Winterbloemen
(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij
[pagina 230]
| |
Dichterloon.Een stem sprak: d'Ooievaar, die trekt naar 't warmer oord,
Zien wij soms vink of meerle op zijne vleuglen dragen,
Wier wick te zwak is om alleen de reis te wagen.
Zoo torst hij, goedig dier, ‘het zingend veêrtje’Ga naar voetnoot1) voort.
Juist - sprak een ander - dat is recht, zooals 't behoort:
Wij proza-menschen toch, wie dicht en zang behagen, -
't Is billijk, dat we, als loon voor 't lied dat ons bekoort,
Met onze sterker schacht den zwakker zanger schragen.
Ik sprak daartoe: 't Is êel gedacht en mooi gezegd:
Zoo krijgen beide, proze en poëzie, hun recht:
De een zorgt voor d'overtocht, en de ander geeft zijn zangen.
Maar merkt ge ook, vriendschap, wat de werklijkheid wel toont?
Weet ge ook een proza-mensch, die dus den Dichter loont?
Gij..... biedt ge uw rug misschien, om mede uw vracht te ontvangen?
|
|