Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] Bede. Ik ben de rank, o kom, wees gij voor mij Mijn olm, waarom 'k mijn groenen wingerd weve. 'k Ben 't klimop, wees mijn stam, o ceder gij, Dat 'k niet aan 't slijk des vochten bodems kleve. 'k Ben 't vogelke: wees gij mijn wiek, dat 'k door Uw schacht gesterkt, ten blauwen hemel zweve. Ik ben het ros, kom gij, en wees mijn spoor, Dat 'k vlug naar 't doel, ter open renbaan streve. 'k Ben 't rozenbed, wees gij mijn lenteroos, Dat ik niet slechts aan onkruid voedsel geve. 'k Ben 't Oost, wees gij mijn ochtendzon-gebloos, Of licht uw glans mijn schemerschijn verdreve. Ik ben de nacht, wees gij mijn sterrenpracht, Dat 'k voor mij zelv' niet in het donker beve! (Rückert.) Vorige Volgende