Winterbloemen(1879)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Het angelus. De avond daalt op 't landschap neêr; 't Windje legt zich meê te slapen; Kooiwaarts spoeden zich de schapen; De akkerman keert huiswaarts weêr. 't Licht geeft de aard zijn avondkus. Stilte alom. Wie durft haar storen? - Hoor! daar klepelt van den toren 't Vesperklokje 't Angelus. Op die heilge melodie, Die uit 's hemels gouden zalen Als een harptoon schijnt te dalen, Buigt zich biddend knie na knie. Welkom, stem des Engels, gij! Tolk en taalman uit den hemel Van der stemmen klankgewemel Boven, binnen, rondom mij. [pagina 21] [p. 21] Stemmen, die me in 't scheppingskoor, In Gods leidingen en wegen, In zijn Evangeliezegen Tegenklinken, 't leven door. Hemelstemmen overal! Geef me, o Heer, slechts, dat mijn ooren Steeds er 't Angelus in hooren, Waarbij 'k u te voeten vall'! Vorige Volgende