De gemeente Utrecht
(1956)–E.J. Haslinghuis– Auteursrechtelijk beschermdStedelijke gebouwen1. Stadhuisbrug. Het STADHUIS is een samenstelling van gebouwen uit verschillendeGa naar margenoot+ tijd: I. Een hoofdgebouw in Neo-Classicistische stijl, II en III ten n. hiervan een aantal verbouwde huizen. litteratuur. s. muller fz. Het oude Utrechtsche Stadhuis (in Huis, o. en n. 1907, blz. 203Ga naar margenoot+ vv, 229 vv); dez. (in Oude huizen, blz. 22, 39 en 40); trajectinus (= c.w. wagenaar) in Oud-Utr. schetsen (overdr. uit Utr. Ct.); c.m. de leur. Het Utrechtsche Stadhuis en omgeving (in Jb. Oud-Utr. 1933, blz. 138 vv); j.w.c. van campen. De Stadskelder (t.z.pl. 1930, blz. 150 vv); j. de lange (in De Vraagbaak 1933, 403 vv) over de toenmalige verbouwing. | |
[pagina 124]
| |
Fig. 16. Stadhuis. Plattegrond der kelders
| |
[pagina 125]
| |
Fig. 17. Stadhuis. Plattegrond van het gelijkvloers
| |
[pagina 126]
| |
Fig. 18. Het oude Stadhuis. ‘Patroen’ (1546) door W. van Noort
Fig. 19. Het oude Stadhuis. Copie naar ‘grondteyckeninghe’ (1642) door H. Lentinck
Afb. 93. Het oude Stadhuis (1547) met Hasenberch, Lichtenberch enz., tek. naar schilderij (1663) van A. Honich in het Centraalmus.
Catal. nr 330 | |
[pagina 127]
| |
tek. (omstr. 1730) in O.I. inkt door L.P.S.(errurier) = Catal. top. atlas, nr 1246; - Gezicht van de Bezembrug op de Ganzenmarkt e.o., pentek. (1736) door j. de beyer = Catal. top. atlas, nr 123; - Gezicht van de Oudegracht op het Stadhuis e.o., tek. (omstr. 1760) in O.I. inkt door j. de beyer = Catal. top. atlas, nr 125; - Gezicht op de Bezembrug en de Ganzenmarkt (met o.a. huis De Ster, tek. (1767) resp. in sepia en in kl. door j. de beyer = Catal. top. atlas, suppl., nrs 183 en 184; - Gezicht van de Bakkerbrug op het Stadhuis e.o., tek. (1776) in kl. door j versteegh = Catal. top. atlas, nr 117; - Gezicht op de Stadhuisbrug uit het n., schilderij (1833) door r. craeyvanger = Catal. top. atlas, nr 120; - Gereconstr. opstand van de gevel, pentek. (1901) door g. de hoog hz. (voor s. muller fz. Oude huizen) = Catal. top. atlas, suppl., nr 1685. | |
[pagina 128]
| |
| |
Ga naar margenoot+ I. Het hoofdgebouwGa naar margenoot+ Het hoofdgebouw (afb. 95 en 96) is aan de voor- en één zijgevel (Oudkerkhof) geheel bekleed met bergstenen platen boven een hoge sokkel van blokwerk, terwijl de twee andere gevels boven een dergelijk onderstuk in kleine baksteen (gepleisterd) zijn opgemetseld. Het verheft zich op een onvolkomen rechthoekige plattegrond van negen assen in de breedte en acht in de diepte. Een zwaar (grotendeels houten) hoofdgestel met trigliefen en een sterk uitspringende kroonlijst werken mede tot het horizontalisme van de Neo-Classicistische gevel, dat nog versterkt wordt door een houten attiek, later toegevoegd om de schuine lijnen van het lage pannendak te verbergen. De drie middentraveeën van de voorgevel, die boven een bordes van vier treden elk een, door een door een ijzeren hek afgesloten, ingang bevatten, zijn samengevat tot een door een driehoekig fronton gedekte risaliet: een tempelfront van vier, boven de sokkel over twee verdiepingen doorgaande, Toscaanse halve-zuilen, tussen welke de vensters, dank zij architraven, dekstukken, consoles, iets rijker omlijstingen vertonen dan die inGa naar margenoot+ de zijpartijen. Aan de achtergevel mist de overeenkomstige risaliet deze versieriengen. Het handhaven van een enkele oude binnen-, resp. ondermuur heeft ertoe geleid, dat het tweede en het vijfde venster van de begane grond aan de zijde van het Oudkerkhof blind zijn (z. plattegrond, fig. 17). | |
