Winterbloemen
(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
Afgelost.Ga naar voetnoot1)Wat droef bericht! - Zie, met zijn spâ
Hoe graaft die werkman voor en na!
Reeds veertig, vijftig jaar en meer,
Ging steeds die spade al op en neêr,
En rijst en daalt nog voort met lust,
En niemand die haar toeroept: ‘Rust!’
Maar, niemand? - Neen, daar klinkt een stem,
Eer hij 't vermoedt: zij noodigt hem.
De werkman graaft en graaft en graaft;
De hoogte slinkt, hoe meer hij slaaft.
Zoo komen holten in 't gevaart'
Der door hem weggedolven aard.
Op eens.... 't gevaarte waggelt.... ‘Wijk!’
Het is te laat: hij werd een lijk.
Heel de aardklomp gleed naar onder af:
De werkman dolf zijn eigen graf.
Wat droeve dood! - Ja, droef, gewis!
Ook deelt wie 't hoort die droefenis.
En toch, is 't zeldzaam wat we er zien?
Komt zich niet staâg dat schouwspel biên?
| |
[pagina 90]
| |
Delft niet des levens moeite en strijd
Voor elken stervling 't graf altijd,
Zoodat zich de oude vloek vervult:
Geen mensch sterft, dan door eigen schuld?
Gelukkig nog, als 't uiterst uur,
Dat eind maakt aan des werktijds duur,
Ons, als den werkman, bezig vindt
In 't werk, dat Plicht op 't harte ons bindt,
En, met de spade als in de hand,
Ons nederlegt in 't grafkuilzand:
Dan roemt men wie wordt afgelost:
‘Hij is gestorven op zijn post!
|
|