Ten vyfde: Degene die zich, gedurende zeven jaren en zeven weken, ware het maer een enkele keer, in bier of brandewyn dronken drinkt, wordt uit ons verbond verstooten.
Ten zesde: Op den akker dien gy bebouwt, mag geen onkruid wassen, en in uwe woningen geene morsigheid liggen. Uwe hutten, en de stallen voor het vee, uw gereedschap, en uw huisraed, zoo als gy het hebt, moeten van zuiverheid blinken. Daeraen zal ik u erkennen.
Ten zevende: Uw lyf zal een tempel Gods, en daerom ook kuisch, zuiver en eerbaer zyn. Ook zal men geene onreinigheid op uwe huid, in uw hair, noch aen uwe kleeding bespeuren. Insgelyks zal het by uwe kinderen wezen. Dat zal ons kenteeken zyn.
Wie nu deze zeven beloften doen en getrouwelyk volbrengen wil, trede vooruit en ryke my de hand tot teeken dat hy het verbond in wil gaen. Den zwakken zullen wy behulpzaem wezen.
Toen Pieter aldus gesproken had, traden de twee-en-dertig mannen de eene na den anderen vooruit; ieder reikte hem de hand over de tafel heen, waerop het goud uitgespreid lag, en zegde:
- Ik doe de zeven beloften voor God.
- Zoo gaet dan heen in vrede, en wendt u nog, eer gy u ter ruste nederlegt, in uw gebed tot God, opdat hy