[pagina 129]
| |
Afb. 94. Het oude Stadhuis met aangrenzende huizen, Waag en Kraan, naar waterverftek. van P.J. van Liender in de verzameling van H.M. de Koningin
Afb. 95. Stadhuis. Voorgevel van het hoofdgebouw
| |
[pagina 130]
| |
Afb. 96. Stadhuis. Voorgevel van het hoofdgebouw met aangrenzende huizen, ook Huis Keyserryck. Eronder de muur van de tegenwoordige Stadskelder
| |
[pagina 131]
| |
Afb. 97. Stadhuis. Hal (vm. Vierschaar)
Inwendig verdienen alleen vermelding:Ga naar margenoot+ de hal (voorheen vierschaar, afb. 97), versierd met stucwerk: muurpilasters, plafondGa naar margenoot+ met het stadswapen in het midden en een palmettenfries langs de koof. In een nis van de achterwand is een cartelklok van verguld en geëmailleerd brons geplaatst, met een voorstelling van de Tijd en op de wijzerplaat gemerkt: Gerrit Marcxs, Amsterdam; en verder stucplafonds, enige stoelen en een spiegel met vergulde lijst (xixb) in twee wethouderskamers op de eerste verdieping; een trap met gesneden cilindervormige holle beginpaal van de leuning (xixb). | |
II. Huis KeyserrijckGa naar margenoot+Twee van de gevels van dit gebouw (afb. 96), nl. die langs de Ganzenmarkt en de (tgw.) achtergevel, zijn opgemetseld in baksteen van groot formaat (muurdikte omstr. 0,90 m). De gevel aan de Oudegracht is vrijwel geheel vernieuwd, resp. beklampt met kleineGa naar margenoot+ steen. Aan de vierde, bij het vm. buurhuis De Ster aansluitende, zijde is de muur (0,49 m) modern. Van de oorspronkelijke versiering in grijze bergsteen is een reeks van vier korfbogen op korte stukken rechtstandig boven de vensters der grondverdieping aan de grachtzijde behouden, terwijl de hoek hier tot aan de kroonlijst toe | |
[pagina 132]
| |
Afb. 98. Stadhuis. Kelder onder Hasenberch vóór de restauratie. Onderbouw van de gevel van 1546
wordt versterkt door een ketting van grote blokken en in de twee andere vrijstaande gevels enige hoek- en negblokken bewaard zijn gebleven. Ga naar margenoot+ De gevel aan de Ganzenmarkt vertoont op omstr. 5 m van de hoek af een sprong (fig. 17) en de richting van de muur wijkt daarnaast enigzins af, de muur is over deze afstand minder zwaar (0,66 m). Ga naar margenoot+ De kelder (fig. 16, afb. 102), in 1930 in verbinding gebracht met de aangrenzende nieuwe Stadskelder (thans R.-K. Mil. Tehuis), over de lengteas metend 15,50 m, in de breedte gemiddeld 7 m, is opgemetseld in baksteen van groot formaat (29 × 7 cm, 10 l. 77 cm). De voor- en de achtermuur zijn niet minder dan 1,17 m dik, de rechter zij muur 1,02 m, de linker over de grootste lengte iets minder, doch over de voorste 5 m allengs toenemend tot 1,50 m - een verzwaring, die correspondeert met de vermelde sprong en afwijking van richting. Volgens de overlevering zijn in dit gedeelte van het muurwerk treden van een trap gevonden. Er is dus grond voor het vermoeden, dat oorspr. op deze hoek een traptoren heeft gestaan, gelijk b.v. bij het Huis Oudaen. Ga naar margenoot+ De kelder wordt overspannen door vijf van de grond opgaande gordelbogen ter dikte van 0,60 m (baksteenformaat 30 à 31 × 14,5 × 6 cm, voegen van 2 cm). Over de 1,96 m van elkaar geplaatste bogen zijn dwarse troggewelven geslagen en ertussen smalle moderne steunbogen van grotere kromming. Drie kluizen (tongewelven) onder de kade van de Oudegracht staan met de kelder en voorheen ook onderling in gemeenschap. | |
