Sneeuwklokjes(1878)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 182] [p. 182] De hond van den Louvre. Sta, wandlaar! hier het hoofd ontbloot! Hier sluimren onder de aard zooveel gevallen braven: Een bloem voor Louvre's held, die meê hier ligt begraven, En voor zijn vriend een stukske brood! Weêr klonk 't musketgedonder; Mijn held mengt zich er onder; Zijn hond trekt meê. 't Lood slaat hun beide een wonde; 't Dier staat bij 's meesters sponde In 't stervenswee. Hij wil hem doen ontwaken: Dies streelt 's mans witte kaken Zijn bruine kop. Een traan, dien de oogen plengen, Waarmeê zich bloed gaat mengen, Vloeit stil er op. Daar naakt de doodenwagen; 't Lijk wordt er op gedragen; Men vormt den stoet. Men toont 's honds trouwe te eeren; Wie zou zijn vóórgaan weren, Als eigen bloed? [pagina 183] [p. 183] Zoo nadert men de groeve: Ach, zie! hoe hinkt de droeve Naar d' open kuil! Geen schot van krijgsviktorie!.... Te velen wierp de glorie In d' eigen muil. Sinds blijft de hond steeds waken Bij 't graf; niets doet hem staken De wacht, die nooit verdriet. Gij streelt hem; onbewogen Verwijten u zijn oogen: Hij is het niet! Als de ochtendzon de droppen Doet blinken aan de knoppen, Zie! 't licht keert weêr; Zal ook de meester keeren?.... Ach, wanneer zal hij 't leeren? Die keert nooit meer. 't Wordt laat; de dagbeurt wisselt; Door 't windje om 't grafkruis ritselt De lijkkrans zacht: Nu sterft zijn hoop: zijn klagen Schijnt 's meesters groet te vragen, Diens goeden nacht! De sneeuw heeft met haar vlokken Als dekkleed overtrokken Der graven spond'; Daarbij, als schuts voor 't weder, Strekt zich als wachter neder De trouwe hond. [pagina 184] [p. 184] Hij poogt met stadig treuren Den lijksteen op te beuren,..... Ach, 't wil niet gaan! Straks slapende, in zijn droomen Ziet hij zijn meester komen, En blaft hem aan. Of soms zijn 't oorlogs-beelden, Die hem zijn droomen teelden: Ha! 't vuur wordt heet! De lijken worden heuvelen!.... Hij ziet zijn heer weêr sneuvelen, En slaakt een kreet. Zoo blijft hij immer wachten, Bij dagen en bij nachten, Vol rouw, vol strijd. Hoe heet hij? Wie zal 't zeggen? Hij, die 't ons uit kon leggen, Zwijgt voor altijd. Sta, wandlaar! hier het hoofd ontbloot! Hier sluimren onder de aard zooveel gevallen braven: Een bloem voor Louvre's held, die meê hier ligt begraven, En voor zijn vriend een stukske brood! (C. de la Vigne) Vorige Volgende