Sneeuwklokjes(1878)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Sneeuwklokjes. 't Is winter, bar en kil, zelfs onder 't zonnegloren. De aarde, als een doode, in wien het bloed tot ijs bevroos, Ligt overtogen met een blanke wâ des doods, En 't is als hield zij op aan 't leven te behooren. Maar - schijn bedriegt. Natuur wordt nooit gansch levenloos. Zie slechts! ginds door de sneeuw ziet ge een groen spruitje boren; Straks steekt een sneeuwwit klokje er 't hoofdjen uit naar voren... ‘'t Sneeuwklokje!’ roept ge, en groet het welkom, als altoos! Zóó in Natuur. Zóó in de Kunst. Ging zij ten grave, In dezen wintertijd, de gaaf der poëzij? Neen, in het dichterhart sterft nooit de melodij, Noch in 't zanglievend hart 't verlangen naar haar gave. Zijn daar nog harten, die voor 't zoet der dichtkunst slaan? - Mijn hand biedt ze uit mijn hart dees tuil Sneeuwklokjes aan. Vorige Volgende