Sneeuwklokjes(1878)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Andersen's droom. Op Rolinghed verrijst een sponde: Daar naakt eens kranken jongste stonde; Daar strekt de dood haar koude hand Naar Andersen op 't ledekant. De kranke droomt. O! in die droomen, Wie zegt, wat beelden tot hem komen? Och of, verkwikt door sluimrings dauw, De kranke zelf 't ons zeggen woû! Maar hoor! hij spreekt: ‘Ik droomde: 't leven, Nu zwak, had mij voor goed begeven: 'k Was dood; maar zie! uit al mijn leên Ontsproten bloemen om mij heen!’ O zoete droom! profetisch tevens! Belofte eens onvergangbren levens, Vervuld in volle werklijkheid In 't lot, den Dichter toegeleid! Hij stierf, maar de immergroene zode, Die de asch dekt van den grooten Doode, Geurt van 't gebloemte, dat haar tooit: Des dichters ‘Sproken’ sterven nooit! Vorige Volgende