III. De andere aangetrokken huizen (fig. 16 en 17, afb. 94 tot 96)Ga naar margenoot+ Omtrent de tussen Keyserrijck en het hoofdgebouw gelegen gebouwen (xix en xxb) valt slechts op te merken, dat in de gevel van een ervan een gebeeldhouwde, uit het vm. Leeuwensteyn afkomstige steen is aangebracht met de voorstelling van eenGa naar margenoot+ gaande leeuw en wat het inwendige betreft, dat de rechterzijmuur van dit huis (dikte 0,88 à 0,97 m) tot boven toe in stand is gebleven en dat de tgw. burgemeesterskamer op de eerste verdieping van het vm. Huis Den Gulden Arent tegen de muur die deze van het hoofdgebouw scheidt, met een van elders afk. zwart-en-wit marmeren schoorsteenmantel waarin een medaillon in relief, is verrijkt. | |
[pagina 133]
| |
Afb. 99. Stadhuis. Kelder onder Lichtenberch (de hal) vóór de restauratie
Afb. 100. Stadhuis. Kelder onder Lichtenberch na de restauratie
| |
[pagina 134]
| |
Afb. 101. Stadhuis. Kelder onder Klein Lichtenberch vóór de restauratie
Afb. 102. Stadhuis. Kelder onder Keyserryck
| |
[pagina 135]
| |
De kelders onder de stadhuisgebouwenA. Behalve bij het hiervoor besproken Huis Keyserrijck beantwoordt de plattegrondGa naar margenoot+ van deze kelders (fig. 16) in het geheel niet aan de opbouw en distributie van de erboven staande percelen. Dit motiveert de hier volgende gezamenlijke behandeling van deze ondergrondse ruimten, die in 1930 met elkaar in verbinding zijn gebracht om te dienen als raadskelder. Langs een buitentrap bij de hoek van het Oudkerkhof bereikt men thans de keldersGa naar margenoot+ van de vm. huizen Groot Hasenberch, Groot en Klein Lichtenberch, De Gulden Arent, Nijenborch, Leeuwensteyn, De Ster (z. ook afb. 93 en 94). Alle zijn met tongewelven overkluisd (afb. 99-101), doorgaans halfrond, onder DeGa naar margenoot+ Gulden Arent segmentvormig. Te oordelen naar de zwaarte der muren en de formaten der gebezigde baksteen moeten Groot Hasenberch, Groot Lichtenberch en Leeuwensteyn tot de oudste gerekend worden. Voor zover opmeting van het oorspronkelijke werk mogelijk was, konden wij vaststellen, dat de dikte der muren van 1,30 tot 1,78 m bedraagt en de steen 29 à 30 × 7 à 7,5 cm (10 l. 82 cm) meet. De kelder van (groot) lichtenberch (afb. 99 en 100) onder de hal van het hoofdgebouwGa naar margenoot+ wordt door vier, thans met stuc omklede rondbogen dragende, pijlers in twee beuken verdeeld. De achterste pijler is, met de oostelijke en een deel van de voorafgaande scheiboog, van tufsteen, de voorste is nieuw of vernieuwd, de twee tussenstaande eveneens van natuursteen (trachiet), de drie andere scheibogen van grote baksteen. De twee tongewelven zijn klimmend. In de schuingestelde achterwand (vgl. de in 1844 gesloopte muur op de begane grond, blz. 127) zijn twee boogopeningen uitgebroken voor een als leeszaal dienende ruimte. Opmerkelijk is, dat de lengteas van (groot) haseberch