dier, dat maar moordt voor z'n plezier. Dat doen enkel soms de mensen; neen, al zou ik zelf het wensen: planten eten kan ik niet, ook al doet het je verdriet.’ O, de kleine dwergjes voelden, dat de dieren 't goed bedoelden, merkten, dat de noodzaak zit in de bouw van hun gebit. En zo zou 't dus altijd wezen: schuw zijn en elkander-vrezen; van het muisje tot het konijn: altijd op z'n hoede zijn. Vorige Volgende