Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 231] [p. 231] De indiaan. Een zend'ling verkondigt den Roodhuiden 't Kruis: ‘Voor u ook ontsloot het den weg naar Gods huis.’ Een zoon van het woud, in het binnenst geschokt, Stort tranen, door 't liefdewoord de oogen ontlokt: ‘Wat zal ik hem geven, dien dierbaarsten Heer? Ik geef hem mijn jachtbuit, mijn hond, mijn geweer.’ Hij heeft die niet noodig. - ‘De blanke nam mij Mijn akker en moeshof: die anders kreeg hij.’ Hij heeft die niet noodig. De Heer zelf is rijk, En maakt wie hem volgt hem in rijkdom gelijk. ‘Wat zal ik dan geven? O, doe mij 't verstaan!... Wil Jezus Mij hebben, Mij, arme' Indiaan?’ Ja, ú wil hij hebben! Die gift wordt aanvaard: Eene enkele ziel is hem werelden waard. De wilde begreep het, en hoorde naar 't woord: De blanke man weet het, maar - of hij 't ook hoort? Vorige Volgende