Nieuwe winde-kelken(1864)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 205] [p. 205] Rozen in 't ijs. (Bij eene dergelijke gelegenheid in wintermaand). Als ik mij toegeef aan lieflijke droomen, Zie ik uw wondren, o Zwitserland! weêr. 'k Zie van uw rotsen den waterval stroomen; 'k Zie zich uw gletsers weêrspieglen in 't meir; 'k Zie - en dat wint ligt van alles den prijs - Rozen der Alpen, gegroeid tusschen 't ijs! Maar wijk, verbeelding! wijkt, droomen en beelden, Waar hier een Bruidsfeest ons 't hoogtijdsmaal spreidt! Hier boeijen andre genoegens en weelden, Die ons het land onzer woning bereidt! Zeker!... en toch, zoo geen schijn mij bedroog, Rozen in 't ijs staan ook hier voor mijn oog! Bar is December, die guurste der maanden, Grijskop met sneeuw en met ijs in den baard! Toch, zoo we gansch zonder bloemen haar waanden, Zie om u henen... wat bloeijende gaard! [pagina 206] [p. 206] En bij die bloemen een Bruidspaar. - Zijn 't niet Rozen in 't ijs, die deez' aanblik u biedt? Straks trekt dat Bruidspaar van 't bruiloftsmaal henen Om te betrekken hun eigene tent; 'k Zie die door 't licht der gelukszon beschenen, Maar ook hoe soms zich dat zonnetje wendt; Dan wordt het kouder... Geen nood, waar uw hand, Liefde! er uw rozen in wintersneeuw plant! 'k Zie hoe dat Paartje de jaren ziet ijlen, Of ieder jaar slechts een zomerdag waar', En, waar zij vlieden als vlugtige pijlen, Naakt haast de grijsheid met zorg en bezwaar.... Welkom, - zoo klinkt het, - de Min wordt niet grijs; Zij bloeit ook 's winters, als rozen in 't ijs. Eindlijk een laatste gezigt - 't allerlaatste! 'k Zie hoe de sikkel ook 't Bruiloftspaar maait. 'k Zie hoe Gods hand naar zijn hof ze verplaatste, Waar weêr herbloeit wat op aard werd gezaaid... Wat tiert daar 't schoonst in geheel 't Paradijs? Liefde uit Gods liefde! Uwe rozen in 't ijs. Vorige Volgende