Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] De moeder bij de wieg. Penchée elle écoutait l'enfant vermeil. Victor Hugo. 't Is morgen, en het kind slaapt zacht en zoet, een roosjen Aan 't hart der moederroos, gekleurd door sluimrings bloosjen. Stil, - spreekt zij met een lach van onrust op 't gezicht - 'k Geloof vast, dat hij fluks een droom had, 't lieve wicht! Hij glimlachte in den slaap. O 'k zal 't mij nooit ontgeven: Er moet een engeltjen mijn lieveling omzweven, Die tot zijn hart spreekt, en, naar dat hij lacht of schreit, Nu hem tot vreugde wekt en dan tot treurigheid, Terwijl wij voor zijn traan noch lach een oorzaak vonden Die engel.... wie hij is? 't geheim is dicht omwonden: Maar 'k twijfel niet, of hij, hij zal, naar allen schijn, De stemme Gods in 't hart, hij zal 't Geweten zijn, Dat nu reeds 't kind leert, hoe hij eenmaal vroom zal leven, En van zijn gansch bestaan zijn Maker de eer zal geven. Zie! 't jonge zieltjen lacht bij 't goede, schreit bij 't kwaad... Maar komen wij er bij of tusschen - de engel gaat, En 't lieve kindje weent.... O 'k zie uw spottende oogen, Mijn vriend, gij twijfelt? maar dit laat mij onbewogen. [pagina 119] [p. 119] Een kind, zoo spreekt de wijze, is niet een mensch als gij. Maar wij, de moeders, in de toekomst glurend, wij, Die in haar diepten zien, vol nacht, vol licht of leven, Wij, die steeds voor 't gemis van onzen lievling beven, Wij zien 't onzichtbaar snoer, wij d' idealen band, Gevlochten tusschen wieg en hemel door Gods hand!.... De vader hoort en, man, die prijs stelt op iets vroeders, Spreekt enkel tot bescheid: ‘Die moeders! o die moeders!’ Hij ziet haar teeder aan, omhelst ze en zegt: ‘Spreek vrij Zooveel en wat ge wilt, maar de engel hier - zijt gij!’ (Louise Sieffert.) Vorige Volgende