Sneeuwklokjes(1878)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 203] [p. 203] Traan en lach. (Bij het huwelijk van een dochter na den dood van een zoon.) Den storm te zien die, losgebroken, Den bloemhof plondert, woest en wreed, - De roos te zien, in bloei ontloken, Maar die de orkaan verwelken deed, Juist toen ze 's kweekers hoogmoed werd, - Valt bitter hard. Maar 't roosjen aan den groenen stengel, Dat zacht zijn bladertjes ontvouwt, Te zien, waar 't door zijn kleurgemengel Een jongen wandlaar staande houdt, Die 't plukt om hem tot vreugd te zijn, - Dat doet geen pijn. Wél moet de hof nu 't bloempje derven, Waarin 't tot dusver heeft gebloeid: Maar des te meer wordt door haar verven De vriend, wiens borst ze siert, geboeid, En als ze er 's kweekers oog verheugt, - Ook dát schenkt vreugd. Droogt, oudren, dan den dauw der oogen, Bij 't afscheid drupplende op uw Roos. Zij wordt u niet voor goed onttogen: Daar ginds, nabij u, bloeit ze altoos, En hier?... De geur, dien ze achterliet, Wijkt immers niet? Vorige Volgende