Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] Beurtzang. Een vogelkijn zat in een boschjen in 't groen, In den schoonen nacht van Mei. Een maagdelijn rustte er in 't eigen plantsoen, In den schoonen nacht van Mei. En het maagdelijn zong er het vogelken toe, En het vogelkijn zong voor de maagd, blij te moê, En de wondere toon Van dien beurtzang klonk schoon Door het dal, dat de Maan overscheen van haar troon. En wat liedeken nu mocht wel 't vogelkijn slaan, In den schoonen nacht van Mei? En wat zang op haar beurt hief het maagdelijn aan, In den schoonen nacht van Mei? Van de weelde der liefde zong 't vogelkijn, Van de weelde der liefde 't maagdelijn, En zoo gadeloos schoon In mijn hart klonk die toon, 'k Hoor hem weêr, als de Mei-maan weêr blinkt op haar troon. (Reineck.) Vorige Volgende