Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] De komst der lente. Een vogel komt gevlogen Den hof in, blij van zin, Hoe? heeft hij zich bedrogen?... Hij zingt: Laat lente er in! Dat heeft een raaf vernomen, In 't rouwkleed, zwart en naar: Hij krast: Gij moogt niet komen: Uw tijd is nog niet daar. Dit hooren al de knoppen, Die juist aan 't zwellen zijn, En oopnen fluks hun toppen In lentes zonneschijn. 't Viooltje komt naar buiten; De Meidoorn geurt en bloeit; De vogeltjes gaan fluiten, En 't beekje, al hupplend, vloeit. Wat kan de raaf daartegen? Dies hij ter rustplaats trekt, Zoodat een bloemenregen Hem gansch met geur bedekt. (Stöber.) Vorige Volgende