Sneeuwklokjes(1878)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 269] [p. 269] Op den akker. Hoe vroolijk wiegt het gouden graan Op 't golven van den wind, Wiens adem 't op en neêr doet gaan, Als moeders armen 't kind. En in dien gulden stroom, als bloed Op geel satijn gespat, Hoe vurig gloort met purpren gloed Het rood papaverblad. Zoo huwen op éénzelfden grond De gifplant en het brood: Één wind draagt beider zaden rond, Het leven naast den dood. De halm, met sneeuwwit meel belaân, Voedt zeegnend al wat leeft, Waar 't donker sap der slaapbolblaân Een drank der helle geeft. Wat kiest ge, o mensch? - Zoo roept Natuur, Waar ze U dees spiegel biedt: Des levens gift? des afgronds vuur? Ge ontwijkt de keuze niet! [pagina 270] [p. 270] O dat het u de landman zegg', Die ginds zijn oogst vergaârt: De purpren bloemen werpt hij weg, 't Graan wordt tot spijs bewaard. Wel hem, die kruid en onkruid schift, Waar hij ze saam ontmoet, En, wakend tegen schijnschoon gift, Alleen met brood zich voedt! Vorige Volgende