Sneeuwklokjes(1878)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] De orgelspeler. Nog eens, op 't eigen uur als daaglijks, keer op keer, In hoop van luttel winst, door luttel kunst verkregen, Last lijdend, meer dan lust van 't volkje op 's Heeren wegen, Zie ik daar voor mijn deur mijn orgelspeler weêr. Wat speelt hij? De oude lijst van deunen. Immermeer Klinkt mij op d' eigen trant steeds 't eigen wijsje tegen. Slechts, werpt voor hem een hand ter vlucht een aalmoes neêr, Wordt, waar hij ze opvangt, door zijn snaar een poos gezwegen. 'k Beklaag den armen bloed. Wat lot! Van 's morgens vroeg Tot 's avonds laat, altijd, altijd, en nooit genoeg, Één kruk te draaien en één zangdeun te doen klinken! Maar 't droevig beeld doet straks me in mijmering verzinken, En 'k vraag, of wij misschien, bij 't morrend ommespoên Van 't levensrad, wel in den grond iets anders doen? (Collin.) Vorige Volgende