Winterbloemen
(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij
[pagina 205]
| |
Bij De Ruiters graf.'k Stond bij de Ruiters graf in 't koor van 't heiligdom,Ga naar voetnoot1)
In 't diep des kelders, waar zijn heldenstof in daalde,
Terwijl daarbuiten in zijn vollen luister praalde
De schitterende eertropee, die fier naar 't kerkdak klom.
'k Bracht hulde aan 't roemrijk Hoofd van Neêrlands heldendrom,
Den man, wiens oorlogsroem de grootsten overstraalde,
Maar wien 't daarbij ook aan dat Hooger licht niet faalde,
Dat als een straalkrans om zijn kroon van lauwren glom.
'k Trad naderbij, om door het glazen oog te staren,
Dat mij den Dooden in zijn kist kon doen ontwaren:
Wat zag ik? - Luttel stofs, dat nauw den bodem dekt.
En toen de twijfel rees, dien deze aanschouwing wekt:
Wat zie 'k: de Ruiter's stof of - molmend hout?.... o Glorie!
Ga nu, o mensch, en bral in steen op uw victorie!
|
|