Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 246] [p. 246] Dubbele glorie. In den Groothertogelijken grafkelder te Weimar. Ik stond in Weimar bij het prachtig eeregraf, Waarin ik Göthe's asch naast Schiller's stof vond rusten. Schoon Mausoleum, dat de Vorst den Zangers gaf, Wier lippen in de wieg de Zanggodinnen kusten. Zoo straalt van deze zerk een dubble glorie af Op 't Dichterpaar, wier licht geen dood- of graflucht bluschten, En op den Vorst, die, wars van enkel zinnenlusten, Schoon heerscher, 't hoofd boog voor des Dichters heerschersstaf. Carl August! Eer zij u! - Het moog zoo zijn, dat zelden De faam twee namen als uw Dichterpaar kan melden, Nog zeldzamer is de eer, waar gij u zelv' meê kroont. Maar nu ook, waar uw naam licht anders waar vergeten, Deelt gij dier Zangren eer, waar ge, aan hun zij' gezeten, In Naroems gloriehal als Vorst bij Vorsten troont! Vorige Volgende