anders gericht is, nl. evenwijdigGa naar margenoot+ met de gracht; verder, dat de kelder in verbinding staat met een kluisGa naar voetnoot1 onder het Oudkerkhof (steenformaat 29 × 7 cm, 10 l. 83 cm) en dat hierin zware dammen van kleinere steen (25 × 6 cm, 10 l. 75 cm) vooruitspringen (afb. 98.) Het is bekend, dat de voorgevel van 1546 ca. 5 m terug lag t.a.v. die van Groot Hasenberch. Bedoelde dammen zullen deze gevel hebben moeten ondersteunen. Omtrent de gulden arent merken wij op, dat het gewelf het beloop van een segmentGa naar margenoot+ volgt. De muren zijn minder zwaar dan bij de hiervóór besproken kelders, nl. 1,06 m. Beziet men de situatie en de plattegronden, dan krijgt men de indruk, dat de huizen GrootGa naar margenoot+ Lichtenberch, De Gulden Arent en Leeuwensteyn in den aanvang vrij hebben gestaan, gelijk Oudaen, Fresenburch, Groenenwoude en zoveel versterkte huizen (xiii-xiv) van Utrechtse geslachten, en dat vervolgens de tussengelegen erven bezet zijn, voor (reeds vroeg) Klein Lichtenberch, vervolgens Nijenborch en De Ster. De oudste delen (drie pijlers en anderhalve scheiboog) van Groot Lichtenberch zouden wij als overblijfselen van een ouder gebouw (xiid? xiiia?) willen beschouwen (het huis wordt het eerst omstr. 1300 vermeld), het overige later (xiv), evenals het muurwerk van Groot Hasenberch en De Gulden Arent. Klein Lichtenberch zou xiv, Nijenborch en De Ster zouden xv tot omstr. 1500 kunnen zijn gevolgd. B. Aan de zijde van het Oudkerkhof bevindt zich, omsloten door de zware murenGa naar margenoot+ van klein hasenberch (bovenbouw gesloopt voor de uitbreiding van 1645), nog een | |
[pagina 136]
| |
kelder (z. fig. 16) uit veel later tijd, thans ingericht tot werkplaats. Deze is overwelfd met ribloze kruisgewelven, in het midden neerkomend op een kruisvormige pijler, terwijl de wanden bekleed zijn met kleine baksteen (22 × 5 cm; 10 l. 53 cm). Ga naar margenoot+ Het Centraalmuseum bewaart: een aantal gevelfragmenten (omstr. 1540) van het vm. Huis Hasenberch (Catal. 1928, nr 346); enkele fragmenten o.a. twee gevleugelde zwikfiguren (omstt 1546) van de poort van het vm. Huis Lichtenberch (Catal. nr 347), een zandstenen schoorsteenr fries (omstr. 1555) met aan Colijn de Nole toegeschreven relief: rechtspraak van Salomo, afk. uit de secretarie van het vm. Huis Klein Lichtenberch (Catal. nr 348); een gebeeldhouwde zandstenen schoorsteenpilaster (omstr. 1550) en een voordeur (xviiid), af k. uit een der afgebroken of verbouwde huizen aan de Stadhuisbrug (Catal. nrs 443 en 650); een beschilderd eiken Justitia-beeld (xviid, door Johan van Damast), afk. uit de Vierschaar (Catal. nr 338); een in een gebeeldhouwde lijst gevat schoorsteenstuk met allegorische voorstelling in grisaille van de Gerechtigheid (gem. J. Buys, 1756), afk. uit de Gerechtszaal (Catal. nr 339); een schilderij: de Nederlandse Maagd overwint het geweld (1667, door W. Doedijns), afk. uit de Raadkamer (Catal. nr 337); een fragment van een gedreven zilveren spiegellijst (omstr. 