De gemeente Utrecht
(1956)–E.J. Haslinghuis– Auteursrechtelijk beschermdMilitaire gebouwen1. Wittevrouwensingel. Van de in 1849 door de stadsarchitect f.c.e. van embdenGa naar margenoot+ ter plaatse van de Wittevrouwenabdij (gesloopt in 1678 vv) en van het op dit terrein xviid verrezen huis van Athlone (Godart van Rheede-Amerongen) gebouwde, in 1877 afgebrande WILLEMSKAZERNE, die in 1882 door een H.B.S. is vervangen, staan nog twee eenvoudige hoekpaviljoenen en een hek. litteratuur. l.e. bosch. De Willemskazerne, voorheen de Wittevrouwenabdij te UtrechtGa naar margenoot+ (1829); trajectinus (= C.W. Wagenaar). Oud-Utr. schetsen (verzam. overdr. uit Utr. Ct. omstr. 1915). De genoemde bakstenen hoekpartijen vertonen aan de voorgevel een sokkel vanGa naar margenoot+ rustiekwerk en een dergelijke bergstenen zaagtand langs de hoeken, onder het dak | |
[pagina 74]
| |
Afb. 42. Balusters langs Oudegracht
Afb. 43. Kanonlopen (afhouders) voor Nieuwegracht 137
| |
[pagina 75]
| |
een kroonlijst met consoles, een en ander nog behorende bij of ontleend aan de in 1877 vernieuwde middenpartij der kazerne. De twee hekpijlers aan de Wittevrouwenstraat dragen elk een kleine schildhoudende leeuw (afb. 44) met het gemeentewapen (omstr. 1850, door j. rijnbout), afkomstig van de toen gesloopte barrière der Wittevrouwenpoort van 1649. In het Centraalmuseum (Catal. 1928, nr 308) bevindt zich een door Rijnbout vervaardigd model in gebakken aarde voor deze leeuwtjes, dat echter enigszins afwijkt van de uitgevoerde. 2. MILITAIR HOSPITAAL, z. bij het Duitse Huis.
3. St. Janskerkhof. De vm. HOOFDWACHTGa naar margenoot+ der Staten van Utrecht thans in gebruik bij de Afd. Anthropologie van het Anatomisch Instituut. Afb. 44. Wapenleeuw van vm. Wittevrouwenbarrière
litteratuur. v.d. monde Pleinen, straten, ii,Ga naar margenoot+ blz. 166; a. hallema. Bronnen voor de geschiedenis van het kapittel van St. Jan (uittreksel uit de notulen van het kapittel in Arch. aartsb. Utr. 1932, blz. 129 vv); g.g. calkoen hs. (Catal. Bibl. van het Gemeentearchief, suppl. nr 646), blz. 130; hs. - schoemaker (Kon. Bibl. HS. 78 D 23), blz. 425-426; e.j. haslinghuis. De Hoofdwacht (in Jb. Oud-Utr. 1954, blz. 57 vv); dez. De Kaats naast de St. Janskerk (t.z.pl., blz. 49 vv). | |
[pagina 76]
| |
Ga naar margenoot+ De vm. Hoofdwacht (afb. 45) is een rechthoekig gebouw, staande tegen de noordmuur der St. Janskerk, met de voorgevel in dezelfde rooilijn als het tegenwoordige kerkfront (1683); oostelijk sluit de vm. kapittelkamer erbij aan. De gepleisterde vooren de (noordelijke) zijgevel zijn gedekt door een eenvoudige houten lijst. Boven de door een korfboog overspannen ingang is, onder een geprofileerde lijst, een grote gebeeldhouwde en geverfde wapensteen aangebracht, waarin oorlogsattributen, een wapenschild met het blazoen der Stad(!) Utrecht en een cartouche met het opschrift ‘Concordia res parvae crescunt’ zijn uitgehouwen; op een kruitvat het jaartal 1660. De steen mist aan de zijkanten een profilering (afgehakt?). Het stedelijke wapen is waarschijnlijk xix (bij abuis?) in de plaats gekomen van dat der Staten, wier devies echter is blijven staan. Op de tekening van Rademaker onderscheidt men nog de vierendeling van het Prov. schild, dat bovendien vergezeld is van vier hoekschildjes. De gravure van 1744 naar J. de Beyer toont een kleinere steen met alleen het stadswapen. Naast de ingang rechts een venster met (later) houten kozijn en luiken, links een smalle deur, waarachter een trap naar de verdieping. Deze zijingang is blijkens de litho (omstr. 1860) van geissler ten koste van een vroeger venster ingebroken, toen er een trap achter gemaakt werd; ook de vensters der verdieping zijn niet oorspronkelijk. Achter in de noordelijke zijmuur geeft een oud kruiskozijn licht in een vertrek, dat thans als stovenhuis der kerk in gebruik is. De n.o.hoek, onmiddellijk naast dit venster, die een weinig vooruitspringt bij de aangrenzende kapittelkamer van St. Jan, is aanmerkelijk zwaarder dan het overige muurwerk van het wachthuis. Daar het gebouw geen eigen zuidmuur heeft, is inwendig (op de verdieping zichtbaar) de Romaanse ordonnantie van de kerkmuur: door rondbogen verbonden lisenen, in het gezicht gebleven. Voor de oostelijke afsluiting van de wacht is grotendeels gebruik gemaakt van de muur der genoemde kapittelkamer. Ga naar margenoot+ bouwgeschiedenis. Het jaartal 1660 op de gevelsteen biedt enige moeilijkheid. Blijkens de hiervoren vermelde data is in 1660 een wachthuis afgebroken. In 1661 is er echter sprake van het maken van een corps de garde ter plaatse van de woning van de kapittelbode. In 1683 moeten niettemin nog klokken en borden verwijderd worden uit de (St. Antonis-) kapel ‘daer nu de cortegaerde is’, en wel in verband met het maken van ‘de nieuwe gevel’. Nemen we hierbij in aanmerking, dat de gevelsteen aan de kanten enigszins afgehakt schijnt te zijn en dat de schilderij (xviic) van Roosmale ons het interieur (ontdaan van de in 1674 | |
[pagina 77]
| |
Afb. 45. Vm. Hoofdwacht naast St. Janskerk in 1952
Afb. 46. Vm. Hoofdwacht naar sepiatek. (omstr. 1700?) door A. Rademaker
Catal. top. atlas nr 722 | |
[pagina 78]
| |
verwoeste kap) der kapel nog vertoont, dan komen we tot het besluit, dat het tgw. gebouw grotendeels, en zeker de voorgevel, uit 1683 dagtekent en dat dus de steen van 1660 uit een vorig gebouw is overgebracht. Een hoekfragment van de 1683 afgebroken St. Antoniskapel heeft men naast, en gedeeltelijk over, de westmuur der kapittelkamer van St. Jan laten staan. |
|