Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Sneeuwklokjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,81 MB)

ebook (3,02 MB)

XML (0,33 MB)

tekstbestand






Genre
poëzie

Subgenre
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Sneeuwklokjes

(1878)–J.P. Hasebroek

Vorige Volgende
[p. V]

Voorbericht.

Bij de aanbieding van dezen nieuwen bundel heb ik aan belangstellende lezers weinig te zeggen.

De keuze van den titel wordt genoegzaam verklaard in het klinkdicht, dat de verzameling opent.

De inhoud staat, althans ten grootsten deele, in verband met den tijd en wijze van vervaardiging. Toen ik, nu vier jaren geleden, mijn jongste bloemlezing van proza en poëzij onder den titel van Dicht en Ondicht uitgaf, merkte ik in de voorrede op, dat tusschen de geboorte van sommige der daarin vervatte opstellen een vrij groote ruimte van tijd lag, en uit dien hoofde ook op dien bundel het bekende en meermalen aangehaalde woord van Göthe toepasselijk was:

 
Was eine lauge weite Strecke
 
Im Leben von einander stand,
 
Das kommt nun unter Einer Decke
 
Dem guten Leser in die Hand.

Van deze gedichten nu kan ik hetzelfde niet zeggen: integendeel. Voor verreweg het grooter deel toch is de daarin opgenomen poëzij het voortbrengsel van een enkel seizoen. Zij is met name de vrucht van een hoogst welkom bezoek

[p. VI]

der Muze, mij in den jongsten winter gedurende een gedwongen winterrust gebracht. Vandaar dan ook, dat de liederen, die hier klinken, meer aan het getjilp van een onder het huisdak broedenden musch, dan aan het gezang van een in de hoogte over bosch en beemd luchtig daarheen zwevenden leeuwerik of zwaluw - men ziet, dat ik van zwanen, of arenden, en andere zulke koninklijke vogels meer, bescheidenlijk en voorzichtiglijk zwijge - denken doen. Ik meen echter, dat ik daarvoor geen verschooning heb te vragen. Men heeft te recht gezegd:

 
Tout homme sachant voir peut dans son horizon
 
Faire un voyage immense autour de sa maison.

Mocht men nu maar oordeelen, dat ik, op het reistochtje mijner fantasie, wel niet onmetelijk hoog opgestegen, maar toch ook niet al te dicht bij honk of al te laag bij den grond gebleven ben. Maar ik gevoel het: wenschen kunnen hier niet baten: de Muze moet van en voor zich zelve spreken. Ik beveel haar en mij aan de welwillendheid mijner lezers, en eindig deze korte mededeeling in de hoop, dat hun onthaal voor mijn schuchter uitkomende sneeuwklokjes geen barre, snijdende en doodende Maartsche vorst, maar eerder een vriendelijk koesterend Aprilzonnetje zijn moge!

 

Amsterdam,

9 Juli 1878.

H.


Vorige Volgende