Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 268] [p. 268] Voor Amsterdam. O Halve maan! Wat werd er van uw horens, Waartusschen 't IJ als vloeiend zilver blonk, Terwijl uw boog van huizen, kerken, torens, Uit zee gezien, 't verrukkendst uitzicht schonk? Die glans heeft uit. Het stroomkristal der baren Werd ingezwolgen door het vraatziek land, En waar eens blankgekuifde golven waren, Stuit nu het oog op dof, grauw, morsig zand. Maar zie! dat zand doorploegen ijzren sporen, En langs die lijn, - met vuur'ge vleugels aan, Zien we in zijn vlucht den ‘Salamander’ gloren, Die Oost aan West huwt door zijn vlammenbaan. Wat zullen wij? Dien Salamander schelden, Wiens vuurwiek 't zeil verving der houten meeuw? De zee zou onze schand' den golven melden: De Halve maan gaat onder in onze eeuw! Vorige Volgende