Winde-kelken(1859)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] De rust eens leeraars. (Aan twee jonge vriendinnen, in dank voor een schoon bewerkten ruststoel.) De Leeraar, die na 't daaglijksch zwoegen In 't heilig werk, hem toebetrouwd, Vermoeid van 't draven, sloven, ploegen, Een korte wijle rustuur houdt; Wèl hem, als hij bij 't zoet verpoozen Een zachte rustkoets vindt bereid, Door Liefdes hand met schoone rozen Van meer dan zwanendons bespreid! En toch, die Leeraar, moê van 't strijden In 't renperk van den langen dag, Hem kan een zoeter rust verblijden, Dan 't zachtste rustbed schenken mag: De rust der hemelsche gedachte: ‘Mijn werk is niet vergeefsch geweest: Om 't schaap, dat ik gevonden achte, Viert heden weêr de hemel feest!’ [pagina 160] [p. 160] Zoo zegent hij de maagdenvingeren, Die door een kunst, zoo rijk als schoon, Uit draden wisten zaam te slingeren Een prachtwerk als een Vorstentroon. Maar zoo die maagden hem bejegenen Met 't woord: ‘uw Heer werd onze lust!’ Hoe anders nog zal hij ze zegenen! Dan wordt zijn rustpoos hemelrust! Vorige Volgende