Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Elk wat wils. De leeuw, de koning aller dieren, Gaf eens een prachtig maal, En noodigde om den disch te sieren Elk dier tot zijn onthaal. (Het zwijn was meê bij de andre gasten, Al zat het achteraan) De gastheer riep om toe te tasten, Toen 't maal was opgedaan. Er was verscheidenheid van spijzen, Naar ieders tong en maag; Zijn meug had elk maar aantewijzen. En kreeg dien op zijn vraag. Men hoorde ook elk den gastheer loven, Die zooveel heerlijks gaf: Slechts 't zwijn stak bout zijn snuit naar boven, En vroeg: ‘is daar geen draf?’ Zoekt, Dichters, vrij 't Publiek te onthalen Op keur van lekkernij; Toch vindt ge er altijd, die herhalen: ‘Nu nog wat draf voor mij!’ (Ontleend.) Vorige Volgende