Sneeuwklokjes(1878)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Lijdenstroost. Wie zal mij troosten? - ‘Ik!’ hoorde ik de Dichtkunst spreken: ‘Mijn zangen bieden troost aan 't hart, dat mij behoort.’ - Ik tokkelde de snaar, die traan op traan doorweeken, En 'k vond dat alles treurde, en treurde zelve voort. Wie zal mij troosten? - ‘Ik!’ liet zich nu de Opschik hooren: ‘Ziehier fluweel, en zijde en goud en paarlengloor....’ - Kon mij 't onschuldig spel - ik nam de proef - bekoren? Ach, 'k tooide slechts mijn rouw, en treurde in 't feestkleed dóór. Wie zal mij troosten? - ‘Ik!’ zoo kwam de Reislust roemen: ‘Ginds bloesemt in het Zuid voor u het schoonst verschiet.’ Maar, van den geur nog vol van de eerstgegaârde bloemen, 't Nieuw bloemprieel verborg mijn tranen, anders niet. Wie zal mij troosten? - Niets, en niemand hier beneden. Uw stem, noch andrer stem. Maar daal in 't eigen hart: Daar schenkt u God de kracht, die schraagt, op uw gebeden. Doch faalt die, wacht op aard nooit heeling voor uw smart! (Desbordes-Valmore.) Vorige Volgende