Winterbloemen
(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij
[pagina 239]
| |
Het Wilhelmus in 1813.Ga naar voetnoot1)De morgen der vrijheid brak aan voor mijn volk;
Maar wie in 't gevaar hief haar leuze als haar tolk?
‘Men wist toch: het leven misschien hangt er aan:
Met u, zoo Napoleon wint, is 't gedaan!’
De schare zat biddend in 't Godshuis ter neér;
De prediker hief wel haar hart tot den Heer,
Maar durfde hij uiten de hoop van dat hart?
Wat dan, als die uiting zijn doodvonnis werd?
De schaar, steeds bedrukt, staat weêr huiswaarts te gaan.
Maar - God! wat is dit? hoor! het orgel vangt aan,
En speelt - wat? Wilhelmus! Wilhelmus! den zang
Der vrijheid voor Holland jaarhonderden lang.
Wie waagde 't? Een jongling nog slechts is de held,
Die dus op zijn speeltuig het vrijheidslied stelt.
De tranen ontvloeien elks oog bij dien galm,
En 't trommellied wordt tot een heiligen psalm.
Eer, eer aan den held, die dus 't doodsgevaar tart,
Wiens harpe in zijn handen een heldenzwaard werd.
Pas stierf hij. Men droeg hem naar 't graf met geween:
Ik vlecht door zijn kunstkrans een lauwertak heen.
|
|