Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 273] [p. 273] De vinkenbaan. - Nuit et jour à tout venant Je chantois, ne vous déplaise. - Vous chantiez? j'eu suis fort aise; Eh bien! dansez maintenant. La Fontaine. Is hier uw vinkenbaan? Vergun, dat 'k u niet prijze. Ik heb de vinken lief om hun zoo lieven zang: Gij vangt en doodt ze wreed, roofvogel op uw wijze, En smult van 't wildbraad naar uw lust, heel 't najaar lang. Zoo gaat het zangers in dees wereld, vol van proza! Wél braadt men dichters niet: het menschenbraân heeft uit: Maar... kon men wat men woû - ik zeg het u sub rosa - Met Plato dreef men nog poëten 't landjen uit. Waartoe toch - heet het - al dat neuriën en zingen? 't Is moeite en geld en tijd aan droomerij gespild. Wacht u, mijn zoon, voor 't spel dier dwaze mijmeringen! Zie gindsche baan! De eeuw is niet zacht voor zingend wild. Wat zal de jonge vink? Och, 't dier blijft dóórkwinkleeren, En huppelt, zingt en springt of daar geen striknet waar'. Natuur gebiedt het hem. - ‘De vinker zal hem leeren!’ - - In 's hemels naam! Hij zingt. Zet gij uw netten klaar! - Vorige Volgende