1660, toegeschreven aan een der Vianens), afk. uit dezelfde kamer (Catal. nr 350); een rijkgesneden leunstoel met voetenbank (1747, door Corn. Koopman), eveneens uit de Raadkamer en bestemd voor de Prins-stadhouder (Catal. nr 1625); een kleine ovale tafel op rijk gebeeldhouwde voet van notenhout (xviiia), afk. uit de Raadzaal (Catal. nr 100). Ga naar margenoot+ 2. Voorstraat 19. Het GROTE VLEESHUIS. Ga naar margenoot+ litteratuur. m.d. ozinga in Oudhk. Jb. 1931, blz. 23 vv (Paulus Moreelse als architect); v.d. monde's ts. viii (1841), blz. 112, 173. Ga naar margenoot+ De voorgevel (afb. 103) van twee verdiepingen en een top wordt getooid door pilasterordonnanties. Te wz. van de in een bergstenen omlijsting gevatte ingang staan op een vrij hoge gemetselde plint twee bakstenen Dorische pilasters met bergstenen voet- en kopstukken, die een verkropt hoofdgestel dragen, waardoor risalieten met een geringe voorsprong gevormd worden. In het fries van het hoofdgestel vier kussenblokken en twee gevelstenen: Anno - 1841. In elke risaliet is een | |
[pagina 137]
| |
Afb. 103. Het Grote Vleeshuis. Voorgevel
| |
[pagina 138]
| |
Afb. 104. Het Grote Vleeshuis. Achtergevel
| |
[pagina 139]
| |
Afb. 105. Het Kleine Vleeshuis
bergstenen kruiskozijn in een omlijsting met vier oren geplaatst, waarboven een sterk gedrukte ontlastingsboog, in welks sluitsteen een ramskop is gehouwen. Onder de vensters telkens twee kussens. Het veld tussen de risalieten heeft, boven de ingang, een door een korfboog overspannen rechthoekig venster met een middenstijl, boven deze ontlastingsboog een ossekop tussen twee festoenen van zandsteen. De vensters zijn van diefijzers voorzien. De verdieping is eveneens met, smallere, pilasters bekleed, waartussen drie tweedelige rechthoekige vensters in bergstenen omlijstingen met oren. Ook hier de zeldzame combinatie van pilasterordonnantie met ontlastingsbogen, boven de buitenste vensters | |
[pagina 140]
| |
Afb. 106. Vm. Commiezenhuis (Politiepost)
rondbogig, boven het middelste korfbogig. De tympaan van dit laatste venster bevat een steen met een relief: een bekranste os, geleid door een boer of een slachter. In het hoofdgestel van deze verdieping voert een gevelsteen het jaartal 1637. De top bestaat uit een door pilasters geflankeerd middenveld, waarin een liggend ovaal licht, te wz. waarvan vleugelstukken met gebroken en gebogen voluten, en wordt bekroond door een driehoekig fronton, waarin een cartouche met het stedelijk wapen. Ga naar margenoot+ Ter zijde van de gevel staat een sluitgeveltje, wederom met een pilasterarchitectuur. Hierachter een brandgang (nu leidend naar een trap), bekroond door een cartouche met het wapen van Utrecht. Hogerop, boven in een door twee Ionische pilasters geflankeerd veld, een afhangende versiering in cartouchevorm. Ook dit geveltje draagt een driehoekig fronton. Ga naar margenoot+ De achtergevel (afb. 104) vertoont een eenvoudiger architectuur: geen pilasters met hoofdgestellen, doch bergstenen cordonbanden. In het midden een rondbogige inrijpoort, met zware blokken in de geprofileerde dagkanten en een ossekop in de sluitsteen. | |
[pagina 141]
| |
Afb. 107. Huis waarin thans Wijkpost van Gem. Gen. Dienst
De vensterkozijnen, met nog oorspr. ruitenverdeling, zijn hier van hout. Op de door vrij slappe in- en uitgezwenkte lijnen begrensde, bovenaan gewijzigde, top staat een smeedijzeren windvaan, voorstellend een aan een boom gebonden koe. Boven de sluitsteen van het topvenster is een wigvormige steen, wederom met het jaartal 1637, ingemetseld.
