Sneeuwklokjes(1878)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 226] [p. 226] Nabij. Wat noodsein toont gindsch schip? Komt, fluks er heengesneld, Opdat het zijnen nood den reddingboots-liên meld', Die zich ter hulp er heen begaven! ‘Wat deert u? -’ luidt hun vraag. En uit de droge borst Klinkt hol en heesch het woord: ‘Wij sterven schier van dorst: Geef water, water, dat we ons laven!’ ‘Geef water!’ - Blinde, die ge zijt! Gij waant nog steeds In volle zee te zijn. Dat werd de bron uws leeds; Dat noopte ons u ter hulp te reppen..... En de Amazonen-stroom is 't, waar uw kiel in roeit! Door 't heerlijkst water wordt ge aan allen kant omvloeid: Beproeft! Gij hebt het slechts voor 't scheppen! O spiegel, menigmaal, van wat ook ons geschiedt! - ‘God - murmureeren wij, - schonk 't aardsch geluk ons niet; Slechts leed, slechts smart, door niets te stillen! -’ En naast ons springt een bron van vrede en vreugd, wier nat De mildste lafenis voor elken dorst bevat, - Zoo wij alleen maar scheppen willen! Vorige Volgende