den storm, die buiten woedt, niet te bespeuren, en heeft alleen oogen voor de onrust, die binnen heerscht. Merk op, met hoeveel zielskracht zij haar oudste kinderen zoekt te bemoedigen, haar jongste te sussen. Het gelukt haar eindelijk. Maar waar gaat zij heen? Wat doet zij in gindschen hoek? Zie, zij bidt! Daar komt zij weder. Welk een stille berusting op haar gelaat. Zij slaat een schichtigen blik naar buiten, maar heft hem terstond weder naar boven, en begint zingende haar jongste lieveling in slaap te wiegen. Welk een treffend gezicht! Is het niet als een standbeeld van de Rust in het hol van den Storm?
Den volgenden morgen. Het ergste is gebeurd. De boot is aan strand gekomen, - maar ledig. Alleen haar oudste zoon heeft zich met zwemmen gered. Willen wij de vischvrouw een rouwbezoek gaan brengen? - Zij is niet te huis. Daar is niemand dan haar kinderen, die om brood schreien. Zij zal op het strand zijn. Ja, daar is zij, bij den afslag. Daar koopt zij haar mand vol visch, die haar man had moeten thuis brengen. Met dien mand op den rug draaft zij naar de stad. Zie eens, hoe bleek zij ziet en hoe rood haar oogen zijn. Maar haar opgericht hoofd draagt de ben, en haar naakte voeten loopen in denzelfden draf als altoos. Moederliefde overwint den storm in haar binnenste, evenals gister de storm buiten. Zoo draaft zij, halfdood van vermoeidheid en uitputting, de stad op en neder. Huis aan huis biedt zij haar visch te koop. Niet noodig! is het refrein, hier en daar afgewisseld met een snauw: hoeveel geld? Het is te veel. Dan wordt er gedongen en beknibbeld, en somtijds zelfs de arme met hardheid weggezonden, opdat Mijnheer en Mevrouw hun eerste gerecht toch zoo goedkoop mogelijk op tafel zullen hebben, terwijl haar zes kinderen van honger versmachten. En toch is zij te fier om te klagen of te bedelen. Die schande zal zij haren man in het graf nooit aandoen. Zij zal liever werken, totdat zij er bij neêrvalt, eer zij de hand tot een aalmoes uitstrekt.
Eindelijk is haar vracht verkocht, en keert zij naar het dorp terug. Nu verzorgt en voedt zij de ongelukkige wee-