Winterbloemen
(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij
[pagina 271]
| |
De Doodenlaan te Heilo.Een vreemd kontrast. Ik dool door 't bosch
In Heilo's schoone dreven:
't Prijkt in zijn vollen zomerdos,
En alles ademt leven.
En toch, laat 'k zijlings de oogen gaan,
De laan daar aan mijn rechter, -
Het volk doopt haar de Doodenlaan:
Trof ooit een dreef het slechter?
Toch is 't niet zonder grond geschied,
Ja, zelfs door 't feit geboden:
Want langs de laan, die gij daar ziet,
Voert Heilo al zijn dooden.
En ziet ge dieper.... laat het gaan!...
'k Mocht eens Parijs bezoeken,
En 't gansch doorwandlen af en aan,
Ook in zijn donkre hoeken.
| |
[pagina 272]
| |
Zoo zag ik 't KerkhofGa naar voetnoot1): 't pad daarheen -
Een Doodenstad kon 't heeten:
All' lijkkrans - grafzuil - kerkhofsteen -
Een lange zwarte keten!
Daar heerschte ook buiten 't graf de Dood,
En wierp zijn schaâuw naar voren,
Als moest die gansche streek, hoe groot,
Alleen den Dood behooren.
Neen, beter dan mijn Doodenlaan
In Heilo's groene dreven:
Daar gaat het leven 't graf vooraan,
En na het graf volgt leven.
En zingt de nachtegaal in 't hout,
Hij komt de hope wekken:
‘Nu hier, maar groent Sint-Jan in 't woud,
Naar ginder! wij vertrekken!’
|
|