Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] Rouwklacht. Gij waart ééns mij ten berg, in wiens schaduw ik zat, Maar die schuilplaats is nu mij ontnomen. Waar ik ging, toen gij leefde, ik was veilig op 't pad, Want tot u als mijn schuts kon ik komen. 'k Zie de heî nu gansch bruin, die zoo rood was voorheen; 'k Zag het groen van de beuken verschieten; Vroeger twee onder 't gaan, ga ik heden alleen; Wee den herfst met zijn bittre verdrieten! Vroeger bloosden de rozen, maar 't blosje verdween. O wat geurde dat kruid, toen hij scheidde! Vroeger plukten er twee, maar nu plukt er maar één, En mijn kruid lijkt wel onkruid der heide. (Muller.) Vorige Volgende