Inwendig bevat het gebouw niets merkwaardigs.
3. Lange Nieuwstraat, hoek Catharijnesteeg. het KLEINE VLEESHUIS (1432, gerestaureerdGa naar margenoot+ in 1939, thans in gebruik bij de R.-K. verkenners). | |
[pagina 142]
| |
Ga naar margenoot+ litteratuur. Tegenw. Staat v.U. 1 (1758), blz. 344; v.d. monde. Utrecht en derz. fraaye omstreken (Utrecht, z.j.), blz. 125. Ga naar margenoot+ Dit Vleeshuis is een klein rechthoekig gebouw (afb. 105). De lage puntgevel, in staand verband gemetseld, heeft in het midden een met een segmentboog gedekte ingang, waarboven een dergelijk venster. Op het vernieuwde houten deurkalf de jaartallen 1432 en 1939. In de zijgevel langs de Catharijnesteeg bevinden zich twee met segmentbogen gedekte vensters en een (latere) smalle ingang. Ga naar margenoot+ 4. Wittevrouwenstraat. Het vm. COMMIEZENHUIS (thans Politiewachtpost) is een rechthoekig gebouw (afb. 106), aan zijn beide lage zijden verbreed met lagere uitbouwsels, waarvan het ene, later (omstr. 1875?) met een verdieping verhoogd, een galerij vormt, die zich, door geprofileerde rondbogen tussen zandstenen pilasters, op de straat opent. Boven de rondbogen loopt een eenvoudig hoofdgestel. Het huis zelf wordt bovenlangs omvat door een entablement met gegleufde fries en uitspringende kroonlijst (laat-Empire). De zijgevels eindigen in driehoekige frontons, waarin het stadswapen.Ga naar margenoot+ Op het dak een vierkantig torentje met wijzerplaten. De klok (‘Odulphus’), die hierin hangt, afkomstig uit de vm. Wittevrouwenpoort, is in 1554 gegoten door Jan Tolhuys. Het Commiezenhuis dagtekent uit 1858, na de afbraak van de Wittevrouwenpoort (van 1652). Als bouwer wordt vermeld de aannemer j. van der lip. De verdieping boven de galerij met haar dunne colonetten van gegoten ijzer komt reeds voor op een foto van 1878 (Catal. top. atlas, suppl., nr 1990). Ga naar margenoot+ 5. Wijde Begijnenstraat 5. WIJKPOST van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst. Sinds 1930 gevestigd in dit huis, waarin van 1893 af de Stadsaalmoezenierskamer was ondergebracht. Over vroegere bestemmingen van dit perceel, staande op het gebied van het Begijnenklooster (1292, opgeruimd in 1645), is niets bekend. Ga naar margenoot+ Hiervan komt alleen de voorgevel (afb. 107) in aanmerking (het inwendige is in 1930 geheel vernieuwd.) Deze is van baksteen in klein formaat, zes traveeën breed onder een rechte kroonlijst.Ga naar margenoot+ In de derde travee van links het ingangspoortje (1645), bestaande uit een bergstenen omlijsting, bekroond door een driehoekig fronton, rustend op consoles, van welke, langs de stijlen, in vlak relief vruchten aan een dubbel lint afhangen; boven het fronton een bovenlicht, afgedekt door een geprofileerde lijst. Fraai gesneden paneeldeur met leeuwemasker, smeedijzeren klopper. De vensters van de drie treden verhoogd | |
[pagina 143]
| |
liggende begane grond hebben eveneens geprofileerde deklijsten, die van de verdieping beurtelings driehoekige en gebogen frontons van bergsteen. De gevel maakt de indruk voor een vermogend particulier gebouwd te zijn. De afwisseling van gebogen en driehoekige vensterfrontons vindt men aan door gijsbert thomasz. van vianen ontworpen gevels. |
|