Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] De armenkas. God Boeddha had een armenkas, Te vullen door zijn vrinden, Een ieder naar hij machtig was: En ieder liet zich vinden. Zoo kwam een schatrijk man, en gaf Tienduizend schepels koren. Men wierp heel de oogst in de oopning af - De kas gaapte als te voren. Toen bracht een arme man zijn tol, Hij bood - een handvol bloemen, En zie! de kas was boordevol. En - wie zal 't wonder noemen? Vorige Volgende